Stel je voor: een voetbalcompetitie zonder ranglijst
De voetbalbonden van al onze omringende landen zijn het erover eens: het afschaffen van ranglijsten in het jongste jeugdvoetbal kweekt eerder meer dan minder winnaars.
Een kleine twee weken geleden leerde Jürgen Klopp de wereld een wijze les: als je niks weet van een onderwerp, hou dan je bek erover, hoe beroemd je ook bent.
Een verslaggever had hem na de verloren bekerwedstrijd tegen Chelsea gevraagd naar het coronavirus, en Klopp liet hem behoorlijk veel spijt krijgen* van die vraag. ‘Wat ik niet mooi vind’, zei Klopp, ‘is dat bij een serieus onderwerp de mening van een voetbaltrainer belangrijk is. Ik snap dat echt niet.’
‘Het is niet belangrijk wat beroemde mensen vinden. (...) Mensen met verstand van zaken moeten erover praten, en moeten zeggen: doe dit wel, doe dat ding niet. Niet voetbaltrainers. Waarom ik? Ik heb een honkbalpet en een slordig baardje.’
De wereld reageerde dolenthousiast op Klopps stelling. Maar het bleek makkelijker om het eens te zijn met de stelling dan de stelling in de praktijk toe te passen. Case study: de recente discussie over het jeugdvoetbal in Nederland.
Als een eersteklas voetbalnobody winnen wil afschaffen
Die discussie werd ontketend door een directielid van de KNVB, Jan Dirk van der Zee, die had aangekondigd dat de voetbalbond het jeugdvoetbal anders ging inrichten.
Een aspect van het plan sprong eruit: dat de bond zou stoppen met het bijhouden van ranglijsten bij de jeugd tot en met 11 jaar (de Onder 12). Dat paste beter bij kinderen, dacht* Van der Zee. Want: ‘Natuurlijk willen kinderen winnen, maar de strijd om het kampioenschap leeft toch vooral onder vaders en moeders.’
Vrijwel meteen ontstond hierover ophef. Dirk Kuijt – column De Telegraaf – ‘wilde van de KNVB weten waarom we [winnen] weg zouden moeten laten’. Dick Advocaat – persconferentie* – was het ‘helemaal eens’ met Dirk Kuijt. ‘Dat is het probleem hier in Nederland. Het gaat juist wel om winnen en verliezen.’ Journalist Martijn Krabbendam in VI:* ‘Van der Zee zal ongetwijfeld schermen met pedagogisch verantwoorde rapporten, maar de praktijk leert dat kinderen één ding willen: winnen.’
Valentijn Driessen, chef voetbal bij De Telegraaf, schreef diverse artikelen* over de zaak. Samenvattend: Van der Zee, ‘een eersteklas voetbalnobody’ en ‘een voetbalvreemde’, wil ‘winnen afschaffen zodat niemand kan verliezen’. In zijn podcast Kick Off* wilde Driessen weten wat zijn gast, ex-Ajax-trainer Henk ten Cate, ervan vond dat de KNVB winnen wilde afschaffen. Ten Cate stelde niet teleur. ‘De meneer die dit verzonnen heeft’, zei hij, ‘moeten ze opsluiten.’
Waarop Ten Cate opsomde in welke spellen hij allemaal wilde winnen – Mens-erger-je-niet, klaverjassen, hij was een winnaar. Sterker: we waren allemaal winnaars in Nederland. ‘Wij zijn een klein land’, vervolgde Ten Cate. ‘En wij zijn groot in voetbal. En waarom zijn wij groot in voetbal? Omdat wij graag willen winnen. En daarom winnen we ook zo vaak.’
En jawel: ook op Twitter waren overal winnaars te bekennen. Nu klopt het dat winnen lekker is. En het klopt ook dat winnen en verliezen afschaffen belachelijk is. Tot zover de goede punten aan de brede consensus. Dan nu de zwakte: het sloeg nergens op.
Het gaat *niet* om het afschaffen van winnen
Want: winnen wordt helemaal niet afgeschaft.
Als de KNVB het plan voor het nieuwe jeugdvoetbal inderdaad aanneemt – het besluit moet nog worden genomen – dan zal elke jeugdwedstrijd nog steeds over winnen en verliezen gaan. Kinderen zullen nog steeds huilend en boos of juichend en blij het veld afstappen, en volwassenen ook als ze willen.
De opiniemakers verdraaiden het onderwerp tot iets wat het niet was. Misschien is een non-discussie wat je krijgt als je mensen aan het woord laat die net zo weinig kennis hebben van jeugdvoetbal als Jürgen Klopp van het coronavirus.
Volwassenen vinden in de jacht op het kampioenschap de winst van het team belangrijker dan de ontwikkeling van de spelers
En omdat het onderwerp wel zo werd vervormd, bleven de achterliggende gedachten bij het afschaffen van de ranglijst onbenoemd: dat volwassenen die in de jacht op het kampioenschap hun spelers toeschreeuwen; vooral de beste/rijpste/meest ervaren kinderen opstellen; en de winst van het team belangrijker vinden dan de ontwikkeling van de spelers.
Ook onbesproken bleef dat de nieuwe indeling van het seizoen, in vier minicompetities, juist spannendere wedstrijden tot gevolg gaat krijgen. Na elk kwartaal kunnen teams zich inschrijven voor een ander, passend niveau. Het idee is om zoveel mogelijk teams van gelijk niveau tegen elkaar te laten spelen. Minder 5-0-uitslagen, meer 3-2’s. Zonder ranglijsten, maar wel competitiever.
Wat ook ontbrak: in het buitenland gebeurt dit al jaren. De losers uit Engeland deden het, net zoals de losers uit België, en het grootste loserland van allemaal, Duitsland, dat ondanks deze losercultuur al vier keer wereldkampioen werd. Ik geef toe: daar moeten wij als ontzettend graag winnende winnaars zonder wereldtitel natuurlijk niks van hebben. Maar desondanks legde ik mijn oor toch even bij hen te luister.
Het indammen van championitis
België was het eerste land dat de ranglijst afschafte in het jeugdvoetbal.
In 2002 – na het desastreus verlopen EK 2000 – voerde de KBVB hervormingen door in het jeugdvoetbal. Een van de kartrekkers hiervan was Bob Browaeys, toen en nu jeugdcoach en talentontwikkelaar bij de Belgische bond. Een van de problemen die de bond wilde aanpakken: championitis.
Championitis – Browaeys’ vondst – is de ambitie bij jeugdcoaches om koste wat het kost kampioen te worden. Daarmee lijkt op het eerste gehoor weinig mis, maar anders dan in het volwassen voetbal is het geen goed idee om het kampioenschap een doel op zich te maken, zegt Browaeys.
‘Klassementen zijn gevaarlijk. De beste, sterkste, oudste spelers krijgen de meeste speeltijd, ten koste van de jongere, kleinere spelers. Teams schieten de bal snel naar voren; risico’s worden uitgebannen; spelers en coaches proberen niks nieuws uit. Dat is de manier voor coaches om te winnen of niet te verliezen.’
(Naast veel anekdotisch bewijs is daarvoor ook hard bewijs: het voortbestaan van het geboortemaandeffect. Het belang van winnen – preciezer: van hoog staan op de ranglijst – leidt ertoe dat clubs vooral vroeggeboren en vroegrijpe kinderen opstellen, en, zo zeggen critici, vooral een klein groepje spelers beter maken.)
De bal snel naar voren trappen – niet het type voetbal waarmee je later een betere voetballer wordt. De meeste mensen begrijpen dat. Maar omdat je op die manier wel wedstrijden wint, zien anderen zich gedwongen erin mee te gaan. En zo verspreidt championitis zich over de voetbalpopulatie. Het gevolg zag Browaeys terug in de selectie van de Rode Duivels, de nationale ploeg, destijds. ‘Veel harde werkers, weinig creatieve spelers.’
Het afschaffen van de ranglijsten tot 13 jaar was onderdeel van een heel verbeteringspakket. De veldjes en spelersaantallen werden kleiner, zodat spelers meer aan de bal kwamen. Elke speler had recht op minimaal 50 procent speeltijd, en er kwam in de trainersopleiding meer aandacht voor individuele ontwikkeling. ‘Opleidingsgerichte coaches’, noemt Browaeys dat – coaches voor wie er meer is dan de uitslag.
Ook werden de seizoenen verkort in kwart-seizoenen: na elk kwartaal kon een ploeg aangeven een hoger of lager niveau te willen spelen. Zo hoefde je niet een heel seizoen tegen te zwakke of te sterke tegenstanders te spelen. Juist daarmee krijg je spannende, competitieve wedstrijden.
De doelstelling, aldus Browaeys: ‘Je wilt in die jonge jaren vooral de intrinsieke motivatie prikkelen. Dat kinderen het leuk vinden om te voetballen en blijven voetballen.’ Voor al die kinderen die je overhoudt nadat je het spel vooral leuk hebt gehouden, komt de ranglijst als je 13 jaar bent.
Browaeys: ‘Een logisch moment. Dan begint de pubertijd, gaan kinderen zich vaker vergelijken met anderen. De extrinsieke motivatie, in de vorm van een ranglijst, kan dan een grotere rol gaan spelen.’ Was er effect van het afschaffen van de ranglijsten? Hard bewijs heeft Browaeys niet, maar: ‘Zeker en vast. Duidelijk vast te stellen bij ouders en coaches. Minder verbaal agressief gedrag langs de lijn.’
Kinderen willen winnen, en als ze verliezen zijn ze strontchagrijnig. Twee minuten later willen ze naar de McDonald’s
In Engeland werden in 2011 de ranglijsten afgeschaft voor de jeugd tot 13 jaar. Dat was het resultaat van ruim twee jaar onderzoek door Nick Levett, tot 2017 hoofd talentontwikkeling bij de bond. Levett had in twee jaar tijd in tweehonderd focusgroepen gesproken met duizenden kinderen (8-12 jaar): wat vinden jullie leuk aan voetballen?
Levett gaf de kinderen zestien kaarten met mogelijke redenen waarom voetbal leuk is – winnen, bekers, plezier, beter worden, etc. De kinderen moesten er zeven weggooien en de overblijvende negen kaarten in orde van belang zetten. ‘Wat ik zag was fucking fascinating. Kaartjes met "I think it’s important to win the league" werden weggesmeten. "I want to win trophies and medals"? Weg ermee.’
In al die tweehonderd focusgroepen was er één kind dat "winnen" het belangrijkste vond
Wat ze wel belangrijk vonden: ‘mijn best doen’, ‘beter worden’, ‘ik leer nieuwe vriendjes kennen’ – wat ook gold voor kinderen in ‘hoge’ teams. ‘Kinderen bleken heel anders te denken dan we dachten. Ik dacht: Oh my God what are we doing? We doen dit helemaal verkeerd. In al die tweehonderd focusgroepen was er één kind dat "winnen" het belangrijkste vond. Ik zei tegen die jongen: Interessant, waarom vind je dat? "Mijn pa is de coach", begon hij. Dat zei me genoeg.’
Het Engelse jeugdvoetbal, zo leerde Levett uit het onderzoek, was niet afgestemd op de jeugd – op allerlei manieren. ‘Eén gesprekje weet ik nog goed. Met Adam in Luton, in Bedfordshire. Hij vroeg: "Waarom moet ik in een goal staan waarvoor volwassenen een trapje nodig hebben om het net eruit te halen?"’
Ook duurde competities veel te lang. ‘Voor een kind van zeven jaar is een competitie van september tot april oneindig lang. Het is tien procent van de tijd dat het leeft. Vergelijk het met een competitie voor volwassenen die vier jaar duurt.’ Kinderen van die leeftijd denken niet langer dan twee weken verder.
Tegelijkertijd, zegt Levett, zijn kinderen ontzettend competitief. ‘Winnen is het doel van het spel. Alleen: vijf minuten later scheelt het ze niks meer. Andere vragen worden belangrijker: hoe zal het verjaardagsfeestje straks zijn? Mogen we achteraf naar McDonald’s? De volwassenen blijven chagrijnig. Zij kunnen maandag op het werk niet pochen met een 5-0 overwinning.’
En dus voerde de FA hervormingen door – door het werk van Levett en ex-international Gareth Southgate. Velden en goals werden kleiner, het aantal spelers werd verminderd, de ranglijsten werden geschrapt – in plaats daarvan speelden de jongste kinderen drie keer per jaar toernooien van twee weken. Oudere teams (10-12 jaar) speelden drie keer per jaar competities van vijf weken. Voor de rest: vriendschappelijke wedstrijden. Een mix van competitie en competitiviteit, noemt Levett het.
Het probleem met ranglijsten, zegt Levett, ‘is dat er maar één winnaar overblijft. De rest zijn allemaal losers. Vanaf een bepaalde leeftijd kun je dat zeggen. Je hoeft kinderen echt niet tegen alles te beschermen. Maar als je zes, zeven, of acht jaar oud bent, dan doet dat vooral pijn. De boodschap moet anders zijn: doe je best, probeer te winnen, help je ploeggenoten. Daar moet het om gaan op die leeftijd.’
Het gehoopte resultaat: meer en betere voetballers.
De vraag is: leid je coaches anders op, of verander je hun speelveld?
Natuurlijk: dat andere landen (ook bijvoorbeeld Denemarken en Zweden) geen ranglijsten hanteren in de jonge jeugd, betekent nog niet dat het zinvol is. En sowieso is het afschaffen van ranglijsten geen wondermiddel. Het voetbal zal er niet in een klap door veranderen – ten goede of ten slechte.
Bart Heuvingh, sportpsycholoog bij AZ, noemt de maatregel van de KNVB zelfs ‘symboolpolitiek’ en symptoombestrijding. Hij zegt voorstander te zijn van het aanpakken van de oorzaken die leiden tot de problemen met ranglijsten. Hij ziet liever dat – als eerste – de trainersopleiding wordt toegespitst op ‘ontwikkelingsgericht’ coachen en pedagogisch handelen, in plaats van alleen voor de winst gaan.
Heuvingh ziet het risico dat het afschaffen van de ranglijst leidt tot gelatenheid: we hebben dit aangepakt. Daarom ziet hij – net als voormalig KNVB-opleider Bert van Lingen – meer heil in opleiding, om coaches, ouders en spelers te leren om op de juiste manier met ranglijsten om te gaan. ‘Als we dat hebben gedaan en de ranglijsten blijken alsnog in de weg te zitten’, zegt hij, ‘dan kunnen ze altijd nog afgeschaft worden. Ik denk alleen niet dat dat nodig is, want niet de ranglijsten veroorzaken het probleem, maar de mensen die er eenzijdige focus op leggen.’
In essentie is het dus een discussie over menselijk gedrag: kun je gedrag vooral met opleiding veranderen, of moet je juist de omstandigheden waarin ze werken (wel/geen ranglijsten, bijvoorbeeld) veranderen?
Vooral het laatste, vermoedt jeugdtrainer Mauro van de Looij. De meeste coaches, zegt hij, zijn ouders die hun wereldbeeld niet zo snel laten bijstellen. ‘Hun denken structureel veranderen lijkt me een utopie.’ Zelf herkent hij wat Bob Browaeys zegt – dat ook goed opgeleide coaches geblindeerd worden door de winst. Voorbeeld: kinderen die uren in de bus naar een wedstrijd zitten om vervolgens tien minuten mee te mogen doen.
Ander voorbeeld: recent speelde zijn Onder 13-team in een landelijke competitie tegen een andere profclub. De keeper van de Onder 13 was niet beschikbaar, de keeper van de Onder 12 was ziek. Kon de keeper van de Onder 14 dan meedoen, vroeg Van de Looij aan de tegenstanders. ‘Dat doen we niet’, was het antwoord, ‘want we willen kampioen worden en hebben al een paar keer verloren.’
Dus nee, zegt hij, het afschaffen van de ranglijsten is niet dé oplossing – hij ziet er alleen geen goed argument tégen.