Het is stralend weer in Frankrijk en toch zit het hele land binnen, vanwege de pandemie. Sinds de regering hier de noodtoestand heeft afgekondigd, mag je alleen nog naar buiten met een speciaal papier. Fysiek contact is verboden. De postbode, die normaal gezien een praatje maakt, zet vandaag een pakketje op de stoep en rijdt ervandoor. 

Dat pakketje bevat een boek: van de Zwitserse schrijver Ramuz, die bekend stond om zijn ‘boerse’ thema’s en eigenwijze stijl, leverde met deze roman een van zijn beste werken af. Hij laat een klein bergdorp een grote ramp beleven: De grote angst in de bergen vertelt het verhaal van ‘een vreselijke ziekte, waartegen geen enkele behandeling bekend is’.

Ik las de roman toen hij vorig jaar vertaald werd, en naarmate het coronavirus de afgelopen weken verder om zich heen greep, dacht ik er steeds vaker aan terug. Nu, in lockdown, wil ik het herlezen. Volgens mij bevat het verhaal namelijk een essentiële boodschap die verborgen ligt in de huidige crisis, en waar we, tussen het hamsteren en de potjes Candy Crush door, makkelijk aan voorbijgaan. Namelijk dat de mens, als hij de natuur plundert, plagen over zichzelf afroept. Niet metaforisch, maar letterlijk.

Een ziekte waartegen geen behandeling bekend is

Ramuz’ vertelling is behulpzaam omdat zij doet wat goede fictie vermag: een gigantisch thema terugbrengen tot menselijke schaal, waardoor we het kunnen invoelen en overzien.

De grote angst speelt zich in een bergdorp af, en gaat van start op het moment dat de kleine dorpsgemeenschap besluit om een hooggelegen, afgelegen bergweide in te palmen, om er het vee te laten grazen. Zo valt er namelijk geld te verdienen. En dat gras ligt daarboven niets te doen! Zonde, toch?

Vooral de oudere dorpsbewoners zijn fel tegen. Zo hoog in de bergen moet je niet gaan: daar is ‘het slechte land’, zeggen ze, het land boven de boomgrens, boven de bloemen, en vooral ‘boven de mensen’. Mensen horen er niet. Bovendien herinneren de senioren zich nog dat twintig jaar geleden ook werd gepoogd om deze hooggelegen weiden in te lijven. Destijds heeft de mens zich een weg gebaand naar het ontoegankelijke gebied, en een doorgang ‘dwars door het rotsgesteente gegraven, dat met dynamiet tot ontploffing was gebracht’. De gevolgen waren rampzalig. Slechts één man overleefde die expeditie.

Volgens de oudjes was de ramp destijds een soort wraak van de bergen zelf. ‘Er zijn plaatsen die ze voor zichzelf willen houden, er zijn plaatsen waar ze geen indringers dulden…’

De waarschuwingen leiden tot niets. Er wordt een nieuwe expeditie op touw gezet, en een zestal mannen en één jongen trekken hoog de bergen in met al het vee. 

Al snel begint het mis te gaan. Het jongetje raakt in paniek; hij hoort ’s nachts ‘iets of iemand’ op het dak. De mannen vinden hem een jankerd en sturen hem naar beneden.

Maar de jongen had het juist. Er klopt iets niet. De volgende keer dat er iemand met voorraden naar boven komt, wordt hem toegeschreeuwd: ‘Blijf waar je bent… Blijf staan…’ Want op de weide heeft het noodlot toegeslagen: de ziekte. Niet zomaar een, maar ‘een vreselijke ziekte, waartegen geen enkele behandeling bekend is’. Zoveel weten de dorpelingen wel.

De kiem van de ziekte is mysterieus, ‘zodat de mensen die kiem op mysterieuze wijze aan hun voetzolen meenemen en dus in een veel groter gebied verspreiden als ze vrij mochten rondlopen, maar ze mogen niet vrij rondlopen. Ze worden opgesloten… zolang de ziekte niet voorbij is, doen ze als het ware niet meer mee met de wereld.’ 

‘Zolang de ziekte niet voorbij is, doen ze als het ware niet meer mee met de wereld’

Het groepje op de berg gaat kortom in quarantaine, en niemand weet voor hoelang. Hun eten wordt op veilige afstand voor hen neergezet. Beneden, in het dorp, wordt een wachtpost opgesteld met gewapende mannen, die orders hebben om te schieten op wie er maar de berg af komt. De ziekte moet koste wat kost worden ingedamd.

Wie nu thuis zit opgehokt, met een voorraadje pasta, kan zich hierin wel herkennen. Als het enige probleem zou zijn dat we niet naar kantoor of uit eten mogen, dan zou het lezen van Ramuz’ quarantaineverslag hoogstens vermakelijk zijn. Maar hoe meer ik de wereldwijde nieuwsberichten volg, hoe meer onze realiteit angstig dicht bij de fictie komt.

De ziekte was pas het begin

In de roman namelijk bezwijken boven op de alm een voor een de koeien. Ze moeten worden afgemaakt en zo diep mogelijk begraven, om verdere besmetting te voorkomen; maar de koeien sterven te snel, en de grond is rotsachtig. De uitgeputte mannen kunnen het niet aan, en worden bovendien zelf steeds zwakker. Al snel liggen de kadavers op het gras, omgeven door vliegen, ‘op hun zij of met hun poten in de lucht, onder een soort van zwarte mousseline die bewoog alsof het woei’. 

Deze scène heeft vandaag een gruwelijke nagalm. Hij doet denken aan Italië, het land dat meer slachtoffers dan China telt, en waar – zelfs als ze zelf aan besmetting ontsnappen. De corona-doden worden er begraven zonder ceremonie en zonder dat dierbaren afscheid mogen nemen. 

Terwijl ic-afdelingen volstromen met mensen in ademnood, spreken regeringsleiders als Emmanuel Macron en Donald Trump van een oorlog met de ‘onzichtbare’ vijand die hun de adem afsnijdt. Ook de dorpelingen op de bergweide horen hun vijand rondsluipen: een vijand die naamloos, gezichtsloos, en onzichtbaar blijft. Ze noemen hem ‘iets of iemand’, ‘Hij’, een ongrijpbare dreiging die ’s nachts de kudde op hol jaagt.

Het is een uitbundig warme lente, en het weer blijft stralend, maar de situatie wordt steeds grimmiger. ‘De ziekte was nog niets, was alleen maar een teken,’ schrijft Ramuz, ‘een eerste begin.’ Er gebeuren op de berg steeds meer de muilezel die het eten moet brengen, wordt verpletterd onder stenen; een van de mannen verliest zijn vingers wanneer zijn geweerloop ontploft, en het jongetje, dat naar beneden is gestuurd, sterft daar aan een vreemde koorts. 

Gaandeweg verliezen de geïsoleerde mannen hun zelfbeheersing. De onbetrouwbaarste van hen, Clou, ziet in de chaos een kans zich te verrijken. Hij brengt zijn dagen door met het zoeken naar goud, en probeert handlangers te vinden voor een ontsnapping. ‘Als we genoeg gevonden hebben, gaan we ervandoor. We trekken de passen over. We laten ze creperen waar ze zijn.’ 

De man aan wie hij dit voorstelt, Joseph, wil niet mee, want hij heeft een verloofde beneden in het dorp. Hij en zijn verloofde proberen elkaar te bereiken en zich te onttrekken aan de quarantaine – met noodlottige gevolgen. 

Steeds verder breidt de rampspoed zich uit, om ten slotte de alp af en het dal in te razen, in de vorm van de zieke kudde zelf, die op hol geslagen is. De dood daalt de berg af en trekt door het dorp.

‘Alle beesten zijn schrijft Ramuz. ‘En daarna waren de mensen aan de beurt.’

Ook corona is een aangekondigde ramp

Een van de meest tragische kanten van Ramuz’ boek is dat de ramp die het verslaat, van meet af aan is aangekondigd. Want precies zo’n ellende als nu, heeft zich al in het dorp voltrokken toen de mens zich voor het eerst de weide op waagde, twintig jaar terug.

De bevolking wordt overvallen door het virus. Ondanks het feit dat er jarenlang is gewezen op het risico. En ondanks het feit dat eerdere uitbraken ‘een waarschuwing’ vormden.

Net als de dorpelingen waren ook wij gewaarschuwd

Die laatste woorden zijn niet van Ramuz. Ze zijn van de viroloog , een van de zeven experts die de Europese Commissie vandaag bijstaan in de corona-crisis.

Ze gaan over covid-19. 

‘SARS was een waarschuwing. MERS is ook een coronavirus dat uit dieren komt, en geeft vergelijkbare longontstekingen. En met name de ebola-uitbraak in West-Afrika was een soort shake-up wereldwijd.’ Vanaf die uitbraak, zegt Koopmans, was de Wereldgezondheidsorganisatie al bezig met de vraag: wat zit er verder nog aan te komen?

Kortom, net als de dorpelingen waren ook wij gewaarschuwd.

De mens verdringt de rest van de natuur

En we waren gewaarschuwd op meerdere manieren. Natuurlijk: de globalisering speelt een sleutelrol in de razendsnelle verspreiding van het virus. Wereldwijde handel, maar ook het ongebreidelde vliegverkeer en het massale toerisme, maken dat covid-19 zich in elke uithoek en op elke eilandengroep kan verspreiden. De mens heeft een web gespannen dat onbeheersbaar groot is, zoveel was bekend.

Maar dat is niet alles. Zoals ‘de ziekte’ in De grote angst in de bergen wordt voorgesteld als een wraak van de natuur, zo zou ook de huidige pandemie mede te wijten kunnen zijn aan de manier waarop de mens de natuur plundert – een plundering waarvoor hij op termijn  

Wereldwijd vernietigen wij mensen de biodiversiteit. We rukken met kettingzagen, graafmachines en dynamiet steeds verder op in de laatste ongerepte natuur. Het vermoeden daagt dat die vernietiging  

Kort gezegd gaat dat zo: de mens dringt steeds verder door in natuurgebieden die tot dusver onaangetast waren, om te jagen, of grondstoffen te winnen. Daarmee verdrijven we wilde dieren uit hun habitat, en dwingen ze in contact te komen met mensen. Soms voor het eerst. Eén gevolg daarvan is dat de virussen die die wilde dieren bij zich dragen, om namelijk op ons. 

Denk aan ebola (afkomstig van apen, diep in het Gabonese oerwoud), hiv (opnieuw apen) of SARS (via civetkatten overgesprongen op de mens). Ook het huidige coronavirus was oorspronkelijk Het is waarschijnlijk afkomstig van en wellicht bij ons gebracht via een soort , een beschermd dier. De markt in Wuhan vanwaaruit het virus zijn opmars begon, stond niet voor niets bekend om de handel in wilde dieren.

Dat de mens doordringt in gebieden die tot dusver onaangeroerd waren, is niet het enige probleem. De verstoring van ecosystemen lijkt op nog een andere manier virussen in de hand te werken.

Dieren die in een verstoord ecosysteem leven, hebben namelijk een grotere kans om virussen bij zich te dragen, In een verarmd ecosysteem – waarin minder soorten overleven – kan het effect van een virus worden versterkt, schrijven ze. Onder andere omdat sommige soorten die het in die omstandigheden juist goed doen, zoals ratten en vleermuizen, een relatief grote kans hebben om ziektes op mensen over te brengen.

Er zijn plekken waar de mens van af moet blijven

Sommige van mijn collega’s schrijven dat de coronacrisis het beste in de mensen naar boven brengt. We applaudisseren in de straten. We helpen elkaar. In iedere marketingmail die ik deze dagen krijg, staat dat we het Regeringen komen in beweging en maatregelen die tot voor kort ondenkbaar leken, worden ineens vlot genomen. Het zijn uitzonderlijke tijden, en even lijkt alles mogelijk.

Maar net zoals de dorpelingen van Ramuz ‘die oude verhalen van twintig jaar geleden al zowat vergeten waren’, vrees ik dat ook ons geheugen kort zal blijken. En dat we de episode ‘corona’ zullen willen afdoen als vette pech, misschien wat extra flesjes handgel zullen inslaan, en daarna zullen doorgaan op dezelfde weg. Ik ben bang dat we het grote verhaal, en de structurele achtergrond van deze pandemie, over het hoofd zullen zien.

‘Dat komt ervan, als je je wilt meten met wat sterker is dan jij…’

Als de dorpelingen van Ramuz dat doen, en voor de tweede maal dezelfde berg op gaan, sla je je als lezer voor het hoofd. Wat een stommelingen! Met de afstand die fictie biedt, kun je namelijk profiteren van jij als lezer weet méér dan de personages, jij overziet het slagveld en raadt wat er gaat komen.

Dramatische ironie toepassen op je eigen situatie is een stuk moeilijker. Helaas, want het zou van pas komen.

Toen president Macron alle Fransen om binnen te blijven, nodigde hij hen ook uit om deze tijd te gebruiken om te lezen, en stil te staan bij de essentiële dingen.

Wie dat wil doen, kan Ramuz openslaan, en stilstaan bij een essentiële boodschap die schuilt in zowel zijn roman als in deze crisis. Namelijk: er zijn plekken waar de mens van af moet blijven. Zoals een van de oude dorpsbewoners uit het boek zegt:

Over de beelden Utopische droombeelden die leiden tot dystopische werkelijkheden, daarnaar zoekt de Argentijnse kunstenares Marcela Magno. Voor de beeldserie Land stelde zij met behulp van Google Earth satellietbeelden samen van gebieden waar olie gewonnen en geloosd wordt. In haar beelden lijken olieleidingen zich als virussen door het landschap te verspreiden. Steeds verder dijt het aangetaste gebied uit. En wordt de grond voor oorspronkelijke bewoners geleidelijk onleefbaar. (Isabelle van Hemert, beeldredacteur) Bekijk hier meer werk van Marcela Magno

Meer lezen?

Deze man woonde 15 jaar samen met een uil (maar vraag hem niet of het liefde was) Oorlogsexpert Martin Windrow schreef een vuistdik boek over zijn huiselijk bestaan met bosuil Mumble. Maar om de hete brei draait hij heen: kon hij zijn ‘one true owl’ wel aandoen, wat hij haar aandeed? Lees de aanbeveling van Tamar Stelling hier