‘Voetballers worden afgeschreven op basis van uiterlijke kenmerken die nauwelijks relevant zijn’
Begin dit jaar schreef ik kort over Thomas Schaling, de ‘zolderkamerscout’ die bij PSV was vertrokken om hoofd scouting te worden bij een nieuwe club in de Amerikaanse Major League Soccer uit Charlotte – een club zonder naam nog steeds.
Uit mijn gesprek met Schaling concludeerde ik dat zijn scoutingafdeling in Charlotte niet heel erg zou gaan lijken op een gemiddelde scoutingafdeling. Deze week bleek dat te kloppen. De club maakte bekend drie scouts te hebben aangesteld: Lisandro Isei, Vincent van Raam en Davor Brasanac.
Brasanac (32) – die voorheen spelers scoutte voor zaakwaarnemers – gaat Oost-Europa scouten voor Charlotte; Van Raam (22) – afstuderende student maatschappelijk werk en dienstverlening – gaat ‘live’ scouten en videoscouten (spelers op video bekijken) in heel Europa; en Isei – Head of Technical Scouting – gaat zich bij Charlotte naast het zelf scouten ook richten op het opleiden van videoscouts.
Isei (33) is sportpsycholoog en werkte als mentaal begeleider voor spelers en clubs uit binnen- en buitenland. Hij werkte als jeugdtrainer en tegenstander-analist voor FC Dordrecht en als trainer van de Onder 19 van Willem II, nadat hij geïnteresseerd was geraakt in de gedachten van Bastiaan Riemersma, jeugdopleider van Willem II.
Daarnaast werkte hij als scout. Clubs huurden hem in om een extra beoordeling te maken van spelers die hun ‘old-school’ scouts al hadden bekeken. Dat wil zeggen: hij ging kijken naar het gedrag van spelers dat verder ging dan het technisch-tactische voetbalgedrag. ‘Wat doet hij bij balverlies? Hoe reageert hij op aanwijzingen van trainers en ploeggenoten?’
En: hoe traint hij? Als onbekend gezicht in de voetbalwereld was het voor Isei eenvoudiger spelers in kwestie goed te bestuderen (hij wekte geen argwaan). Wat er ook bij hoorde: verzamelen en analyseren van interviews en socialemedia-uitingen van spelers. Het illustreert hoe gedegen sommige clubs te werk gaan voordat ze veel geld uitgeven aan een voetballer.
Zelf is hij ook vrij consciëntieus. In 2016 benaderde hij Thomas Schaling: of hij een paar keer met hem mee kon op scoutingtrips? Dat kon, zei Schaling, maar hij kon hem niet op kosten van PSV meenemen. En dus reisde Isei – als eerste trip – zeventien uur met een Flixbus naar Lyon. Brak kwam hij thuis, maar voldaan, en een stuk of tien budgetstudiereizen met Schaling volgden.
Waarom die moeite als hij allang als scout werkte voor professionele clubs? ‘Ik las een boek over Metallica [Kirk Hammett]. Metallica had zijn gitarist ontslagen en hem aangenomen als vervanger. Dan kun je natuurlijk denken: ik ben er. Maar hij nam extra lessen [bij gitaarlegende Joe Satriani, MdH]. Daar herken ik mezelf wel in. Ik zal nooit ophouden met willen leren.’
Zoals hij ook blijft lezen. Isei heeft een ruime belangstelling voor de selectiepsychologie: hoe beoordelen en belonen mensen werknemers? (Zijn leestip: Personnel Selection. Adding Value Through People van Mark Cook.) Van de baanbrekende sportpsycholoog Bill Beswick – die werkte voor de Engelse nationale ploeg en Manchester United – leerde hij een concrete les. ‘De vraag die hij stelde als een speler een fout maakte: wíl hij het niet of kán hij het niet? Een simpele vraag, maar eentje die in mijn beleving veel te weinig wordt gesteld door coaches en scouts.’
Een andere invloed: Moneyball van Michael Lewis, over de manier waarop honkbalploeg Oakland A’s data-analyse inzette om spelers beter te beoordelen. Een van de aspecten van Moneyball is dat veel clubs spelers afkeuren omdat ze een of andere afwijking hebben.
‘Ken je de scène in de film waarin een goede speler wordt afgeschreven omdat hij te dik is? Dat zie ik ook in het voetbal. Ook voetballers worden beoordeeld en afgeschreven op basis van met name uiterlijke kenmerken die nauwelijks relevant zijn voor hun functioneren als speler. Daar ligt ruimte voor verbetering.’
Over Isei – en de do’s-and-don’ts van scouten – schrijf ik binnenkort meer.