Waarom we de strijd tegen het coronavirus geen oorlog moeten noemen
Premier Rutte geeft leiding aan een ‘oorlogskabinet’ om ‘de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog’ het hoofd te bieden, terwijl kranten schrijven over zorgverleners ‘in de frontlinie’, en de NPO dagelijks het programma ‘Frontberichten’ uitzendt waarin werknemers met een vitaal beroep een inkijkje geven in hun dagelijkse leven.
Om het coronavirus te verslaan moeten we ons houden aan een strategie die als een mantra door het land rondwaart: flatten the curve. Het alarmnummer 112 werd platgebeld met meldingen over mensen die zich niet aan de coronaregels hielden, terwijl bezoekers van parken en bouwmarkten op sociale media aan de digitale schandpaal werden genageld. In deze tijd toon je je een patriot door binnenshuis met een zak chips op de bank films te kijken.
Inmiddels zijn de linies aardig gesloten. De toeristen met rolkoffertjes die zich normaal gesproken een weg banen door mijn straat, zijn vervangen door stadsgenoten in wandeltenue en veertigers op skeelers die op gepaste afstand van elkaar hun vreemde, nieuwe leefwereld verkennen. Rutte zei: Nederland moet zich voorbereiden op de anderhalvemetersamenleving.
We gedragen ons alsof het oorlog is...
Over die nieuwe leefwereld hangt inmiddels een haast rustgevende gelatenheid. Toch doet deze fase me meer denken aan oorlog dan de eerste chaotische dagen van de crisis. Er wordt niet alleen gesproken alsof we in oorlog zijn, we gedragen ons er ook naar.
Daarmee bedoel ik niet de paniek en plunderingen die je in Hollywoodfilms vaak ziet, maar de gelaten saamhorigheid die ik in oorlogsgebieden geregeld ervaar. We zitten hier allemaal samen in en dat creëert in zekere zin een band. Een arts die ik sprak zei dat er minder zelfmoordpogingen worden gedaan. Ze wist niet waarom dat was, maar een persoon die vaak een poging deed zei dat dit niet het moment was om hulpverleners te belasten.
Buurtgenoten die ik nooit eerder had gezien begonnen na een dag quarantaine vanaf hun balkon te applaudisseren voor de zorgverleners. Een nabijgelegen restaurant stuurde een sms dat ze open bleven om de buurt van voedsel te voorzien. Inmiddels zit ik in een appgroep met mijn buurmannen om elkaar te helpen als dat nodig blijkt.
…maar dat heeft ook een schaduwzijde
Net als bij rampen en oorlog haalt ook deze crisis het beste in ons naar boven. Maar datzelfde mechanisme heeft ook een schaduwzijde. Wie niet tot onze groep behoort is even minder belangrijk.
Dat zie je terug in de wereldwijde jacht op gezichtsmaskers en testmateriaal. Terwijl Nederlandse politici eensgezind meer bescherming voor ‘onze helden in de zorg’ eisen, lijkt niemand zich druk te maken om hulpverleners in armere landen die nu zonder zitten omdat alles naar rijke landen gaat.
Het gebrek aan grensoverschrijdende solidariteit werd pijnlijk duidelijk binnen de EU, waar vrijwel direct ruzie uitbrak toen Italië om hulp vroeg van lidstaten. Belgen die in Nederland werken worden verongelijkt aangekeken als zij boodschappen doen over de grens, terwijl een Nederlandse verpleegkundige in België werd opgedragen ‘op te rotten’ naar haar eigen land, schrijft het Algemeen Dagblad.
Terwijl Nederlandse politici eensgezind meer bescherming voor ‘onze helden in de zorg’ eisen, lijkt niemand zich druk te maken om hulpverleners in armere landen
Die hardheid tegenover buitenstaanders staat in schril contrast met het soms haast naïeve vertrouwen in elkaar. Europese burgers scharen zich massaal achter hun politieke leiders, zelfs wanneer zij, zoals de Britse premier Johnson, het gevaar van het virus eerder nog ontkenden. Een meerderheid van het EenVandaag Opiniepanel steunt de totstandkoming van een app die van miljoenen Nederlanders achterhaalt bij wie ze in de buurt zijn geweest nog voordat bekend is wat dit betekent voor hun privacy.
Buiten de landsgrenzen wordt gretig misbruik gemaakt van deze volgzame welwillendheid. De Hongaarse premier Orbán schafte het parlement af, met toestemming van datzelfde parlement. Israël offert de privacy van zijn burgers op in zijn ‘strijd tegen een onzichtbare vijand’. En zo zijn er tal van maatregelen ingevoerd die in normale tijden nooit zouden worden gepikt.
De vijand, dat zijn wij
Dat privacy en mondiale solidariteit nu even ondergeschikt zijn aan veiligheid, is begrijpelijk. Maar die op onszelf gerichte houding helpt niet om de problemen waar we nu voor staan uiteindelijk ook op te lossen. En al die oorlogsretoriek draagt daar alleen maar aan bij.
Een virus houdt zich niet aan landsgrenzen en zal geheid terugkeren als we armere landen nu aan hun lot overlaten. Net als de ‘oorlog tegen terrorisme’ en de ‘oorlog tegen drugs’, kunnen we de ‘oorlog tegen virussen’ nooit winnen. De verscheidenheid aan virussen is daarvoor simpelweg te groot, en virussen zullen altijd blijven muteren in nieuwe varianten.
Willen we die problemen het hoofd bieden, dan vergt dat een mondiale aanpak en solidariteit die verder gaat dan de eigen landsgrenzen en de mensen die daarbinnen leven. Dat vereist ook een kritische blik op onszelf en ons gedrag. Want uiteindelijk zijn wij de grootste bondgenoot van het virus dat ons nu bedreigt.
Groet,
Lennart