Zo krijgen we de geneesmiddelen die we nodig hebben: een radicaal ander patentsysteem
De afgelopen decennia heeft de farmaceutische industrie alles wat los en vast zit gepatenteerd. Niet alleen remt dat de innovatie, het maakt geneesmiddelen ook veel te duur. Hoe krijgen we – zeker in deze crisis – de medicijnen die we nodig hebben en die ook nog betaalbaar zijn? Door kennis te delen en innovatie anders te belonen.
Stel dat er plots wereldwijd behoefte is aan een razendsnelle fiets. Elk bedrijf dat vaag iets met fietsen te maken heeft, schiet in actie om als eerste met het beste prototype te komen. Jammer genoeg is zowat elk onderdeel en elke technologie gepatenteerd. Het ene bedrijf bezit de rechten op betere versnellingen, een andere firma heeft het patent op banden met meer grip, terwijl de technologie om aerodynamische frames te maken in handen is van weer een ander.
Gepatenteerde technologie mag je niet zomaar gebruiken. Je moet eerst met de patenthouder een licentieovereenkomst sluiten, waarin je afspreekt wat je met hun technologie mag doen en hoeveel je daarvoor moet betalen. Voordat je als bedrijf aan de ontwikkeling van je supersnelle fiets kan beginnen, moet je dus eerst met een hele reeks andere bedrijven onderhandelen. Dat kost tijd en geld – middelen die je beter in het ontwerp van je nieuwe fiets had geïnvesteerd.
Dit is precies wat er nu gebeurt met de ontwikkeling van nieuwe tests, geneesmiddelen en vaccins tegen covid-19. De farmaceutische industrie staat bekend om haar enorme hoeveelheid patenten. Die belemmeren de innovatie. De tijd en energie die bedrijven steken in het maken van afspraken over licenties en betalingen, kunnen ze niet in de ontwikkeling van hun product stoppen.
En aangezien farmabedrijven hun kennis liever niet delen – stel je voor dat iemand anders een patent neemt op jouw know-how – kunnen ze moeilijk leren van elkaars fouten, of verder bouwen op de expertise van anderen. In gewone tijden is die rem op innovatie al vervelend, maar nu, terwijl de hele wereld zit te springen om nieuwe medicijnen, tests en vaccins tegen covid-19, is die nodeloze vertraging ronduit frustrerend.
Patenten zijn heilige melkkoeien
Patenten zijn een onderdeel van de deal die we als samenleving met de farmaceutische industrie hebben gesloten. We verwachten dat die industrie innovatieve en effectieve geneesmiddelen ontwikkelt. In ruil daarvoor krijgen bedrijven gedurende een bepaalde periode het alleenrecht op de verkoop.
Te veel patenten – ik schreef het al – belemmeren de innovatie, maar minstens even belangrijk is dat ze ook zorgen voor hogere prijzen, omdat de patenthouder voor een middel of technologie kan vragen wat hij wil. Dat is, zeker in crisistijden als deze, slecht nieuws. Overheden moeten diep in de buidel tasten en veel mensen zullen een vaccin of geneesmiddel niet kunnen betalen. De enige winnaars: de farmaceutische industrie en haar aandeelhouders.
Niet voor niets zie je nu een aantal farmabedrijven uit alle macht hun patenten beschermen. Neem Remdesivir, een van de veelbelovendste geneesmiddelen tegen covid-19. Begin maart vroeg de producent, het Amerikaanse farmaceutische bedrijf Gilead Sciences, bij de FDA het zogeheten weesgeneesmiddelstatuut aan.
De hele wereld heeft jouw medicijn nodig; jij bent de enige die het mag verkopen, dus kan je ervoor vragen wat je wil. Kassa
Dat statuut werd ooit in het leven geroepen om het onderzoek naar middelen tegen zeldzame ziektes te stimuleren. Een bedrijf dat een medicijn ontwikkelt tegen een ziekte waar minder dan 200.000 Amerikanen aan lijden, krijgt allerlei belastingkortingen én een zevenjarig monopolie op de verkoop. Voor covid-19 kan dat natuurlijk enorm lucratief zijn: de hele wereld heeft jouw medicijn nodig; jij bent de enige die het mag verkopen, dus kan je ervoor vragen wat je wil. Kassa.
Op het moment dat Gilead dat weesgeneesmiddelstatuut aanvroeg, waren er misschien minder dan 200.000 Amerikanen besmet met SARS-CoV-2, maar iedereen wist dat daar snel verandering in zou komen. Toch werd de aanvraag goedgekeurd.*
Gilead is niet de enige die een slaatje probeert te slaan uit de crisis. Zo spande Fortress Investment Group – een grote investeerder in de farma-industrie – al een rechtszaak aan tegen Biomérieux, een bedrijf dat coronatests ontwikkelt, omdat dat Fortress’ patenten geschonden zouden hebben. Cepheid, een producent van diagnostische tests, kondigde aan dat het voor zijn test ook in ontwikkelingslanden bijna twintig dollar per test zal vragen. Volgens Artsen zonder Grenzen is de kostprijs van zo’n test hooguit drie dollar.* Maar omdat Cepheid het patent op de test heeft, kan het vragen wat het wil.
Wat het nog erger maakt: veel van de kennis waarop de industrie een patent heeft, werd deels ontwikkeld met gemeenschapsgeld. Remdesivir werd bijvoorbeeld ontdekt aan de Universiteit van Alabama.* Voor de verdere ontwikkeling ervan kregen de onderzoekers een beurs van 37,5 miljoen dollar* van het National Institute of Allergies and Infectious Diseases, dat onder het Amerikaanse ministerie van Volksgezondheid valt.
Sinds de uitbraak van SARS in 2003 spendeerden de Amerikaanse National Institutes of Health al meer dan 700 miljoen dollar aan onderzoek naar geneesmiddelen en vaccins tegen coronavirussen.* Veel van de ontdekkingen die dat overheidsgeld opleverde werden uiteindelijk gepatenteerd door de industrie. Op die manier betalen we als samenleving twee keer: een eerste keer als we overheidsgeld investeren in onderzoek, een tweede keer als die overheden de dure geneesmiddelen, tests of vaccins terugbetalen die met dat overheidsgeld ontwikkeld zijn.
Naar een patent pool
Om deze twee problemen – het teveel aan patenten en de hoge prijzen – te omzeilen in de zoektocht naar middelen tegen het coronavirus, stelde Costa Rica eind maart voor om een zogeheten patent pool op te richten voor covid-19. Iedereen, zowel bedrijven als universiteiten of onderzoeksinstellingen, zou zijn covid-gerelateerde patenten kunnen doneren aan deze pool, met de belofte dat elk patent door alle andere partijen gebruikt mag worden.
Ook niet-gepatenteerde kennis, de resultaten van klinische studies bijvoorbeeld, of inzichten in de precieze werking van het virus, kunnen in deze pool gedeeld worden. De Wereldgezondheidsorganisatie schaarde zich al snel achter dit initiatief,* net zoals een hele reeks overheden en actiegroepen.
Het voordeel van zo’n patent pool is dat die de innovatie versnelt. Bovendien blijven de oplossingen betaalbaar. Een bedrijf dat patenten aan zo’n pool doneert doet dat niet per se gratis; het kan een redelijke vergoeding vragen. Maar omdat niemand straks een monopolie heeft, zal het uiteindelijke prijskaartje van het middel lager uitvallen.
Als niemand een monopolie heeft, gaan de prijzen omlaag
Tenslotte kan zo’n pool er ook voor zorgen dat we snel voldoende geneesmiddelen of vaccins kunnen maken. Als één bedrijf niet voldoende productiecapaciteit heeft, kunnen andere bedrijven eenvoudig bijspringen.
Het grote nadeel van zo’n pool is alleen dat die vrijwillig is. Je kan bedrijven niet zomaar verplichten om afstand te doen van hun patenten. Gelukkig hebben we daarvoor een aantal stokken achter de deur.
Wil je een patent? Dan krijg je geen geld
Op dit moment pompen overheden enorm veel geld in de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en vaccins tegen SARS-CoV-2. Zo krijgt farmagigant Johnson & Johnson een beurs van 456 miljoen dollar van de Amerikaanse overheid voor de verdere ontwikkeling van een vaccin.* Diezelfde Amerikaanse overheid beloofde aan een ander farmaceutisch bedrijf, Regeneron, om 80 procent van de ontwikkelingskosten van geneesmiddelen tegen covid-19 te betalen.*
Een aantal Democratische Congresleden eiste daarom dat de middelen ook voor iedereen beschikbaar zouden zijn. Hun voorstel haalde het niet.* De farmalobby won en het geld werd uitgedeeld zonder afspraken over de prijs of het delen van patenten.
Ook Europese landen investeren fors in onderzoek naar covid-19. En ook hier zijn er politici – Europarlementariërs – die voorwaarden stellen aan het geld. Ze eisten in een brief* aan de Europese Commissie dat bedrijven geen exclusieve rechten kunnen verkrijgen op producten die met Europees geld ontwikkeld zijn.
Op het moment dat ik dit schrijf is hierover nog geen beslissing genomen. De IFPMA, een belangenvereniging van de farmaceutische industrie, reageerde wel al:* volgens haar zal het effect van een patent pool beperkt zijn en hebben overheden al voldoende manieren om ervoor te zorgen dat de geneesmiddelen die ze nodig hebben beschikbaar zijn.
In de VS is het voor de eerste subsidies te laat, maar in Europa kunnen overheden nog een vuist maken. De farmaceutische industrie wil geld om geneesmiddelen of vaccins te ontwikkelen? Geen probleem, maar we geven dat geld alleen als die bedrijven ervoor zorgen dat de oplossingen die ze ontwikkelen voor iedereen beschikbaar zijn.
Een patent overrulen
En overheden hebben nog een tweede stok. Een land mag, als het geconfronteerd wordt met een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, patenten op levensreddende middelen overrulen. Ze kunnen dan, zonder toestemming van de patenthouder, zelf zo’n geneesmiddel produceren of een generieke versie van dat middel importeren.
Het imago van de farmaceutische industrie is al jaren in vrije val. Deze crisis is voor veel bedrijven een enorme kans om dat imago op te krikken
Verschillende landen hebben al aangekondigd dat ze deze dwanglicenties indien nodig zullen gebruiken, en hebben al stappen gezet om het gebruik ervan in de toekomst mogelijk te maken. Zo heeft Israël al besloten de import toe te staan van een generieke variant van Kaletra, een gepatenteerd medicijn waarvan men hoopt dat het werkzaam is tegen covid-19. Een dag later besloot AbbVie, de producent, dat het zijn patent op dit middel niet zal afdwingen.*
De farmaceutische industrie is uiteraard nooit een grote fan geweest van dwanglicenties, maar als meer landen het Israëlische voorbeeld volgen, heeft ze niet veel keuze. Dan zullen de bedrijven hun patenten in de meeste landen toch niet kunnen afdwingen, en kunnen ze hun rechten dus beter afstaan.
Dat heeft voor die bedrijven nog een voordeel: public relations. Het imago van de farmaceutische industrie is al jaren in vrije val. Deze crisis is voor veel bedrijven een enorme kans om dat imago op te krikken. Als je als bedrijf met een vaccin of geneesmiddel de wereld kan redden van covid-19, worden al je oude zonden je vergeven. Blijf je op je patent zitten en vraag je exorbitante prijzen, dan keldert je reputatie nog dieper.
De angst voor reputatieschade werkt. Enkele dagen nadat Gilead het weesgeneesmiddelstatuut had gekregen voor Remdesivir, trok het zijn aanvraag weer in.* De reden: een razende publieke opinie die het niet pikte dat een bedrijf schaamteloos wilde profiteren van deze crisis.
J&J, het bedrijf waar ik ooit voor werkte, kondigde aan dat ze het coronavaccin waar ze aan werken voor de productieprijs zullen verkopen.* Al krijgt men voor de ontwikkeling van dit vaccin bijna een half miljard dollar van de Amerikaanse overheid, het blijft goed nieuws. Maar dat J&J een oud-CNN-journalist inhuurde om hierover een wekelijkse realityshow te maken, geeft aan dat het bedrijf het niet enkel uit menslievendheid doet.
Medicijnen tegen kostprijs verkopen is óók een broodnodige pr-kans voor farma-bedrijven
Er is hopelijk nog een laatste reden waarom bedrijven deze crisis mogelijk niet schaamteloos uitbuiten ter meerdere eer en glorie van hun aandeelhouders. Ik blijf geloven dat er ook in de farmaceutische industrie mensen met een geweten rondlopen. Al zitten ze vaak vast in een immoreel systeem, dat betekent niet dat het allemaal monsters zijn.
Toch betekent dat niet dat we blind moeten vertrouwen op het geweten van de topmensen uit de industrie. Want wat doe je als er toch een onversneden psychopaat aan de knoppen zit van het bedrijf dat een levensredder heeft ontwikkeld? Die stokken achter de deur blijven dus nodig.
Blijft een ander probleem bestaan. Want hoe zorg je dat bedrijven de middelen ontwikkelen die nodig zijn?
Epidemieën zijn een slecht verdienmodel
In 2016 waren wetenschappers dicht bij een vaccin voor een ander coronavirus, SARS.* De onderzoekers gingen op zoek naar geld om het verder te ontwikkelen. Zonder succes. De farmaceutische industrie was niet geïnteresseerd: de markt was te klein en te onvoorspelbaar. De SARS-epidemie stierf uit en het onderzoek naar het vaccin werd stopgezet.
We weten natuurlijk niet of dit vaccin ook effectief geweest zou zijn tegen het nieuwe, nauw verwante coronavirus waarmee we nu geconfronteerd worden, maar als men het onderzoek had voortgezet hadden we daaruit veel kunnen leren. Een gemiste kans dus.
Ook heeft de farmaceutische industrie nooit veel geld gestopt in MERS, een ander coronavirus dat in 2012 een epidemie veroorzaakte. De reden: epidemieën zijn een slecht verdienmodel. Je weet niet of en wanneer er weer een epidemie zal uitbreken, dus de kans bestaat dat je veel geld investeert in een product dat je nooit zal kunnen verkopen.
En als er wel een uitbraak komt en er toch een markt ontstaat, dan word je waarschijnlijk onder druk gezet om het patent op dat middel of vaccin op te geven, en het tegen een eerder lage prijs te verkopen. Niet de best mogelijke investering dus.
Zelfs als we bedrijven ervan kunnen overtuigen om hun monopolieposities op te geven, moeten we nog steeds een manier verzinnen om onderzoek naar nieuwe middelen of vaccins te stimuleren, ook als daar op dat moment geen markt voor bestaat. En dat niet enkel voor de huidige pandemie, maar ook voor ziekteverwekkers waar we op dit moment nog geen last van hebben.
Hoe? De overheid kan dit op zich nemen. Momenteel investeren overheden natuurlijk al veel geld in fundamenteel onderzoek, maar ze zouden meer kunnen doen: niet alleen het initiële onderzoek, maar ook de testen op mensen, de productie en de distributie.
In plaats van bedrijven die een succesvol vaccin ontwikkelen te belonen met het alleenrecht op de verkoop, kunnen we een eenmalig geldbedrag toekennen als ze zo’n middel ontwikkelen
Het voordeel is dat je kan garanderen dat die middelen voor alle inwoners beschikbaar zullen zijn, maar het heeft ook enkele nadelen. Zo heeft geen enkele overheid vooralsnog de benodigde kennis of de productiecapaciteit.
Nog een nadeel: het onderzoek en de ontwikkeling van medicijnen en vaccins is duur en risicovol. Een groot gedeelte van de potentiële oplossingen sneuvelt ergens in het traject van molecuul naar medicijn. Hoe leg je als overheid aan je belastingbetalers uit dat de miljoenen die je geïnvesteerd hebt jammer genoeg niets opleverden?
Het marktdogma doorbreken
Een andere manier waarop overheden ervoor kunnen zorgen dat we de geneesmiddelen krijgen die we nodig hebben: prijzen. Op dit moment is de hele geneesmiddelenindustrie gebaseerd op het dogma dat de markt het beste weet wat we nodig hebben. We weten dat dat niet waar is: veel noodzakelijke geneesmiddelen, nieuwe antibiotica bijvoorbeeld, of middelen tegen tropische ziektes, worden niet ontwikkeld omdat de return on investment te laag is.
Maar in plaats van bedrijven die een succesvol geneesmiddel of vaccin ontwikkelen te belonen met het alleenrecht op de verkoop, kunnen we ze ook een eenmalig geldbedrag toekennen als ze zo’n middel ontwikkelen. Daarna mag de markt spelen: iedereen die dat wil, mag het middel produceren en verkopen. Op die manier kun je als overheid stimuleren dat die geneesmiddelen ontwikkeld worden die we nodig hebben, en niet alleen diegene waarvoor een markt bestaat.
Zo kan je alle kennis en creativiteit van de farmaceutische industrie aanboren, terwijl je als overheid niet het risico loopt dat je miljoenen investeert in een mislukking. Zo’n prijzensysteem zorgt ook voor lagere geneesmiddelenprijzen. Bedrijven hoeven hun investeringen in onderzoek niet meer terug te verdienen via de verkoop, en omdat niemand een monopoliepositie heeft, drukt onderlinge concurrentie de prijzen.
Hadden we na SARS en MERS een prijs uitgeloofd voor een vaccin, dan hadden we er nu misschien al een gehad
Hadden we na de SARS- en MERS-uitbraken een grote geldsom beloofd aan iedereen die erin slaagde om een vaccin te ontwikkelen dat effectief was tegen álle coronavirussen, dan hadden we nu misschien al een vaccin gehad.
Natuurlijk zijn er ook nadelen. Al krijg je uiteindelijk veel goedkopere geneesmiddelen, een overheid moet het bedrag voor de beloning wel eerst ophoesten. En hoe hoog moet het bedrag zijn? Als je te veel geld biedt, dan kan het je uiteindelijk meer kosten dan in het huidige systeem. Is het bedrag te laag, dan zal de industrie geen moeite doen.
De coronacrisis zet de spanning tussen het winstbejag van farmaceuten en het algemeen belang op scherp. Het wordt nu pijnlijk duidelijk dat de aloude mechanismen niet meer werken. Hét moment dus om te experimenteren met nieuwe vormen, met patent pools of prijzensystemen. In de hoop dat er op die manier toch nog iets positiefs voortkomt uit deze pandemie.