Hoe los je racisme, seksisme en homofobie op? Allemaal tegelijk

Valentijn De Hingh
Correspondent Populaire cultuur

Anti-Zwarte Piet-demonstranten, BIJ1, DENK, lhbtqia-activisten, allemaal krijgen ze het verwijt dat ze ‘identiteitspolitiek’ bedrijven. Dat ze een voorkeursbehandeling voor zichzelf en hun aanhang opeisen. In een kwartier uitgelegd: wat identiteitspolitiek is, waarom het lang niet altijd werkt maar tóch onmisbaar is.

Rutte zei het op de persconferentie van vorige week dinsdag al: de strijd tegen covid-19 voeren we samen, met 17 miljoen mensen. Het virus raakt ons allemaal, en dus dragen we allemaal ons steentje bij – we hangen klappend uit het raam voor het zorgpersoneel, houden zo goed mogelijk afstand in de supermarkt, wassen braaf onze handen en blijven zoveel mogelijk binnen.

Wat een eendracht. Terwijl Nederland, als je sommige politici en opiniemakers een paar maanden terug moest geloven, verdeelder is dan ooit. In of waarschuwden ze op felle toon voor een schadelijk fenomeen dat de samenleving zou versplinteren, het publieke debat zou verzuren, en politieke samenwerking onmogelijk zou maken.

De grote boosdoener: identiteitspolitiek.

Anti-Zwarte Piet-demonstranten, BIJ1, DENK, allemaal kregen – en krijgen – ze het verwijt dat ze ‘identiteitspolitiek’ bedrijven: dat ze op basis van gedeelde identiteitskenmerken een voorkeursbehandeling voor zichzelf en hun aanhang zouden opeisen. 

Dat is nogal een verwijt. Maar waar hebben we het eigenlijk over als het over identiteitspolitiek gaat? En waarom lopen de gemoederen bij de kwesties die deze groepen aankaarten zo hoog op?

De afgelopen tijd sprak ik met meerdere experts over identiteitspolitiek. Ik kwam erachter dat identiteitsdenken in de Nederlandse politiek niets nieuws is. Dat het noodzakelijk is – soms zelfs onvermijdelijk – om identiteit een plek te geven in de politiek. Maar ook dat de manier waarop identiteitspolitiek tegenwoordig wordt gevoerd verandering soms in de weg staat – en dat een deel van de kritiek dus terecht is. 

Ik schreef er deze explainer over. 

Voordat we beginnen: het is coronacrisis, dus ik heb wel wat anders aan mijn hoofd. Bovendien blijken we nu dus helemaal niet zo verdeeld. Waarom moet ik dit lezen?

Ja, dat de versplintering van de samenleving op basis van identiteit nu even op pauze lijkt te staan is mooi, maar goede kans dat het debat over identiteit na de coronacrisis gewoon weer oplaait. Door nu te kijken naar hoe het beter kan, kunnen we het gesprek hierna misschien een nieuwe richting geven – een die minder verdeeldheid zaait, en die productiever is voor iedereen.

Nou goed, kom maar op dan. Waar draait identiteitspolitiek eigenlijk om?

Feministen, anti-racismeactivisten, transgenderrechten-bewegingen, allemaal bedrijven ze vormen van identiteitspolitiek

Identiteitspolitiek wil zorgen voor meer gelijkheid voor groepen die op basis van bijvoorbeeld ras, etniciteit, seksuele gerichtheid, sekse of genderidentiteit in een maatschappelijke minderheidspositie zitten, en die daardoor in hun dagelijks leven te maken krijgen met allerlei vormen van onrecht en onderdrukking.

Denk bijvoorbeeld aan arbeidsdiscriminatie, etnisch profileren door politie en justitie, of homofoob geweld, maar ook aan meer ‘symbolische’ onrechtvaardigheden, zoals Zwarte Piet, of de stereotypering van vrouwen in media en reclame.

Deze groepen organiseren zich rondom hun gedeelde identiteitskenmerken, en proberen dit onrecht op allerlei manieren te bestrijden. Feministen, anti-racismeactivisten, transgenderrechtenbewegingen, allemaal bedrijven ze vormen van identiteitspolitiek.

Oké, het gaat dus om groepen die vechten voor gelijkheid en emancipatie. Daar is op zich toch niks mis mee?

Nee, zeker niet. Maar toch zijn er veel mensen, vooral aan de rechterkant van het politieke spectrum, die grote moeite hebben met groepen die identiteitspolitiek bedrijven. 

Zo schrijft Paul Cliteur, de huisideoloog van Forum voor Democratie, dat het gaat om Het zijn volgens Cliteur ‘one-issue-bewegingen,’ die het alleen te doen is om de eigen identiteit en het ‘fictieve’ slachtofferschap dat ermee gepaard gaat. Maar ook politici als Klaas Dijkhoff (VVD) uiten regelmatig

De hel en verdoemenis waarin de identiteitspolitiek ons zal storten wordt gepredikt van kansels uit het hele politieke spectrum

En ook aan de linkerkant van het politieke spectrum stuit identiteitspolitiek op weerstand. Zo vindt publicist Ewald Engelen dat er achter identiteitspolitieke ‘uitwassen’ als ‘een wereld van distinctiedrift, dédain, superioriteit en morele veroordeling’ schuilgaat, die de vorming verhindert van En op de website van ‘progressieve’ denktank Vrij Links noemt politicoloog Coen de Jong de huidige ‘identiteitscultus’ in de politiek een ‘nieuwe religie’ die onze ‘grondrechten en vrijheden’ opoffert om

Grote woorden hoor. 

Wat je zegt. De hel en verdoemenis waarin de identiteitspolitiek ons zal storten wordt gepredikt van kansels uit het hele politieke spectrum. En de suggestie is natuurlijk dat de tegenstanders van de identiteitspolitiek zelf een andere, betere vorm van politiek aanhangen.

Is dat niet zo dan?

Niet per se. Het label ‘identiteitspolitiek’ wordt door tegenstanders voornamelijk gebruikt als scheldwoord voor politiek die te veel gericht is op de wensen van zeer specifieke groepen.

Maar volgens kun je je afvragen of er zoiets bestaat als politiek die zich níet richt op de belangen van specifieke identiteitsgroepen. ‘Identiteit en politiek zijn inherent met elkaar verbonden, daar zijn politicologen en historici het wel over eens.’ 

Dus de boeren op het Malieveld van afgelopen najaar voerden ook identiteitspolitiek? 

Zeker! Want, los van wat je vindt van hun standpunten en methodes: ook hier gaat het in essentie om een groep mensen die een bepaalde maatschappelijke positie delen, en van daaruit een politieke oplossing eisen voor hun problemen. Dat is niet zo anders dan vrouwen, personen van kleur, of LGBTQIA’ers die voor hun belangen opkomen.

Nou, als alle politiek eigenlijk ‘identiteitspolitiek’ is, dan zijn we hier wel klaar, toch?

Nee. Want het werkelijke probleem is dat critici de term ‘identiteitspolitiek’ gebruiken om claims van bepaalde groepen te diskwalificeren. ‘Je ziet bijvoorbeeld vaak dat vrouwelijke politici, of politici met een migratieachtergrond die zich uitspreken in het belang van de groep waarmee zij een identiteitskenmerk delen, meteen beticht worden van cliëntelisme, van lobbyen voor de eigen groep. Terwijl politiek natuurlijk één grote lobby is van groepen die bij politici of partijen op de mat staan.’

Politiek gaat dus in wezen altíjd over de belangen van specifieke groepen. Maar op het moment dat deze belangen verbonden zijn aan een bepaalde etniciteit of achtergrond, stuit dat ineens op verzet.

Misschien is het dus niet de vorm van belangenbehartiging, maar de inhoud waar tegenstanders van identiteitspolitiek niks van moeten hebben. 

Oké. Maar Nederland is toch een vrij land waarin iedereen voor de wet gelijk is? Overdrijven die lui die overal onrecht zien niet ook een beetje? 

Nee, minderheden lijden echt niet aan aanstelleritis. Mügge: ‘Je kan statistisch aantonen dat je op basis van hetzelfde cv niet of minder snel wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek als je een niet-westerse naam hebt. Of neem de loonkloof tussen mannen en vrouwen. Onderzoek laat zien dat het gaat om ingesleten patronen, een systeem dat is genormaliseerd.’

We moeten ons dus baseren op onderzoek, zegt Mügge. En dat onderzoek toont keer op keer aan dat of structurele problemen zijn, met reële gevolgen.

Het ‘slachtofferschap’ waar identiteitsbewegingen zich op beroepen is dus lang niet zo fictief als de tegenstanders van identiteitspolitiek voorstellen. Wie de ervaringen van deze groepen naar het land der fabelen verwijst, gaat voorbij aan de aantoonbaar scheve positie waarin zij zich bevinden.

Maar de hele tijd je eigen leed als uitgangspunt voor je politiek nemen, wat schiet je daar nou mee op?

Dat is inderdaad niet altijd productief. Bijvoorbeeld als het leidt tot discussies over wie het onderling het zwaarst heeft. 

Volgens heeft dat alles te maken met hoe we naar identiteit zijn gaan kijken. Identiteit wordt namelijk vaak gereduceerd tot enkelvoudige labels – zwart, gay, trans – die ieder hun eigen grieven centraal stellen. ‘Dat loopt uit op comparative suffering: wie heeft het het zwaarst, en daarmee het meeste recht van spreken?’

Het gevolg is dat verschillende minderheden elkaar in de steek laten, zegt Aydemir: ‘Enkelvoudige identiteitspolitiek, waarin alleen het leed van je eigen groep centraal staat, zorgt ervoor dat je niet meer kunt kijken naar mensen die het slechter hebben dan jij.’

En het heeft volgens Aydemir ook nog een ander onwenselijk effect, namelijk dat ook meerderheden zich gaan bedienen van de gebaren van comparative suffering.

Aydemir. ‘Er zijn nu bijvoorbeeld hetero’s die het noodzakelijk vinden om Straight Pride te vieren, of mannenrechtenactivisten die de achtergestelde positie van mannen ter discussie stellen. Tegelijkertijd voeren politici als Thierry Baudet een politiek van glashard wit etnonationalisme, maar dienen ze dat op in de vorm van identiteitspolitiek –

Ah ja, dat zie je ook bij die activisten die pro-Zwarte Piet zijn. Die vinden dat hen iets wordt afgepakt. 

Precies. Zij zeggen: als mensen die tégen Zwarte Piet zijn hun gekrenktheid politiek mogen mobiliseren, waarom mogen mensen die pro-Zwarte Piet zijn dat dan niet? Zij zijn ook immens gekwetst, omdat hun geliefde traditie onder vuur ligt.

Maar daarmee gaan ze voorbij aan de reële minderheidspositie van de tegenstanders. En negeren ze dat Zwarte Piet voor mensen van kleur in verhouding staat tot iets anders, namelijk: institutioneel racisme.  

Aydemir: ‘Het zijn nooit alleen grapjes, of uitgescholden worden voor Zwarte Piet – het is ook discriminatie voor en banen, of Maar het is in het belang van de meerderheid om te doen alsof het alleen maar over Zwarte Piet gaat. Want die kan dan zeggen: wat stellen die tegenstanders zich aan.’

Goed. Dus aan de ene kant zitten minderheden elkaar in de weg door te kibbelen over wie het meest onderdrukt wordt, en tegelijkertijd draaien de dominante groepen de zaak om en roepen dat zíj onderdrukt worden. Dan snap ik het verwijt wel dat identiteitspolitiek echte verandering in de weg staat. Zo brengt het ons natuurlijk geen steek verder. 

Nee. Maar wat hier vaak wordt vergeten, is dat identiteitspolitiek oorspronkelijk wél was bedoeld als brede systeemkritiek. De term werd gemunt in de jaren zeventig door het een groep Afro-Amerikaanse lesbische feministen uit Boston.

In schreven ze dat

Dat klinkt verdacht veel als one-issue-politiek...

Dat klinkt misschien zo, maar niets is minder waar, stelt Murat Aydemir. 

Het CRC zag ‘identiteit’ namelijk als Hun politiek was dus niet bedoeld om alleen de belangen van een beperkte bevolkingsgroep te behartigen, maar was juist gericht op het veranderen van

Dat zit zo: het Combahee River Collective merkte op dat andere sociale bewegingen van hun tijd, waaronder het feminisme, het socialisme en de burgerrechtenbeweging, elk een deel van het onrecht lieten liggen waar zij als Afro-Amerikaanse, lesbische vrouwen mee te maken hadden.

Het feminisme was in die tijd vooral een project van witte vrouwen, waardoor racisme vrijwel onbesproken bleef. De burgerrechtenbeweging had weinig aandacht voor seksisme en homofobie, terwijl de arbeidersbeweging voorbijging aan de manier waarop al deze vormen van onrecht invloed hadden op de economische positie van zwarte vrouwen.

Door solidair te zijn met zichzelf als zwarte vrouwen, waren de leden van het CRC dus in feite solidair met een heleboel: met vrouwen, personen van kleur, lhbtqia’ers én mensen in een economische minderheidspositie – hun identiteit verbond ze aan al deze politieke belangen tegelijkertijd. Hun identiteitspolitiek was juist inclusief.

Zoals CRC schreef: ‘

Dikke, vette systeemkritiek dus, waar iedereen uiteindelijk wat aan heeft.

Binnen de huidige identiteitspolitiek wordt deze systeemkritiek nogal eens vergeten, zegt Aydemir: ‘Met name het idee dat klasse altijd een rol speelt, zijn we uit het oog verloren. Het is belangrijk dat je dat er altijd bijneemt.’

Goede identiteitspolitiek richt zijn pijlen dus niet op één vorm van onrecht, maar op alle vormen tegelijkertijd. En gaat dus wel degelijk over breed gedragen maatschappelijke verandering.

Duidelijk. Maar is dit niet gewoon uit de VS komen overwaaien, terwijl het eigenlijk niet past bij onze politieke cultuur? 

Ja, de term ‘identiteitspolitiek’ is inderdaad afkomstig uit Amerika. Maar identiteitsdenken is in Nederland niks nieuws. Volgens Adriejan van Veen van de Radboud Universiteit ontstonden in de late negentiende eeuw al allerlei maatschappelijke organisaties en politieke partijen die expliciet gebaseerd waren op identiteit: protestanten en gereformeerden, katholieken, arbeiders, later de vrouwenbeweging. 

Over Abraham Kuyper, de leider van de gereformeerde antirevolutionaire beweging, werd in de negentiende eeuw ook gezegd dat hij zijn standpunten uit de VS importeerde

Net als nu was de gevestigde orde ook toen kritisch over het identiteitsdenken van deze politieke partijen, aldus Van Veen: ‘Zij kwamen expliciet op voor groepen op basis van hun identiteit, en dat ging gepaard met veel emotie, met onrust en vertoon op straat. De burgerheren van de toenmalige politieke elite schrokken zich rot.’

De kranten uit de late negentiende eeuw laten dit mooi zien, stelt van Veen: ‘Het grappige is dat de manier waarop de identiteitsbewegingen van die tijd werden bekritiseerd, vergelijkbaar is met hoe er nu over identiteitspolitiek wordt geschreven. Inclusief het verwijt dat de identiteitspolitiek van iemand als Sylvana Simons uit de VS geïmporteerd zou zijn. Exact datzelfde werd destijds bijvoorbeeld gezegd over de leider van de gereformeerde antirevolutionaire beweging.’

Aha. Dus identiteitsdenken is van grote invloed geweest op de Nederlandse politiek?

Niet alleen op de politiek. Want uiteindelijk leidden die sociale bewegingen in de eerste helft van de twintigste eeuw tot de verzuiling, waarbij de samenleving volledig was verdeeld langs identiteitslijnen. Elke groep had zijn eigen scholen, krant, vereniging, vakbond, omroep, enzovoort. 

Pas rond de jaren zestig begon die verzuiling in te storten. Maar het identiteitsdenken verdween daarmee niet, legt Van Veen uit. ‘Andere, persoonlijkere identiteiten worden belangrijker. Jong zijn, je seksuele geaardheid, maar ook nationale identiteit. Tegelijkertijd kreeg Nederland een multiculturele samenleving. Vanaf de jaren negentig uitten politici als VVD-leider Frits Bolkestein, en later Pim Fortuyn en Geert Wilders, felle kritiek op migratie en multiculturalisme – kritiek die ze vooral stoelden op hun ideeën over nationale identiteit. Eigenlijk ook identiteitspolitiek natuurlijk.’ 

Identiteitsdenken is dus geen gril van deze tijd. Het zijn door de jaren heen alleen steeds nieuwe groepen met andere belangen die identiteitspolitiek bedrijven.

Waarom worden identiteitspolitieke groepen door hedendaagse critici dan toch weggezet als nieuwerwetse navelstaarders? Van Veen: ‘Mensen zijn vergeetachtig. Sinds de ontzuiling zijn we niet meer gewend aan permanente ideologische verdeeldheid op basis van identiteit. Nu er weer scherpere verschillen tussen groepen ontstaan, komt daar dezelfde reactie op als eind negentiende eeuw: dit zaait verdeeldheid en is gevaarlijk.’

Maar kom op: sommige van die zaaien toch ook verdeeldheid? Als je een mening hebt die tegen hun dogma’s indruist, ben je meteen ‘problematisch’ en  

Ja, er zijn identiteitsactivisten die die neiging hebben. Van Veen zegt er soms van te schrikken, maar begrijpt het ergens ook wel. ‘Een instrument als het debat brengt vaak ongelijkheid met zich mee. Als je een willekeurige groep mensen bijeenbrengt, hebben de witte mannen vaak de grootste mond. Dat je daarvoor wil corrigeren, vind ik positief en begrijpelijk. Bovendien is het een goed idee mensen die volstrekt duidelijk verkeerde en gevaarlijke meningen hebben – nazi’s bijvoorbeeld – geen podium te bieden. Maar we moeten ook niet iedereen uitsluiten die niet helemaal in het juiste ideologische hokje zit. De zuiverheidstoets moet niet te zwaar worden.’

Oké, oké. 

En vergeet ook niet dat het identiteitsdenken ons ook veel heeft gebracht. Vrouwenkiesrecht, het homohuwelijk – dat was er allemaal niet geweest zonder identiteitspolitiek. Van Veen noemt zelfs de verzorgingsstaat een verworvenheid van identiteitspolitiek. ‘Het is niet direct causaal natuurlijk, de verzorgingsstaat is niet alleen maar ingevoerd omdát er een arbeidersbeweging kwam. Maar als die arbeidersbeweging er níet was geweest, had je die verzorgingsstaat waarschijnlijk ook niet gehad. Geen voldoende voorwaarde, wel een noodzakelijke.’

Liza Mügge van de Universiteit van Amsterdam: ‘Sociale bewegingen zijn essentieel. Ze zetten bepaalde problemen op de agenda, en zorgen dat de druk zo hoog wordt dat politici deze problemen wel moeten aanpakken.’

Goed. Een blik vooruit. Hoe zorgen we in de toekomst dat identiteitspolitiek wat oplevert? Het lijkt nu vooral te blijven bij hard tegen hard. 

Ja, maar vergeet niet dat ‘hard tegen hard’ de afgelopen jaren ook best wat heeft opgeleverd. Hoewel het grootste deel van de Nederlanders nog steeds tegen het aanpassen van Zwarte Piet is,

Maar uiteindelijk is het wel zaak dat identiteitspolitiek in de toekomst aanstuurt op een allesomvattende, radicale omwenteling van het systeem, zoals het Combahee River Collective het voor ogen had. 

Adriejan van Veen noemt de campagne van de voormalige Amerikaanse presidentskandidaat Bernie Sanders als sprekend voorbeeld. ‘Sanders had oog voor de wensen en behoeftes van allerlei groepen op basis van hun identiteit, maar wist al die verschillen te verenigen in een overkoepelend verhaal van klassenongelijkheid. Zijn boodschap was: we zijn allemaal verschillend, maar er is door de héle samenleving een bepaalde machtsongelijkheid, en die draait ook om klasse. Het ging bij hem om iedereen die, om wat voor reden dan ook, niet bij de hoort.’

In het gedachtegoed van Sanders neemt economische ongelijkheid dus een belangrijke plaats in, maar niet als enkelvoudig identiteitslabel. Met het oplossen van klassenongelijkheid alleen los je racisme, seksisme en homofobie namelijk niet op. Bovendien ontkent een focus op klasse alleen (zoals bij Ewald Engelen bijvoorbeeld) dat andere vormen van onrecht van grote invloed zijn op de sociaal-economische positie van specifieke groepen.

Identiteit is meer dan een enkelvoudig label. Daarom betrekt goede identiteitspolitiek – zoals de bedenkers het voor ogen hadden – alle maatschappelijke posities, en hoe die zich tot elkaar verhouden. Alleen vanuit dát perspectief kunnen we de radicale systematische veranderingen bereiken die de identiteitspolitiek voor ogen heeft.

Meer lezen?