Dit deed de auto met de stad
Voor ons binnenkort te verschijnen boek Het recht van de snelste maakte ik een tijdreis door mijn eigen wijk in Rotterdam Noord. En ontdekte hoe mooi het was, een eeuw geleden, waar nu een van de tien gevaarlijkste kruispunten van de stad ligt.
In de kop van Rotterdam Noord vloeien twee geasfalteerde wegen samen waar ze onder de autoring en het spoor doorgaan, als de twee poten van een taartvorkje op zijn kop. Op deze plek steek ik dagelijks over. Het voelt bijna normaal, dat ik hier enorm moet uitkijken, om niet onder een auto te komen. En andersom: om niemand aan te rijden, als ik zelf met de auto ben.
Dat is niet altijd zo geweest.
In 1908, toen mijn straat, een zijstraatje hier vlakbij, net gebouwd was, was het rond die taartvork net een dorp. Er was een postkantoor op de hoek, koffiehuis Transvalia zat ernaast.
Dit waren geen wegen voor doorgaand verkeer, dit was flaneergebied met een trammetje dat via de Benthuizerstraat – een van de twee straten die hier samenkomen – direct naar de Maas reed.
In 1932 waren er ook tramrails op de andere straat van dat vorkje, de Bergweg, gekomen. Het koffiehuis had er een paar verdiepingen bij gekregen en was veranderd in theater Victoria, dat later zou transformeren tot bioscoop. Dit was een cultureel stukje stad, waar volop over straat werd gelopen. Zoals bijna overal nog, in die tijd.
Kennelijk gold het theater als een highlight van de stad, want er zijn heel veel foto’s gemaakt van het kruispunt door de eeuw heen.
Ik vond via Pinterest ook foto’s uit 1925, 1944, 1952 (?) en 1965.
Meneer Correct
Je ziet het door de jaren heen sneller en gevaarlijker worden op straat. Steeds minder mensen die er nog lopen.
In 1936 werden voetgangers in Nederland tot officiële verkeersdeelnemers verklaard. Vanaf toen moest iemand die liep zich dus aan de regels voor ‘het verkeer’ houden. En konden mensen te voet worden weggedirigeerd, de stoepen op.
En nu ziet het er zo uit:
Wat in die vroege jaren een theater was, ken ik alleen als de gigantische elektronicazaak Correct, die hier tot voor kort zat. Met je auto reed je van buiten de stad zo op het witgekalkte gebouw met de oranje reuzenreclame af. In de jaren tachtig en negentig was de Correct een van de bekendste winkels van Rotterdam. Een enorme zaak, waar mensen van binnen en buiten de stad naartoe kwamen voor de nieuwste gadgets, al gebruikten ze dat woord toen nog niet.
Op zoek naar meer informatie over hoe het hier allemaal zo geworden is als het is, stuit ik op een paginagroot interview met ‘meneer Correct’, zoals winkeleigenaar Harry de Jong sr. werd genoemd. In 1988 vertelde hij aan dagblad Het Vrije Volk hoe hij elektronica zag als een belangrijke oplossing voor het fileprobleem. Dat is een probleem dat ik zelf ook een tijd lang heb willen oplossen. En dat me het zicht ontnam op andere problemen die je nog meer zou kunnen zien, in je straat, op de weg, in het land.
De Jong voorspelde een systeem in je auto dat precies weet waar de files staan en je een alternatieve route geeft
De Jong voorspelde een systeem in je auto dat precies weet waar de files staan en je een alternatieve route geeft en voorspelde een ‘communicatiehuiskamer’, alsof hij de coronacrisis al zag aankomen. De visionair maakte niet meer mee wat het internet voor zijn eigen zaak zou betekenen. Correct verloor het de afgelopen jaren van Coolblue, ook een bedrijf uit Rotterdam. Het pand op de hoek, door Metro gedoopt tot ‘de grijze puist’, is leeg komen te staan.
Bewoners stelden voor: kan het niet weer een bioscoop worden? Projectontwikkelaars stelden voor: kunnen we er geen woningen van maken? Daar woon je dan straks, boven twee asfaltwegen waar automobilisten vijftig mogen, maar vaak harder rijden dan dat.
Mensen maken elkaar per ongeluk dood in onze wijk
Wat is er veel veranderd. Op de foto uit 1932 valt me vooral het kindje op, dat ongeveer de leeftijd van mijn oudste zoontje heeft, en daar in zijn eentje de Benthuizerstraat oversteekt. Onvoorstelbaar nu. Deze plek staat nu in de Rotterdamse top-10 van ‘voorspelde risicokruispunten’.
Verderop op de Bergweg, een van de twee asfaltwegen, reed twee jaar geleden iemand met zijn auto een jongeman van 19 dood, op het zebrapad.
Al jaren klagen bewoners: het is levensgevaarlijk hier. Oversteekplaatsen worden in de wijk ‘over het hoofd gezien’ of genegeerd.
Toen vorig jaar even verderop, op de Gordelweg, een vrouw van 70 jaar oud met een hondje werd doodgereden, richtten buurtbewoners een Facebookgroep tegen verkeershufters op. Als ik mensen spreek in de wijk hierover hoor ik steeds over kleinere en bijna-aanrijdingen. Maar op de weg van verbetering staat een aldoor dreigend verkeersinfarct.
Zebramannen
De wijkraad nodigt de bewoners van de wijk uit voor een anti-hufteractie op de Bergweg. Ter plaatse schud ik handen met mannen in zebrapakken die vervolgens een uitgebreide veiligheidsinstructie van verkeersagenten krijgen, want, vertelt een van hen, ‘het is natuurlijk niet de bedoeling dat jullie zelf iets overkomt tijdens een verkeersveiligheidsactie’.
Ik moet het handje van mijn peuter fijnknijpen, zodat hij me niet ontglipt op weg naar de wipkip aan de overkant van mijn eigen straat
De mannen knikken hun veteranenblik: ze hebben dit al eerder gedaan – op de zebra gaan ze automobilisten tegenhouden en dan flyers uitdelen door het raampje. Gevaarlijk werk. De zebrapakken verdwijnen onder gele reflecterende veiligheidsvestjes. ‘We houden hooguit twee auto’s aan per keer’, vertrouwt een van de zebramannen me toe, voordat hij de zebra op loopt. ‘Anders staat het hier meteen vast tot aan de Gordelweg.’ En dat is niet de bedoeling.
Er mag niet iets vastlopen. ‘Nederland slibt dicht’: dat geldt als levensgevaarlijk. Mensen vrezen beeldspraak. Het verkeer moet blijven stromen. Daarom moet ik het handje van mijn peuter fijnknijpen, zodat hij me niet ontglipt op weg naar de wipkip aan de overkant van mijn eigen straat.
De cel in voor geschilderde haaientanden
Onze wijkraad probeert nu echt uit alle macht iets te doen aan het probleem dat we elkaar doodrijden. Organiseert met de deelgemeente een verkeerstafel, op zoek naar oplossingen. Maar dat is nog niet zo eenvoudig.
Ik doe mee en met een stuk of twintig bewoners bedenken we van alles, op een avond in het gemeentekantoor verderop aan de Bergweg – daar waar ook de anti-hufteractie werd gehouden. Eenrichtingswegen? Fietsstraten? Borden langs de weg? Dat soort ideeën bedenken we.
De straat barricaderen met bloempotten of bielzen, zoals mensen deden in de jaren zeventig, dat kan niet meer, of we durven het niet meer. En met reden. Schilder haaientanden op straat en je belandt zo een nacht in de cel. Leg zelf verkeersdrempels neer, en je wordt aangepakt.
Ik heb dat soort acties ook niet voorgesteld, die avond, onder begeleiding van de gemeente. Maar moeten we niet toch zoiets gaan doen?
Kindjes kunnen hier niet meer zelf de wijk in
In deze laatste coronaweken is de wijk een racecircuit geworden. Volgens ooggetuigen gebruiken de coureurs lachgasballonnen. De politie heeft bekeuringen uitgedeeld en rijbewijzen ingenomen maar het racen houdt niet op. En onze wijk is niet uniek.
Kleine kinderen, die ooit zelfstandig de grote weg overstaken, kunnen nu al decennia niet meer zelfstandig spelen in hun eigen woonstraat, wat tot in de jaren vijftig heel normaal was. Dat kan ook niet in de zijstraten waar je officieel 30 mag. Die snelheid is al te hoog om veilig te zijn voor kinderen. En de huidige inrichting maakt het op veel plekken mogelijk om harder te rijden dan dat.
Door de wijk fietsen is voor kinderen ook te gevaarlijk. Ik durf in elk geval niet samen met mijn kleuter op zijn fietsje op de Bergweg of de Benthuizerstraat te rijden. Het aantal kinderen dat zelfstandig naar school loopt of fietst is in de afgelopen decennia sterk teruggevallen. Met een vicieuze cirkel tot gevolg: ‘Er is te veel verkeer voor Billy om naar school te kunnen lopen, dus wij brengen hem met de auto.’
We zitten vast in een mobiliteitssysteem dat mensen verslindt en intimideert
We zitten vast in iets groots. Een mobiliteitssysteem dat mensen verslindt en intimideert, maar waarvan we met zijn allen afhankelijk zijn geraakt. De wijkraad die het onveiligheidsprobleem wil oplossen beijvert zich tegelijkertijd voor meer parkeerplaatsen in de wijk.
Het is een systeem waarvan moeilijk te zien is hoe problematisch het is. Zelfs een kruispunt waarvan in oktober al werd vastgesteld dat het een van de tien meest gevaarlijke plekken van de stad was, is nu, een halfjaar later, nog steeds hetzelfde. Er is niet eens een waarschuwingsbord neergezet. Het enige beleid dat er is, is anti-hufterbeleid, gericht op gedrag. Niet op de inrichting van de stad.
Thuis achter de computer kijk ik nog eens naar het koffiehuis, met de ouwehoerende mannetjes ervoor, op straat. Naar het theater en alle drukte eromheen, een kwarteeuw later. Een autoluwe stad. Dan loop ik naar buiten. Wandelend langs het gebouw van de Correct naar de supermarkt heb ik het gevoel door het negatief van mijn wijk te lopen. Via de oude foto’s heb ik ontdekt wat het origineel was.
Echt mooi was het hier ooit geweest. Hoe hebben we onze leefomgeving zo uit handen kunnen geven?
Dit verhaal is losjes gebaseerd op een hoofdstuk uit het boek Het recht van de snelste, dat ik schreef samen met planoloog Marco te Brömmelstroet en dat op 26 mei verschijnt.