Succesvolle mensen geven zelden toe hoeveel geluk ze hebben gehad. Deze trainer doet dat wel
Succesvolle mensen schrijven hun succes doorgaans aan zichzelf toe. En wie minder presteert, geeft juist de omstandigheden de schuld. Zo niet Roger Schmidt, de nieuwe trainer van PSV, die ronduit erkent dat hij zijn onverwachte succes te danken heeft aan geluk en toeval. En juist dát maakt hem zo’n goede trainer.
Je weet nooit hoe een koe een haas vangt, of hoe een mislukte barbecue leidt tot een wetenschappelijke publicatie, maar soms gebeurt het.
Mario Molina en Mauricio Bucca – twee Chileense sociologiestudenten aan de Cornell Universiteit – leerden tijdens een barbecue in de zomer van 2015 via een paar Amerikaanse vrienden het kaartspel President kennen. Het doel van President is om je kaarten zo snel mogelijk kwijt te spelen.
De basisregel: als je een kaart hebt die hoger is dan de kaart op tafel – je hebt, zeg, een ruiten 9 en op tafel ligt een harten 3 – dan mag je jouw kaart op de stapel leggen. Het helpt om alert te zijn, maar winst en verlies worden vooral bepaald door de kaarten die je krijgt – hoe hoger hoe beter. Dit gebrek aan invloed wordt versterkt door de tweede belangrijke spelregel: de winnaar van een ronde krijgt aan het begin van de volgende ronde de beste kaart van de verliezer.
Kortom: President is vooral een kansspel, geen behendigheidsspel. Maar na enkele uren President spelen, merkten Molina en Bucca iets vreemds. Als mensen een potje hadden gewonnen, praatten ze erover alsof dat aan hen had gelegen; alsof ze beter hadden gespeeld dan de verliezers. Ook al leek het klontjeklaar dat President vooral wordt beslist door geluk. Tenminste, dat was klontjeklaar voor Molina en Bucca.
En dus konden ze zich niet inhouden. Barbecue of niet, ze gingen in discussie. Bucca: ‘Ik zei: zie je dan niet dat je dit spel niet goed kúnt spelen? Kijk naar de regels: het spel is opgezet om het oneerlijk te laten zijn.’ Molina: ‘We zeiden: dit spel lijkt op het leven. Succes wordt deels bepaald door toeval, en heb je eenmaal succes, dan krijg je kansen om succesvoller te worden.’
Een andere naam voor President is niet voor niets ‘Capitalism’.* Maar de medespelers van Molina en Bucca gingen niet mee in hun sociologenpraat; het spel was gewoon een spel en zeker niet oneerlijk; dat was een lulpraatje van een verliezer. De barbecue werd een tikje ongemakkelijk, maar het bleek ook een mazzeltje-in-vermomming.
De maandagochtend erop hadden Molina en Bucca een idee voor een experiment: zouden de meeste mensen zo denken als hun medespelers?
De meeste mensen deugen. Behalve als ze winnen
Om dit uit te zoeken, maakten ze een simpeler versie van het spel, dat ze The Swap Game noemden. Slechts twee spelers, een aantal regels minder, en een aanpassing: de winnaars van een ronde zouden in de volgende ronde de twee beste kaarten van de verliezer krijgen – eentje meer dan in President dus. Het doel was om de oneerlijkheid van het spel en het gelukselement nog duidelijker te maken.
De onderzoekers trainden een aantal vrijwilligers op de site Amazon Mechanical Turk – een site waar wetenschappers proefpersonen scoren – en lieten de turkers vervolgens dagenlang The Swap Game spelen. Na elk potje vroegen ze de deelnemers of ze het spel eerlijk vonden, wat ze van hun eigen prestatie vonden, en hoe ze zich voelden.
De uitkomst bleek hetzelfde als bij het spel met vrienden tijdens de barbecue. Zelfs als het spel overduidelijk werd bepaald door toeval, en zelfs als de deelnemers dat erkenden (en hoe konden ze dat niet), dan nog vonden veruit de meeste winnaars dat ze beter hadden gespeeld dan de verliezers – dat ze de winst hadden verdiend dus.
De conclusie van Molina en Bucca in Science Advances: of mensen iets eerlijk vinden, hangt niet alleen af van de regels, maar ook van of ze winnen of verliezen. Anders gezegd: de meeste mensen deugen, behalve als ze winnen.
Zelfs puur geluk slaan mensen op als verdienste
De bevindingen van Molina en Bucca passen in een fascinerend subgenre van economisch, sociologisch en psychologisch onderzoek dat zich redelijk simpel laat samenvatten: ‘Als ik succes heb, ligt het aan mijn talent; als ik faal, ligt het aan de omstandigheden.’ Iets algemener gesteld: mensen kunnen de rol van de ‘persoon’ en de rol van de ‘omstandigheden’ nauwelijks van elkaar scheiden.
In een experiment* werden aan deelnemers in een rollenspel willekeurig functies toebedeeld als ‘manager’ of als ‘bediende’. Naderhand gaven alle deelnemers elkaar een score voor kenmerken als intelligentie, leiderschap, assertiviteit en inzet. De uitkomst? De ‘bedienden’ vonden de bedienden iets hardwerkender, maar verder werden de ‘managers’ op alle vlakken hoger ingeschat. (De managers vonden zichzelf wel hardwerkender.)
Het was vreemd: ook al was het ‘succes’ van de managers volstrekt willekeurig tot stand gekomen, door een benoeming op basis van toeval, dan nog ‘zagen’ mensen de hogere kwaliteiten van de managers en de lagere van de bedienden. Ze werden verward door de status van de functieaanduidingen.
In een ander experiment* speelden studenten een kennisquiz. Ze werden willekeurig als quizmaster en deelnemer ingedeeld. De quizmasters mochten de gekste vragen stellen aan de deelnemers. Categorie: ‘Wat is de hoofdstad van Burkina Faso?’ Of: ‘hoe heet het goedje dat walvissen afgeven waarmee parfum wordt gemaakt?’ Na afloop vroegen de onderzoekers aan alle deelnemers en toeschouwers wie ze het slimst vonden.
Mensen kunnen geluk en kunde nauwelijks van elkaar scheiden
Het overheersende antwoord? De quizmasters. Wat absurd was, want natuurlijk is het makkelijker om slim over te komen als je de vragen zelf kunt bedenken – en natuurlijk oog je minder slim als je op deze vragen het antwoord niet weet. Het mogen stellen van de vraag is een enorm voordeel. Maar mensen, zo blijkt uit tal van deze onderzoeken, kunnen geluk en kunde nauwelijks van elkaar scheiden. En als ze zélf geluk hebben al helemaal niet – dan is het sowieso kunde.
In de meeste van deze onderzoeken was er wel een case te maken, hoe dun ook, dat iemand kundig was. De quizmasters stelden inderdaad moeilijke vragen; de managers hadden inderdaad gemanaged. Hoe dun het bewijs ook was, de mensen die hen beoordeelden, konden ergens naar verwijzen. Maar The Swap Game, het experiment van Mario Molina en Mauricio Bucca, ging een stap verder.
‘Wat nieuw aan ons onderzoek was’, zegt Molina, ‘was dat winnaars geen enkel bewijs hadden om te zeggen: dit was eerlijk, ik won omdat ik slim heb gespeeld. Zelfs als de situatie duidelijk oneerlijk is, dan nog denken winnaars dat ze wonnen door hun goede spel, en vinden ze het spel eerlijker dan verliezers.’
De rol van toeval groeit, het besef ervan neemt af
En probeer winnaars vooral niet te overtuigen dat hun succes óók mazzel was – in een experiment of in het echte leven. ‘Geluk is niet iets wat je kunt bespreken in de aanwezigheid van self-made mensen’, schreef de Amerikaanse journalist E.B. White in de jaren dertig al in One Man’s Meat.
Wat destijds waar was, klopt nu alleen maar meer. Er zijn steeds meer self-made mannen en vrouwen, en ze worden alsmaar trotser op en overtuigder van hun eigen klasse, zegt de econoom Robert Frank. Dat komt volgens hem omdat steeds meer delen van de economie een winner-takes-all-markt zijn geworden.
In zijn boek Success and Luck geeft Frank een buitengewoon sexy voorbeeld hiervan: de markt voor software om je belastingaangifte te doen. Ooit was dit een markt voor accountants; in het tijdperk van de computer werd het een markt voor software. Ook werd vrij snel duidelijk wat het beste programma is – en dat beste programma (Turbo Tax) eiste al snel het leeuwendeel van de markt voor zich op, omdat software makkelijk te verveelvoudigen en verspreiden is. (Vergelijk dit met de beste koks: die hebben zulke schaalvoordelen niet.)
Voor ‘de winnaars’ in de moderne economie – van software tot muzikanten, van acteurs tot Amazon – is er dus veel meer geld te winnen dan vroeger. Het gevolg van die hoge beloning is dat meer talentvolle mensen proberen die ‘prijs’ te winnen. En het gevolg van die toegenomen strijd tussen zeer competente mensen – en dit is soms lastig te begrijpen – is dat juist geluk of toeval de doorslaggevende rol speelt.
Succes is een optelsom van talent, hard werk en geluk
Dat zit zo. Succes is een optelsom van talent, hard werk en geluk. Als veel talentvolle en hardwerkende mensen met elkaar vechten om succes, is het verschil in kwaliteit tussen de besten slechts minimaal. Gevolg: een zeer goede deelnemer met een beetje pech verliest van een iets minder goede deelnemer met geluk.
Sterker, zo rekent Frank voor, de beste kandidaat wint slechts in een klein aantal van de gevallen. Toeval bepaalt in een hypercompetitieve economie vaker wie wint dan vroeger. En dan nu de laatste tegenintuïtieve wending: tegelijkertijd daalt het besef van de rol van toeval. Anders gezegd: het geloof in eigen kunnen, in self-made-heid, dat je succes aan jezelf te danken hebt, neemt toe.
De verklaring is het harde werk dat inderdaad ook nodig was voor het succes. Als je op een fietstocht veel tegenwind hebt, dan merk je dat direct. Je moet stampen, je zweet, je wordt moe. Meewind is anders: na een tijdje voel je niet eens meer dat je het hebt. Plaatjes van tegenwind kennen we, schrijft Frank; meewind laat zich veel lastiger in beeld vangen – alsof het onzichtbaar is. (Googel het maar.)
Kortom: het geluk en de meewind vergeet je; de tegenwind en het harde werk niet.
De bakker die bleef bellen
Bekijk nu, door deze lens, de carrière van de nieuwe trainer van voetbalclub PSV: de Duitser Roger Schmidt. (Vooral voor voetbalvolgers: het is niet Roo-ZJEE of ROD-zjer, maar ROO-ger, met de g als in het Engelse ‘good’).
Dat Schmidt überhaupt voetbaltrainer werd is te danken aan een terloopse ontmoeting met een bakker. Al kun je het niet eens een ontmoeting noemen, want Schmidt wist van niks. Op een lentedag in 2003 was de toen 36-jarige Schmidt, als speler van SC Paderborn, met twee vrienden aan het kijken bij een wedstrijd van het naburige Delbrücker SC.
Hun commentaar op de wedstrijd werd opgevangen door Heinz Austerschmidt, de inmiddels 85-jarige oprichter van een grote bakkerij met zijn naam, en tevens hoofdsponsor en voorzitter van Delbrücker SC. ‘De manier waarop hij [Schmidt, MdH] sprak over het spel, helder, zonder clichés, dat maakte indruk op me’, zegt Austerschmidt over de telefoon. Wat Schmidt precies zei, dat weet Austerschmidt niet meer. ‘Maar hij legde kraakhelder uit wat er gebeurde. Ik dacht: die man MOET IK HEBBEN. Als trainer.’
Ik dacht: die man MOET IK HEBBEN. Als trainer
Als je Austerschmidt belt, dan heb je eerder het gevoel te praten met een opgewonden 25-jarige dan met een niet-helemaal-fitte 85-jarige, behalve dat hij in een beetje oubollig Duits praat. Hij praat soms HEEL HARD. Niet omdat hij hardhorend is, maar omdat hij HEEL ENTHOUSIAST is over DEN ROGER.
Die paar opmerkingen van Schmidt langs de lijn leidden ertoe dat Austerschmidt hem ‘anderhalf jaar lang’ probeerde over te halen trainer te worden van Delbrück. Anderhalf jaar? ‘Nou ja, anderhalf jaar...’ zegt Austerschmidt. ‘Misschien was het een jaar, of negen maanden. IK BEN EEN OUDE ZAK, MOET U WETEN, IK WEET DAT NIET MEER ZO GOED. MAAR VOOR MIJN GEVOEL DUURDE HET EEUWIG.’
Austerschmidt had op kunnen houden met bellen. Dat was misschien ook wel logischer geweest. Maar hij ging door. Totdat hij in het voorjaar van 2004 Schmidts vrouw Heike aan de lijn kreeg. Austerschmidt herinnert het zich zo: [Heike:] ‘Ro-ger, daar is die man weer, die steeds belt, meneer…’ [Roger pakte de hoorn:] … Austerschmidt. [Naar Austerschmidt:] Meneer Austerschmidt, u alwéér?’
Hij alweer. En die ene keer, Austerschmidt weet ook niet precies waarom, ging Schmidt eindelijk in op zijn uitnodiging. Eén seizoen zou Schmidt het doen, het trainerschap vervullen van Delbrück, naast zijn baan als ingenieur bij autotoeleverancier Benteler. Het werden er uiteindelijk drie; drie seizoenen waar Austerschmidt met gemak eindeloos over kan vertellen – en dat ook doet.
‘Die man, die u hebt gehaald’, zegt Austerschmidt, doelend op Schmidts komst naar PSV, ‘is geweldig. Een GE-WEL-DI-GE trainer. Wat Roger Schmidt heeft gedaan, is een TOPPRESTATIE. Hij heeft van EEN MIDDELMATIGE PLOEG, die leed onder veel blessures, eine top Mannschaft gemaakt, die direct promoveerde naar de Oberliga [het vijfde niveau van Duitsland, MdH].’
‘En dat gebeurde door een kopbal van onze centrale verdediger in de laatste minuut van de laatste wedstrijd van het seizoen. Een reus van 2 METER 1 GROOT. Ik heb zijn nummer hier, wacht u even.’
De beul die de bal binnenkopte
De reus heet Dominik Hansjürgen, is niet 2 meter 1 maar zelfs 2 meter 5, werkt tegenwoordig als fysiotherapeut, en heeft het verhaal van die ene goal al circa honderd keer verteld.
Hoe hij die ene zaterdagmiddag, 16:44, uitgeput naar voren sjokte. Hoe ze al een halfuur – stand: 2-2 – met tien man speelden. Hoe de concurrent om de titel gelijk had gespeeld. Hoe Delbrück bij winst kampioen was. Hoe hij – vaste afspraak – naar de eerste paal sprintte. Hoe de bal precies op zijn voorhoofd kwam. Hoe de bal erin vloog. Hoe Delbrück promoveerde.
Hoe hij naar de cornervlag racete en werd bedolven door alles en iedereen. En hoe hij van dat moment tot de dinsdagochtend erop weinig herinneringen meer heeft. Twee weken geleden vertelde hij het nog eens, in deze video voor een uitzending van Der Sportschau Club met Roger Schmidt.
Die ene goal van Hansjürgen maakte van trainer Schmidt een regionale beroemdheid, een trainer met een aureooltje, een trainer op wie werd gelet. Na drie jaar bij de amateurs in Delbrück volgden drie jaar bij de semiprofs van Preußen Münster, een uitstekend seizoen bij het kleine Paderborn in de Tweede Bundesliga, en twee zeer succesvolle seizoenen bij RB Salzburg. (Ajax en Frank de Boer kunnen erover meepraten.)
In 2014 maakte Schmidt de overstap naar een echte topclub: Bayer Leverkusen. En dat allemaal voor een matige amateurspeler, een ingenieur die nooit de wens had gehad om trainer te worden, totdat een hardnekkig bellende bakker hem een paar slimme zinnen hoorde zeggen aan de rand van het veld, en een fysiotherapeut-verdediger in de laatste minuut van de laatste wedstrijd van zijn eerste seizoen een sprookje maakte.
Geluk, dus.
De boventallige die direct scoorde
En ook in Leverkusen zat het op een ideaal moment heerlijk mee.
Ter achtergrond zijn twee alinea’s voetbaltactiek nodig. Schmidt hanteert bij al zijn clubs een extreme speelstijl. Na balverlies laat hij zijn ploeg direct, collectief en continu op de bal jagen. Als de ploeg de bal heeft veroverd, is het idee om binnen tien seconden tot een schot op doel te komen. Het is ademloos voetbal, zoals het vrijwel nergens werd gespeeld toen Schmidt ermee begon.
Bij het arme Paderborn was zo’n onconventionele stijl gepast: als club met de laagste begroting van de competitie moet je een underdog-tactiek gebruiken als je kans wilt maken tegen de rijke clubs. In Salzburg werd de stijl aangemoedigd: zijn baas, Ralf Rangnick, geldt als de experimenteervreugdigste voetbalpersoon ter wereld. Maar Leverkusen was een ander geval – daar was Schmidts speelwijze wat linker.
Leverkusen was en is een grote club die – zoals de meeste grote clubs – minimaal op twee gedachten hinkt. Enerzijds is er ambitie: met Schmidt en zijn extreme speelwijze had de club een kans om met grotere clubs te concurreren. Anderzijds zijn er de conservatievere krachten: stel dat het misgaat. Staan we dan niet voor paal met deze bizarre speelwijze?
Maar Schmidt deed geen concessies. Hij liet Leverkusen minstens even extreem spelen als Salzburg. De eerste wedstrijd was direct een enorme test: een uitwedstrijd tegen Borussia Dortmund voor 80.000 toeschouwers. Als vleugelspeler in de basis: Karim Bellarabi, een speler die de club in de zomer had willen, maar niet had kunnen verkopen. Geen afnemers.
De scheidsrechter blies op zijn fluit en toen gebeurde er dit. Leverkusen speelt de bal niet achteruit, zoals 99,9 procent van alle ploegen, maar vooruit, alsof het de laatste minuut is en er een goal gescoord moet worden. En dan: een simpel passje; een passje door de benen van een Dortmund-middenvelder; een gepunterd passje naar Bellarabi; een tikje met buitenkant rechts door de benen van een verdediger; en dan, nét voordat de laatste verdediger er een voet voor kon zetten, een puntertje onder de keeper door.
Et voilà: de snelste goal uit de geschiedenis van de Bundesliga. Als de spelers nog twijfelden aan het vreemde soort voetbal dat hun nieuwe coach hen deed spelen, dan was dat nu wel weg.
Zonder dat doelpunt was ik ingenieur gebleven
Na zijn ontslag bij Leverkusen vertrok Schmidt naar Beijing Guoan. Sportief gezien is dat een degradatie; niemand vertrekt naar China voor de glorie. Financieel was het iets anders. In zijn recent verschenen boek Roger Schmidt, Das Buch eines Trainers, draait hij er niet omheen. ‘Het economische aspect speel[de] de beslissende rol.’
Dit is zeldzaam. (Meestal volgen bij carrièreswitches naar China of Arabische landen vrome praatjes over sportieve uitdagingen en culturele verandering.) Iets anders is ook zeldzaam: Schmidts neiging in het boek om de rol van het toeval in zijn carrière te accepteren. Voetbalmensen zijn doorgaans niet de meest bescheiden types, namelijk.
En misschien is dat ook wel logisch. Want voetbal is typisch zo’n sector die econoom Robert Frank beschreef: een economie waarin een groot aantal talentvolle personen strijden om een klein aantal functies en waarin de ‘winnaars’ – na harde tegenwind te hebben ervaren – enorme bedragen verdienen. (De crux is de schaalbaarheid van het spel door de opkomst van betaaltelevisie.)
Je kunt in het voetbal bijna alles goed doen, en toch nog verliezen
Er is, kortom, allerlei reden voor Schmidt om zijn succes toe te schrijven aan zijn harde werk en talent en het overwinnen van tegenwind. Maar wie het bescheiden aantal interviews erbij pakt dat Schmidt de afgelopen jaren gaf, en zijn boek leest, ziet iets anders.
Recent sprak hij, als promotie voor zijn boek, met het blad 11 Freunde, waarin hij stilstond bij HEINZ AUSTERSCHMIDT en de 2 meter 5 lange verdediger Dominik Hansjürgen en zijn legendarische lastminutedoelpunt. ‘Zonder dat doelpunt was ik vandaag ingenieur geweest’, zei Schmidt. ‘Ik had er misschien nog een jaartje aan vastgeplakt, maar daarna zou ik zijn gestopt.’
In het boek: ‘Je kunt een seizoen veel lager eindigen dan je verdient, terwijl je veel wedstrijden de betere was.’ En: ‘Je hebt een zekere deemoed nodig voor de uitslag en je kunt alleen proberen de kans op succes te vergroten.’ Hij ziet zijn carrièrewending als Schicksal [het lot, MdH]: ‘Als mensen zo’n moeite voor me nemen, dan moet het kennelijk zo zijn dat ik trainer word.’ En: ‘Het bijzondere aan voetbal is dat als je bijna alles goed doet, je toch nog kunt verliezen.’
Schmidts respect voor het toeval gaat zelfs nog verder: het is de basis van zijn supersnelle speelstijl. Een geduldige opbouw van een aanval, vertelde* hij in 2015 aan de Kölnische Rundschau, ‘lijkt me niet de route naar succes. In het voetbal zit veel meer toeval dan iedereen denkt of toegeeft. Als je de invloed van het toeval wilt reduceren, moet je zorgen dat het spel zich zo vaak mogelijk voor het doel van de tegenstander afspeelt. Daar profiteer je vaker van het toeval dan voor het eigen doel.’
Deemoed is aanstekelijk
Sommigen zouden zeggen dat Schmidt het verkeerd doet. Een succesvolle sportmanager vertrouwde me ooit toe dat je successen van je ploeg moet claimen, of in elk geval niet relativeren, zelfs als het puur toeval was. Immers: als het fout gaat, zullen critici dat op jou afwentelen, eveneens om slechte redenen. Die schaamte voor je eigen opportunisme is de prijs die je betaalt voor de status.
Het gebeurt – volop. Denk aan politici, die maar al te vaak successen claimen – lage werkloosheid, stijgende beurskoersen, groei van de economie – waar ze nauwelijks invloed op hadden. (Neem Donald Trump en, euh, Jacinda Ardern.) Volgens de Chileense sociologen Molina en Bucca is dat geen toeval. Bucca: ‘Elites zijn veel meer geneigd om te geloven in een meritocratie. [Om succes dus meer aan zichzelf toe te schrijven, MdH] Op scholen zijn ze al zelfverzekerder dan mensen uit een lager milieu, maar het wordt hun ook nog eens aangeleerd. Om hun succes te claimen, om assertief te zijn.’
Dit is gevaarlijk. Hoe meer succesvolle mensen hun succes aan zichzelf toeschrijven, hoe minder ze doen voor het collectief, schrijft Robert Frank in Success and Luck. En hoe meer het collectief wordt verwaarloosd, hoe minder mensen geluk kunnen ervaren. Goede publieke voorzieningen, schrijft Frank, ‘zijn die ene vorm van geluk waar een maatschappij flink wat controle over heeft.’
De oplossing, zegt Frank, is niet om succesvolle mensen als mazzelaars weg te zetten. Elizabeth Warren en Barack Obama deden dat in campagnespotjes in 2012. ‘Je bouwde een fabriek – lekker bezig’, zei Warren.* ‘Maar je vervoerde jouw goederen over de wegen die wij met z’n allen hebben betaald.’ Woede van self-made mensen volgde. Het is beter, zegt Frank, om succesvolle mensen te vragen naar die momenten waar ze geluk hebben gehad. ‘Hun ogen gaan glinsteren. Voor je het weet zit je in een gesprek over hoe we (...) anderen ook de kansen kunnen geven succesvol te worden.’
Molina en Bucca zien dat ook zo. Ze werken aan een vervolgonderzoek: een experiment waar de winnaars van een spel als The Swap Game hun eigen geluk uitleggen aan andere winnaars van The Swap Game. Is dat inzicht besmettelijk? Het ‘Warren Buffett-effect’, noemen ze dat alvast, naar de miljardair die erkent hoe het systeem succesvolle mensen bevoordeelt – en al jaren waarschuwt voor een klassenstrijd, omdat rijke mensen steeds minder belasting betalen. Hedgefundbaas Ray Dalio voorziet zelfs gewelddadig conflict. Om dat te voorkomen, helpt het als je beseft dat je geluk hebt gehad. En dat besef groeit weer door wat Molina en Bucca ‘sociale invloed’ noemen – als mensen als Bill Gates, en zo nu en dan een voetbaltrainer, de rol van geluk in het succes benoemen.
Kortom: Roger Schmidt, de voetbaltrainer van het toeval, zal PSV niet alleen spannend laten voetballen, maar gaat ook het kapitalisme redden. Maar misschien schrijf ik nu veel te veel toe aan een paar uitingen van een simpele voetbaltrainer – dat kan natuurlijk ook.