Met deze ideeën krijgt de natuur weer de ruimte

Jan van Poppel
Journalist, gespecialiseerd in duurzaamheid
Detail uit Hemrik Poasen, 2016. Deze foto komt uit de serie Giflandschap Revisited van fotograaf Wout Berger. Verderop lees je meer over dit project.

Als je schrijft over natuur verdwaal je makkelijk in doemscenario’s en slecht nieuws. Maar er zijn ook oplossingen om het tij te keren, zie ik in mijn zoektocht naar hoe we de Nederlandse natuur weer buitengewoon kunnen maken.

Ten tijde van crisis krijg je zin in oplossingen, merk ik. Het praten over problemen maakt je alleen maar ongelukkig. Toch de afgelopen maanden voor De Correspondent vooral over de problemen in onze natuur. 

En ik maak het nog een stukje erger: er bestaan geen pasklare oplossingen of quick fixes voor de meeste van die problemen, zoals het verdwijnen van dier- en plantensoorten, verzuring van de bodem of verwoestijning door klimaatverandering.

Het zijn vaak langzame processen waardoor de natuur het onderspit delft. Zo vinden we het nu heel normaal dat enorme oppervlaktes bestaan uit Maar dat is een proces van eeuwen geweest, ontdekte ik toen ik schreef over Efficiënt is het allemaal wel, we produceren in Nederland dan we op kunnen, maar vind op het boerenland nog maar eens een of

Dat de natuur extreem heeft moeten inschikken, dat draai je niet zomaar meer terug. Maar dat er geen directe uitweg bestaat, betekent niet dat er geen hoopvolle perspectieven zijn.

Ik begon in januari met de vraag: ‘Hoe maken we onze natuur weer buitengewoon?’ Het was een vraag die uiteindelijk leidde tot een zoektocht naar het tegenovergestelde: ‘Hoe maken we de natuur weer zo normaal en gewoon mogelijk?’ 

Tijdens die zoektocht sprak ik ecologen, wetenschappers, ondernemers en boeren. Geen van hen ontkende de problemen, maar de meesten hadden ook nagedacht over oplossingen voor meer natuur, een gezonder boerenland en over hoe je bestaande patronen kan doorbreken. Sommige oplossingen staan nog in de kinderschoenen, andere hebben zich al bewezen.

Samen met zes experts die ik in mijn zoektocht ontmoet en gesproken heb, kijk ik vooruit.

Meer natuur kan je maken

‘Als een museum afbrandt, heb je een atelier nodig voor nieuwe kunst’, zegt Jos Rademakers. Hij is ecoloog en directeur van Stichting Ark Natuurontwikkeling. Deze organisatie houdt zich al dertig jaar bezig met

Wat Ark doet? Zij kopen stukken land op en geven die terug aan de natuur. Daar zit een gedachte achter: door te kijken naar wat natuur op specifieke plekken kan doen, kun je met meer natuur zorgen voor minder problemen.

Een voorbeeld: Den Haag en Rotterdam halen hun drinkwater uit de Maas, maar door drogere zomers dreigt een drinkwatertekort. Bij het Gelderse Heerewaarden stromen de Waal en de Maas parallel aan elkaar. ‘Vroeger waren deze verbonden, maar omdat de Maas gekanaliseerd werd, was dat verleden tijd’, zegt Rademakers. ‘Maar niet voor lang. We zijn nu bezig met het graven van een geul tussen Maas en Waal.’ Zo wordt de uitwisseling van dier- en plantensoorten tussen de rivieren bevorderd én is er in droge tijden weer voldoende drinkwater in Den Haag en Rotterdam.

Met deze visie loopt Ark al vanaf de oprichting eind jaren tachtig voor de troepen uit. Het huidige natuurbeleid is vaak gericht op het halen van Die doelen gaan vaak over terugkeer naar hoe het ooit was, of over behouden wat er nu is. Maar een nieuw landschap met nieuwe soorten en ‘past’ vaak niet in het doelmatige plaatje. ‘Als we die afvinkbare doelen loslaten, er iets heel moois ontstaan’, zegt Rademakers. 

De ecotoerist lok je met spektakelwild

Ook elders in Europa helpt deze stichting mee met het verruigen van gebied. Dat doen ze vaak in samenwerking met Rewilding Europe, een in 2011 opgerichte organisatie die verlaten inricht als natuurgebied, waar wilde natuur de

Ecotoeristen trek je niet met muizen of vlindertjes maar met spektakelsoorten als de wisent, de lynx en de wolf

Deze nieuwe landschappen zorgen voor nieuwe vormen van inkomsten voor inwoners van arme stukken Europees platteland, zegt Frans Schepers, ecoloog en directeur van Rewilding Europe. Hoe? Door het geld dat ecotoerisme binnenbrengt. Maar dit soort bezoekers trek je niet aan met alleen een bijzonder soort muis of een leuk vlindertje. Nee, in herwoeste gebieden lopen ook spektakelsoorten als de wisent, de lynx en de wolf rond.

Want de gedachte bij Rewilding Europe en andere organisaties die zich met herwoesting bezighouden, is dat een gebied ook moet behouden.

Een ander project waar Rewilding Europe mee bezig is: het verwijderen van Europese dammen. Het meest recente wapenfeit was het verwijderen van tien dammen in de Donaudelta in Oekraïne. Samen met de organisatie Dam Removal Europe worden de betonnen constructies gesloopt. Veel van de dammen zijn namelijk onnodig.

Door deze obstakels weg te halen komen natuurlijke processen als vrije afstroming van water, erosie en sedimentatie weer op gang. En daarnaast kunnen vissen weer naar hoger gelegen delen van de rivier zwemmen, waar ze hun eitjes leggen. Vis blij, wij blij.

De rijkdom aan dieren en planten ontstaat zo niet langer door menselijk beheer, maar door stabiele natuurlijke processen die zichzelf in stand houden. De natuur is zo weer een goede bondgenoot, en dat is een mooi inzicht voor de toekomst.

Hemrik Poasen, 1989 en 2016
Diemerzeedijk, 1989 en 2016
Griftpark, 1989 en 2016

Zoek de oplossing bij de boer 

Je kan natuurlijk niet alles herwoesten. We moeten immers eten en geld verdienen. En dat doen we met landbouw. Juist daar is nog een wereld te winnen voor de natuur, omdat in landbouwgebied de biodiversiteit het snelst achteruit gaat, vindt Anne van Doorn. Zij is onderzoeker aan de Wageningen Universiteit en gespecialiseerd in natuurinclusieve landbouw.

‘Er is genoeg wat een boer kan doen om de natuur rond zijn of haar bedrijf te ontzien’, zegt Van Doorn. Naast het melken en mesten, graaft de boer die agrarisch natuurbeheer serieus neemt poelen voor kikkers. Die maait niet, of later, voor de weidevogels. Bouwt nesten voor uilen. Vervangt grote monoculturen – akkers met jaar op jaar dezelfde uien, aardappels of granen – door een grote variëteit aan gewassen. Gebruikt minder mest en minder pesticiden. 

Dat klinkt mooi, maar toch is het een moeizaam proces. Het probleem volgens Van Doorn: ‘Maar een relatief klein aantal boeren in Nederland doet aan agrarisch natuurbeheer.’ De overige 99 procent van het boerenland is simpel ‘grasfalt’ met eindeloze stroken raaigras. Lees: dode probleemgrond die kwetsbaar is voor verdroging, verzuring en hevige regenval, maar die op korte termijn wel veel oplevert voor de boer.

Veel natuursubsidies voor boeren gingen niet naar de doelen In plaats van verbetering van de natuur, was er sprake van verarming en intensivering van de landbouw. Toch is er nog geen reden om het dan maar helemaal af te schrijven. ‘Er zijn genoeg natuurinclusieve vormen van landbouw die wél bijdragen aan verbetering van onze natuur’, stelt Van Doorn. ‘En tegelijk zijn die gezonde ecosystemen goed voor de landbouw zelf.’

Geen grasfalt maar stroken

Een voorbeeld van zo’n natuurinclusieve landbouwvorm is strokenteelt.

Grote monoculturen op landbouwgronden zorgen voor verlies van inheemse dier- en plantensoorten. En dus, voor een verlies aan weerbaarheid voor ziekten, plagen en extreme weersomstandigheden. De remedie: bestrijdingsmiddelen. Maar dat heeft wederom gevolgen voor de  

Op stroken van drie meter breed worden zes verschillende gewassen naast elkaar gezet

Met zogenoemde strokenteelt kan deze negatieve trend gekeerd worden. Op stroken van drie meter breed worden zes verschillende gewassen naast elkaar gezet. Dit is goed voor het leven op de grond en in de bodem. Omdat er verschillende oogstperiodes zijn, is de akker altijd begroeid. Zo ontstaat een robuust en landbouwsysteem,  

De effectiviteit hiervan is... een dingetje. Het is bij strokenteelt moeilijker om rendabel en snel te oogsten. Want elke strook heeft andere oogstperiodes. Maar, zegt Van Doorn, met de groei van kunnen stroken makkelijker gevonden worden, en zo in de toekomst met dezelfde snelheid geoogst worden. 

Kringlooplandbouw: zo werkt het

Als we in Nederland ergens goed in zijn, is het wel het effectief gebruiken van onze grond. Agrarisch Nederland heeft op deze manier tot ver buiten onze grenzen bewondering geoogst. Maar de prijs die wordt betaald voor grond die zo veel mogelijk opbrengt, zonder dat je dat elders compenseert, is hoog. De van biodiversiteit in Nederland is nergens zo groot als op het boerenland.

Toch is er een manier om grondstoffen zuiniger te gebruiken. Dit heet kringlooplandbouw. Kort door de bocht houdt dit in dat voedingsstoffen die in restafval van een boerderij zitten, worden behouden en verwerkt in een circulair voedselsysteem. Dat klinkt duur, maar goedkoper kan eigenlijk niet. Er hoeft zo minder kunstmest en veevoer geïmporteerd te worden. En áls het geïmporteerd wordt, bestaat het uit reststoffen  

Een voorbeeld: Een aardappelboer teelt elk jaar grote hoeveelheden aardappelen. Het overgrote deel is hartstikke lekker, maar er zitten ook buitenbeentjes bij. In plaats van deze weg te gooien, verwerkt de boer deze als voer voor varkens op de veehouderij om de hoek. De veehouder verwerkt op zijn beurt de mest van varkens voor de aardappelboer. Superefficiënt, en een stuk schoner dan kunstmest en geïmporteerde soja uit Noord- en Zuid-Amerika.

in Nederland werkt al in meer of mindere mate in kringlopen, en sinds 2018 is het dé spil in het landbouwbeleid van minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

Ik schreef het al in het begin: ook hier is geen sprake van een quick fix. Zuid-Amerikaanse soja in bulk inkopen is vaak nog altijd goedkoper dan de aardappelschillen van je buur laten bewerken. Maar een nog groter probleem voor Schouten (en waarschijnlijk ook nog wel voor haar opvolgers) is de fundamentele verandering in de landbouwsector die ervoor nodig is.

Voor een echte omslag naar kringlooplandbouw is namelijk een van het Nederlandse model nodig. We hebben nu te veel dieren, die allemaal moeten eten en poepen. Om deze hoeveelheden voedsel en mest in kringlopen te brengen is lastig. 

Kempen, 1989 en 2016
Ketelmeer, 1989 en 2017
Ridsterrein, 1989 en 2017

Werkt kleiner boeren?

Een kleinschaliger alternatief is Community-Supported Agriculture (CSA). Het principe is simpel. Burgers betalen jaarlijks een bijdrage aan lokale landbouwers, om de productiekosten van de boer te dekken. In ruil daarvoor krijgen ze een deel van de opbrengst. 

Bij een herenboerderij betaal je voor de productie, en niet voor de opbrengst

Een voorbeeld daarvan is een zogenoemde ‘herenboerderij’. Dit is een boerderij waar voedsel wordt geproduceerd voor de gemeenschap, waar diezelfde gemeenschap de zorg en kosten voor draagt. Naast de voedselproductie heeft de boerderij andere functies zoals educatie, sociale cohesie en natuurbescherming. In Nederland bestaan al

Deze vorm van boeren zorgt voor een degelijk loon voor de boer, en loonzekerheid onafhankelijk van de marktprijs van de producten of hoeveelheid van de productie. Als burger betaal je voor de productie, en niet voor de opbrengst. 

Het voordeel: deze landbouwvorm heeft veel oog voor biodiversiteit. Zowel de teelt als de distributie gaan op een milieuvriendelijke manier. Het nadeel: het werkt maar op kleine schaal. 

Een bos vol eten

Er is een manier om het grootser aan te pakken: een voedselbos. Dat is een eetbaar bos, aangeplant door de mens en gericht op duurzame voedselproductie. Boer Wouter van Eck kocht in 2009 een kale maïsakker nabij Groesbeek bij Nijmegen om zo’n voedselbos aan te leggen.

Te midden van uitgestrekte monoculturen van raaigras en snijmaïs, bevindt zich een oase van 2,5 hectare groen bos vol fluitende vogels, slangen, vossen, insecten en bovenal, heel veel voedsel. Van Eck is voor de gewasproductie van bestrijdingsmiddelen, mest, en voedingsstoffen.

Door vanaf het begin het gebied te ‘vereetbariseren’ groeien er louter eetbare gewassen. Waar bij reguliere landbouw gewerkt wordt met één productielaag, de akker, wordt in een voedselbos ook met de lagen daarboven gewerkt.

Zo heeft Van Eck als bovenste laag kastanje- en walnotenbomen. Daaronder staan lagere fruitbomen, zoals appels en peren. Nog lager bevinden zich bessenstruiken en klimplanten, zoals de kiwibes. Je gebruikt de ruimte hierdoor op een effectieve manier. Bovendien is er veel bladgroen dat door middel van zorgt voor voedingsstoffen voor die

‘Niet alles hoeft voedselbos te worden’, zegt Van Eck. ‘Maar als een gedeelte van de landbouwgrond eetbaar bos wordt, is er meer biodiversiteit, komt er en is er voor omliggende stukken

Een systeemverandering van akker tot Brussel

Maar waarom hebben we in Nederland dan nog vervuilende landbouw?

We hebben lang genoeg gekeken naar de imperfecties van huidig natuurbeheer

Het antwoord is even simpel als complex: rekening houden met de natuur wordt amper beloond. De wil om meer natuur te behouden is er, maar de economische verliezen die hierdoor geleden worden, worden nauwelijks gecompenseerd. 

Het vraagt om een veel radicalere benadering, vindt Esther Turnhout, hoogleraar natuurbescherming aan de Wageningen Universiteit. ‘We hebben lang genoeg gekeken naar de imperfecties van huidig natuurbeheer. Voor pleisters plakken is het echt te laat, het hele beleid moet flink op de schop’, stelt ze.

Begin bij de subsidies

De eerste stap in die ommezwaai: kritisch kijken naar financiering. Subsidies voor natuurbeheer zijn relatief laag ten opzichte van Hoe meer een (landbouw)bedrijf produceert, exporteert, en daarmee bijdraagt aan de nationale economie,  

Op dit moment subsidiëren de Europese Unie en de Nederlandse overheid bedrijven die lijnrecht ingaan tegen het natuurbeleid van diezelfde instellingen. Lees: bedrijven met een te hoge stikstofuitstoot, of bedrijven die bijdragen aan natuurverlies waarvoor niet wordt gecompenseerd. ‘Dat is misschien goed voor de Nederlandse economie, maar de natuurschade gaat op den duur meer kosten dan deze kortzichtigheid nu oplevert’, zegt Turnhout.

Naast de subsidies verpacht de overheid veel grond aan boeren (het Rijksvastgoedbedrijf is grootgrondbezitter met 40.000 hectare landbouwgrond). De overheid stelt geen eisen aan de ecologische kwaliteit van deze lappendeken. 

Wat ook niet helpt zijn de voorwaarden voor deze pachtovereenkomsten die afsluit met boeren. Doorgaans biedt het Rijksvastgoedbedrijf per opbod aan, zodat het Rijk de grond direct in gebruik kan nemen voor iets anders, mocht dat nodig zijn. Daardoor kan de boer moeilijk investeren in duurzamere vormen van landbouw; het geld moet in korte tijd terugverdiend worden. In het huidige systeem blijft het dus lonen om de grond zo intensief mogelijk te bewerken.

‘Als de overheid eisen stelt aan de ecologische kwaliteit van zulke stukken grond, en langere pachtconstructies ontwikkelt, kan er al heel veel’, zegt Turnhout, waarmee ze doelt op natuurvriendelijke vormen van landbouw.

Met polderen kom je een heel eind

Het ombouwen van subsidies is een drastische maatregel. Toch moeten we klein beginnen, vindt Rikke Arnouts, zelfstandig adviseur gespecialiseerd in natuurbeleid.

Niet elke boer pacht grond, veel boeren hebben ook eigen land. ‘Daar moet je gebruik van maken’, vindt Arnouts.

Voor het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) onderzocht hij een initiatief van de overheid om beter samen te werken in landelijk gebied. In een in Friesland ging de biodiversiteit in rap tempo achteruit omdat het terrein aan het verdrogen was.

Arnouts en zijn collega’s keken op de achtergrond tevreden toe, terwijl dit op lokaal niveau werd geregeld

De grond moest dus natter, maar daar zouden boeren in de regio last van krijgen. Een groep van twintig boeren sloeg de handen ineen, en verdeelde zo de pijn. Zo ontstond er een boereninitiatief waarbij het waterpeil flexibel omhoog en omlaag kon worden gebracht. Arnouts en zijn collega’s keken op de achtergrond tevreden toe, terwijl dit op lokaal niveau werd geregeld. 

En zo zijn er meer Maar het kan effectiever, vindt Arnouts: ‘Je hebt een overheid nodig die deze initiatieven verbindt en leidt.’ Regionale acties zijn mooi, maar zonder regie zet het in het grotere geheel weinig zoden aan de dijk.

Maar daar is geld voor nodig. Boeren willen best groen doen, maar niet

De wil is er

Het is goed dat er maatschappelijke initiatieven en fondsen zijn. ‘Maar de overheid mengt zich amper in deze groene stappen van de burger’, zegt Esther Turnhout. 

Veel mensen, bedrijven en sectoren willen groen doen, maar ze willen er geen verlies op maken. Zonder groene overheid kan dat niet. Volgens Turnhout is het onbegrijpelijk dat de regering doorgaat met ‘onduurzaamheid’ te financieren: ‘Ze zou juist actief duurzaamheid moeten ondersteunen.’ 

Diezelfde overheid kwam twee weken geleden plots met goed nieuws: er gaat de komende tien jaar euro naar boer en natuur.

Het slechte nieuws: dit bedrag wordt volgens boeren, ecologen en natuurbeschermers totaal verkeerd besteed. 

Waaraan dan? Er gaat tot en met 2030, jaarlijks 230 miljoen euro naar natuurbeheer om aangerichte schade door stikstof te herstellen. Daarnaast is er 180 miljoen euro per jaar beschikbaar om veehouders uit te kopen. De bespaarde stikstofuitstoot gaat helaas meteen op aan nieuwe activiteiten die wederom stikstof produceren, zoals woningbouw.

Maar het allertreurigste: voor boeren die willen omschakelen naar natuurvriendelijke bedrijfsvoering is beschikbaar. 

Anders gezegd: het blijft dweilen met de kraan open.

En nu?

Natuurgebieden blijven nog steeds te klein en te versnipperd. De druk van buiten Het gevolg: de natuur blijft ongezond. 

De eeuwenoude touwtrekwedstrijd ‘natuur vs. boer’ moet verleden tijd zijn

Stop die vijf miljard in natuur met betekenis en de duurzame wil van boeren. De eeuwenoude touwtrekwedstrijd ‘natuur vs. boer’ moet verleden tijd zijn. En dat kan. Laat dat touw vieren en kijk rustig naar wat wél mogelijk is. 

Want, de oplossingen zijn er. De wil is er. Besteed het gemeenschapsgeld goed, te beginnen met die vijf miljard. Want, een gezond Nederlands landschap waarin de natuur weer gewoon meetelt, dat kan.

Lees verder