Een leek die naar het Markermeer kijkt ziet een flinke plas water. Lekker om te zeilen. Kenners zien iets heel anders: een ecosysteem dat langzaam stikt door het slib. Natuurmonumenten en Rijkswaterstaat werken aan een oplossing: nieuw land voor de vogels, gemaakt van diezelfde venijnige killer-drab.

Op de kade van de Pampushaven, aan de rand van Almere, heeft onderzoeker Leon van den Berg vier lange bakken staan. Twee bakken met klei uit een diepere laag van het Markermeer en twee bakken met het fijnste slib uit hetzelfde meer. Tussen de windmolens in de weilanden en het water van het Markermeer doet hij onderzoek naar moerasontwikkeling.

Van beide grondsoorten staat één bak droog, in de ander staat vijftig centimeter water. Na twee jaar is duidelijk te zien: klei, met of zonder water, zorgt voor de meeste vegetatie. De zaden kwamen met het water mee, of met vogelpoep. Het drooggevallen slib wordt ook langzaam moeras, al is de vegetatie die daarin wortel schoot wat karig vergeleken met de bakken met klei. Maar in de bak waarin het slib onder water staat, gebeurt weinig. Het water blijft te troebel, waardoor in het water nauwelijks leven kan beginnen.

En laat dat fijne slib nu net het materiaal zijn waarmee nieuw moeras wordt aangelegd in het Markermeer.

Een moeras van moeilijk slib

Het onderzoek van Van den Berg, verbonden aan maakt deel uit van een groter onderzoek van onder meer Rijkswaterstaat naar het van het Markermeer. Zijn bevindingen worden straks gebruikt bij het aanleggen van een nieuw natuurgebied, ter hoogte van Lelystad. Een uniek vogelgebied moet het worden, van 10.000 hectare.

De aanleg moet in 2016 beginnen. Grootste uitdaging: het fijne, ronddwarrelende slib gebruiken voor het creëren van moeras. Want het is ‘dikke yoghurt,’ aldus Van den Berg, en lastig droog te krijgen. ‘En we zien hier dat, wil je vegetatie te krijgen, echt nodig is dat het slib minstens een maand droogvalt,’ zegt Van den Berg.

Fijn slib is een van de grootste problemen van het Markermeer, legt Roel Posthoorn uit. Hij werkt bij Natuurmonumenten en maakt zich al jaren sterk voor een natuurplan voor ‘een van de grootste meren van Europa.’ Rondzwevend slib maakt het water troebel, waardoor het leven afneemt, vertelt Posthoorn.

Minder vogels, minder vis

Het meer werd in 1976 afgesloten door de Houtribdijk, tussen Enkhuizen en Lelystad. Het plan was om snel daarna van het Markermeer land te maken, de Markerwaard. Maar het plan belandde al snel in de koelkast, en uiteindelijk kwam van heel veel uitstel afstel.

In 2003 werd besloten: die nieuwe polder komt er niet meer. Maar wat dan te doen met die grote plas water? Het aantal vogels nam in rap tempo af doordat er zoals blankvoor, baars en spiering, in het meer zat. Die hadden steeds minder te eten doordat het fijne slib, continu losgewoelt door de golfslag, ooit afgevoerd richting Waddenzee, maar bleef rondzweven.

‘Mensenhanden hebben deze situatie gecreëerd. Wij hebben de ondiepe oevergebieden ingepolderd en het hele meer ingedamd. Daardoor kan het slib nergens heen. Wij moeten er dus ook voor zorgen dat de natuur weer op peil komt.’

‘Het Markermeer is bijna zo groot als de Veluwe,’ zegt Posthoorn. Zo’n duizend vierkante kilometer. ‘Dat vinden we allemaal een belangrijk natuurgebied. Maar water is anders, dat lijkt van niemand te zijn.’

Wie gaat het ecosysteem sturen?

Wie het nieuwe natuurgebied gaat aanleggen, moet worden bepaald via een Europese aanbesteding. De aannemers krijgen de ruimte zelf te bedenken hoe ze het natuurgebied creëren en kunnen daarbij gebruikmaken van de resultaten van het onderzoek naar natuurherstel in het Markermeer. Behalve de bakken van Leon van den Berg, ligt er sinds begin dit jaar ook een proefeiland in het Markermeer. Het is gemaakt door een wand aan te leggen en die wand te vullen met klei en slib. Een deel staat droog, het andere deel van het eiland heeft poreuze wanden waardoor water de klei en het slib kan bereiken. Onderzocht wordt hoe snel de klei en het slib inklinken en wat voor effect dat heeft op de groei van vegetatie.

Van den Berg haalde het slib met behulp van machines uit het Markermeer. Veel te duur om dat voor vijfhonderd hectare te doen, de geplande grootte van de eerste fase van de Marker Wadden. Daarom moet de natuur een deel van het slib zelf naar de Marker Wadden voeren. Door de stroming wordt veel slib afgezet in de luwte van het eiland.

Een ander idee is om door het graven van geulen op juiste plekken, door bijvoorbeeld rekening te houden met de richting van de golfslag, slib te vangen. Door stroming en zwaartekracht wordt het slib vanzelf richting het nieuwe moeras gebracht. Daarna wordt het slib uit de geul in het moeras gepompt en blijft een deel van het slib hangen op het nieuwe land, dat daardoor weer wat hoger wordt. Dit systeem heet de slibmotor.

Twintig jaar geleden ontwierp Posthoorn een nieuw bos, de in Zeewolde. Nu is hij al een paar jaar bezig met het creëren van de Marker Wadden. ‘Het is een lang proces, maar het kan lukken. Met de juiste ingrepen kunnen we het ecosysteem sturen. En dan krijgen we hier een heel groot, uniek natuurgebied. En als je daar dan met je kano vaart, heb je eindeloos ver zicht en zie je alleen maar natuur.’

Lees ook over: kunst tegen de leegstand We zien het overal om ons heen: leegstaande huizen en kantoren, bouwprojecten die door de crisis stil zijn komen te staan. Wat te doen als je project vooral uit glimmende folders bestaat? Dit project in Flevoland heeft van leegstand kunst gemaakt. Lees: ‘Leegstand tegengaan? Maak er natuur en/of kunst van!’

Ook in Flevoland: het passiefhuis Na een maand inspirerende voedselinitiatieven in Gelderland gaat de reis door naar Flevoland. In deze provincie zal de komende maand het thema ruimte onder de loep genomen worden. Vandaag: volledig onafhankelijk wonen in het passiefhuis van Sixta Finsy-Besseling. Lees: ‘De bewoners van dit huis zijn al onafhankelijk van Russisch gas’