Deze experts concluderen: het is tijd voor meer duidelijkheid over mondkapjes en beschermende pakken in de zorg

Illustratie door redactioneel ontwerper Luka van Diepen

Experts gingen met elkaar in gesprek over onveilig werken in de zorg. Hun conclusie: dat veel zorgmedewerkers buiten de coronazorg onveilig werken is geen keus, maar het gevolg van ondoorzichtige normen én te weinig spullen.

Zorgmedewerkers maken zich zorgen over hun veiligheid. Dat was het thema van een live gesprek dat we op De Correspondent voerden met deskundigen uit de geneeskunde, de verpleegkunde, het recht en de politieke wetenschappen. Aanleiding was die wij kregen van psychiater Abdulhaq Compier en huisarts Noor-Us-Seher Mahboob. Zij maken zich grote zorgen over onduidelijk coronabeleid en voortdurende onveiligheid in de zorg buiten het ziekenhuis.

Hieronder delen wij (Gwen Martèl, gespreksredacteur en Marc Chavannes, correspondent Politiek) de belangrijkste bevindingen uit dit online debat.

De aanleiding: zorgverleners lopen het risico covid-19 op te lopen en te verspreiden

Psychiater Compier het gesprek met vier opmerkingen:

1. Het huidige beleid is gericht op langzame verspreiding van het virus – – met als maat de ic-bezetting. Dat betekent dat, vooral wanneer niet alle besmettingen door test and trace in beeld zijn, contactberoepen altijd risico lopen. Hoe verhouden we ons als zorgverleners tot dit beleid?

2. Hoe beoordelen managers of instellingen wat veiliger werken dan de richtlijn is? Komen ze daarmee niet in een juridisch niemandsland waarin ze zich niet gedekt voelen door een autoriteit? Casus: viroloog Alex Friedrich week in Groningen af van de RIVM-normen en ging méér testen en isoleren, omdat dat in zijn ogen veiliger was voor de bevolking.

3. Het aandeel besmettingen door ‘asymptomatische of presymptomatische’ virusdragers (waarbij ongebruikelijke tekenen van besmetting, of nog geen symptomen zichtbaar zijn) wordt door een in Nature geschat op Dit gegeven schittert in alle richtlijnen door afwezigheid. Hoe moeten we in de reguliere zorg omgaan met dit gegeven?

4. In rustige tijden kon in organisaties met een gezonde werkcultuur open worden gesproken over incidenten, zorgen over veiligheid en over werkdruk. Ideeën voor verbetering werden verwelkomd door de manager en het team. In het werken met covid-19 lijkt die werkcultuur op veel plekken verloren te gaan. Personeel dat veiliger wil werken dan de norm onder collega’s wordt geregeld gezien als kniesoor, angsthaas of als deloyaal aan het team. Niet zelden wordt hun bijvoorbeeld verboden persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen terwijl daar wel goede argumenten voor zijn. Dit is een ongezonde en gevaarlijke werkcultuur. Hoe kunnen we dit veranderen?

Ten eerste: in theorie mogen zorgmedewerkers bepalen hoe beschermd ze werken, maar in de praktijk is er een tekort

In het gesprek dat zich na deze opening van Compier online ontrolde, vroegen deelnemers aandacht voor uiteenlopende situaties waarin mensen zonder mondkapjes en andere beschermingsmiddelen zitten. Dan gaat het om mensen in instellingen, mensen met kinderen die weer naar school gaan, mensen die thuiszorg krijgen of verlenen.

van Anneke Nusselder (verpleegkundige bij Buurtzorg): als je de anderhalve meter afstand niet kunt aanhouden, gebruik dan beschermingsmiddelen.

(adviseur bij Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg): maak het bespreekbaar en leg de verantwoordelijkheid bij de werkers.

Maar daar blijkt een kloof tussen theorie en praktijk te zitten. Zorgmedewerkers mogen zelf bepalen wat voor beschermende middelen ze dragen, maar in de praktijk zijn die middelen vaak niet voorhanden. 

De huidige onduidelijkheid leidt tot grote verschillen tussen zorgmedewerkers

Abdulhaq Compier dat zorgmedewerkers op verschillende manieren reageren op het onduidelijke beleid: ‘Ik heb de indruk dat de beperkte informatie die we krijgen van het RIVM over besmettingsgraad en de risico’s veel hulpverleners aanzet tot ontkenning als psychologische coping-stijl, omdat ze ook het appel voelen om hulp te verlenen. Er is zo weinig informatie dat de enige keuze is om óf maximaal het voorzorgsprincipe te hanteren, óf de risico’s volledig te ontkennen (“ach het is maar een griepje”, “ach we krijgen het toch allemaal”).’

Een idee voor zorginnovatie: een doorzichtig mondkapje

Niet alleen op het werk, maar ook thuis verschilt het tussen zorgmedewerkers nogal hoe zij zich opstellen. Sommigen leven bijna geïsoleerd, voor anderen gaat het sociale leven gewoon door, vertelt verpleegkundige Anneke Nusselder. Zij moest tijdens de live chat worden getest… op corona. Dat ging snel. Na terugkomst verzette zij zich tegen te lichtzinnige omgang met veiligheid in de verpleeghuiszorg.

‘Als ik drie dagen op een groep werk, ben ik de andere vier dagen in de gewone wereld en kunnen allerlei virussen bij me komen. Ik weet van collega’s die zich buiten hun werk opstellen alsof ze in quarantaine zijn, dus op een aparte kamer leven en de deur niet meer uitkomen. Willen we dat? En een idee voor zorginnovatie: een doorzichtig mondkapje.’

Drie opties voor deze fase van schaarste

Jo Vincken is politicoloog en programmadirecteur Zorg & Publiek Domein bij Nyenrode Business Universiteit. Hij dat ons zorgsysteem (al dan niet terecht) is overvallen door de coronacrisis en de bijkomende tekorten aan beschermingsmiddelen.  

Door de schaarste zijn er in deze fase volgens hem drie opties. Zorginstellingen kunnen de beschikbare materialen zo eerlijk mogelijk onderling verdelen, de overheid kan zo snel mogelijk de tekorten oplossen en beide kunnen ze inzetten op vernieuwing en innovatie (denk aan een schoonmaakrobot of een traceerapp).

Drie ideeën voor de nieuwe fase, met meer beschermingsmiddelen

Als het goed is, komen er eind mei of begin juni meer beschermende middelen beschikbaar. Zelfs dan blijft de vraag ‘hoe te verdelen’ en ‘wat toe te passen wanneer’. Want nog steeds zijn er dan naar verwachting niet genoeg beschermende middelen om iedereen die in de zorg werkt en die dat wil altijd met een mondkapje te laten werken.

We bespreken de mogelijkheden voor in die nieuwe fase.

1. Duidelijkheid creëren over de risico's die zorgmedewerkers lopen

Hugo Touw (intensivist bij het Radboudumc) ‘Brandweermannen en vrouwen springen ook voor ons in het vuur. Daarbij is nul risico ook niet de norm.’ Wat we van hen kunnen leren? ‘Het is zaak zorgverleners goed te informeren over het risico. We moeten de angst voor besmetting serieus nemen. Informeren. Voorlichting geven over wat de risico’s daadwerkelijk zijn. Veiligheid bieden. Acceptatie creëren. Mensen een keus geven.’

2. Een duidelijke en specifieke richtlijn maken, zoals de huisartsen deden

André Knottnerus (oud-voorzitter Gezondheidsraad en oud-voorzitter Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) dat andere zorginstellingen een voorbeeld nemen aan de huisartsen: ‘Een goed voorbeeld zijn de standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap, waarin goed gebalanceerd is aangegeven wanneer wat nodig is en wanneer niet. Misschien kunnen andere beroepen de NHG-benadering als voorbeeld benutten in het kader van bundeling en uitwisseling van expertise. (...) Het “schaarstestandpunt” van het kabinet komt inderdaad wat dubbel over: geen schaarste indien de RIVM-richtlijnen worden gevolgd, wel schaarste indien ze te ruim worden geïnterpreteerd/gehanteerd.’

Waar Knottnerus voor pleit: vertrouw op de inschatting van zorgverleners en op hun professionaliteit om voor zichzelf te bepalen welke beschermende middelen ze nodig hebben. Het is de taak van de overheid om de tekorten vervolgens aan te vullen. ‘Misschien lastig, maar het is wel de opgave.’

3. Verder kijken dan mondkapjes en beschermende pakken

Compier dat de overheid zo specifiek mogelijke richtlijnen vaststelt per beroep en per gebied. ‘Ik zou willen voorstellen dat het RIVM zo precies mogelijk aangeeft wat per regio en per beroepssetting de risico’s zijn en ook praktisch meedenkt om besmettingen te voorkomen. Er zijn veel meer interventies mogelijk dan nu worden toegepast, zoals ventilatie, luchtvochtigheid, luchtfilters, uv-licht-ontsmetting, doorzichtige gezichtsschermen voor bijvoorbeeld de ggz, et cetera.’

Welk bewijs ligt ten grondslag aan welke beslissing?

Meerdere gespreksdeelnemers wijzen erop dat het op dit moment vaak onduidelijk is wat precies de onderliggende wetenschappelijke publicaties zijn waarop het kabinet zijn beleid stoelt – inclusief onzekerheden. Het kabinet durfde het kennelijk niet aan die te delen. Onzeker blijft of het gebrek aan persoonlijke beschermingsmiddelen de reden was voor het laksere beschermingsbeleid van het kabinet. 

‘Maak als deskundigen en adviseurs volledig duidelijk en transparant waarvan bewijs is (en hoe goed dat is) en waarvan niet, en welke afwegingen vervolgens worden gemaakt in onzekerheid en waarom. Als die afwegingen niet per se over wetenschappelijke maar ook over andere, bijvoorbeeld maatschappelijke en politieke/beleidsmatige kwesties gaan, moet er ook breder kunnen worden meegekeken.’

Het is niet erg om te zeggen dat ze het niet weten, dat er debatten en discussies zijn over data

‘En als het ook om andere wetenschappelijke invalshoeken gaat (bijvoorbeeld sociaalwetenschappelijke) betrek die wetenschappen er dan vanaf het begin bij. Besef dan overigens wel dat naarmate de afwegingen specifieker moeten worden, er steeds minder bewijs is en er meer veldspecifiek beoordelingsvermogen (inclusief verstandig omgaan met onzekerheid) nodig is.’

Saskia Postema (politicoloog) is ‘Ik vind dat er vanuit het Outbreak Management Team en het kabinet veel meer openheid van zaken moet worden gegeven over welke bronnen zij raadplegen, evenals de lopende afwegingen. Het is niet erg om te zeggen dat ze het niet weten, dat er debatten en discussies zijn over data.’

Conclusie van de discussie (die volledig terug te vinden is): als de overheid niet transparant is over waarom voor bepaalde dingen wordt gekozen, dan kun je niet van zorgpersoneel verwachten dat ze een weloverwogen beslissing kunnen maken over hun eigen veiligheid.

Doorzichtige mondkapjes, misschien wel zo menselijk.

Meer lezen?