Waarom series mijn belangrijkste gezelschap zijn

Hanna Bervoets
Schrijver
Hanna Bervoets. Foto: Roger Cremers/Hollandse Hoogte

Breaking Bad, Mad Men, True Detective: de serie wordt wel de roman van deze eeuw genoemd. Ik kijk dan ook meer series dan dat ik boeken lees. Ik ben een seriejunk.

Mijn nieuwe roman Efter is bijna af. Dus vroegen we een ontwerper om een omslag te verzinnen. Om de jongen te helpen, maakte ik een moodboard. Een collage van bomen, bogen en raven en een rijtje zelfgetekende kastelen.

Ook mailde ik de ontwerper een lijst met de negen belangrijkste personages uit het boek. Een daarvan is Fajah. Fajah, meisje, zestien jaar, stoer maar kwetsbaar, donker…,’ – even twijfelde ik. Toen schreef ik: ‘Type Arya uit

Die twijfel kwam voort uit schaamte. Ik zie mezelf nu eenmaal graag als onafhankelijke geest. Onafhankelijk van anderen, onafhankelijk van wat anderen gemaakt hebben. Zou het nu niet lijken alsof ik een van mijn hoofdpersonages op een fantasy character gebaseerd had? Dat was heus niet zo, – terwijl ik Efter schreef was ik, voor zover ik me kon herinneren, niet bewust met Arya bezig geweest. Wel had ik die maanden heel, héél veel naar Game of Thrones gekeken. Was ik dan toch minder onafhankelijk dan ik dacht?

Ieder mens heeft zijn eigen hulpmiddelen; rituelen en methoden om zichzelf tot arbeid te verleiden. Dat geldt dus ook voor schrijvers. Haruki Murakami loopt iedere dag kilometers hard. luistert Middeleeuwse muziek bij aanvang van de werkdag. Stieg Larsson was tijdens het scheppen afhankelijk van sigaretten. En Ernest Hemingway omschreef zijn werkroutine als volgt: ‘Done by noon, drunk by three.’

Ook ik heb iets nodig om tot werken te komen. Ik rook niet, ik ren niet; ik kijk series. Tientallen afleveringen per roman:

Of hoe waarom – geschreven op I t/m V.

Lieve Céline– I, II en III, I en II.

Alles wat er was – I, I, II en III, Mad Men III en IV, The Newsroom I.

Efter– Homeland II, II, , Game of Thrones I, II en III.

Toen ik halverwege het werken aan Efter door de eerste drie seizoenen Game of Thrones heen was, raakte ik lichtelijk in paniek. Zo moet Stieg Larsson zich gevoeld hebben wanneer ’s nachts zijn sigaretten op bleken. Vlug begon ik aan een nieuwe serie. Maar tijdens de eerste paar afleveringen Masters of Sex voelde het alsof ik verhuisd was en nog rusteloos door mijn nieuwe woning scharrelde. De eettafel nog niet in elkaar gezet, het aanrecht te laag, de schaar kwijt. Overdag ging het schrijven plotseling stroef. Pas na twee, drie avonden Masters of Sex kalmeerde ik. En hervond ik ook mijn schrijfritme.

Hoe kwam dat? En waarom heb ik überhaupt series nodig om tot schrijven te komen?

Inspiratie en structuur

Het voor de hand liggendste antwoord: vanwege de inhoud. Zoals de kunstschilder graag meesterwerken van voorgangers bekijkt en de muzikant de gitaarloopjes van zijn idolen bestudeert, zo brengen series de verhalenmaker op ideeën. En toch is afkijken – pardon: inspiratie opdoen – niet mijn voornaamste motivatie wanneer ik het HBO On Demand-menu oproep. Het gaat mij niet alleen om de inhoud van de series, het gaat me vooral om de vorm.

Veertig, hooguit vijftig minuten, – twee keer vijfentwintig wanneer het een comedy betreft: het verloop van de reeks even voorspelbaar als de lengte van één aflevering. Na GOT0301 komt GOT0302, op TWD0405 volgt TWD0406. Een regelmaat die aansluit op de manier waarop ik werk.

De kantoorklerk die series kijkt

Want kijk ik naar schrijvende collega’s en hun rituelen, dan ontwaar ik grofweg drie werkwijzen.

De ‘Het-komt-wanneer-het-komt-maker’ schrijft alleen wanneer hij inspiratie heeft. Soms is dat dagen achtereen, meestal is het op de momenten dat hij/zij niet in het café zit.

Dan is er ‘De Ochtendschrijver.’ Deze schrijft alleen ’s ochtends, twee, drie uur hooguit; hij houdt er immers nog een leven op na.

Mijn werkdagen lijken op elkaar. Vaste haltes zijn het, zoals die in de tram op een klein vierkant schermpje verschijnen. Wie die haltes uit zijn hoofd kent, kan rustig naar buiten kijken en mijmeren

Ten slotte is er ‘De Kantoorklerk.’ Dit type schrijver werkt iedere dag – vooruit: iedere werkdag – het liefst in de uren dat de buren naar hun echte-mensen-baan zijn. Tussen de middag doet ‘De Kantoorklerk’ iets met brood en kaas, de werkdag is pas ten einde wanneer het woordenquotum is behaald.

Ik behoor tot deze laatste categorie. Doordeweeks leef ik volgens een zelfopgelegde routine. Ik schrijf thuis, op mijn zolderkamer, het liefst gespeend van menselijk contact. Mijn werkdagen lijken op elkaar. Ontbijten, schrijven, sporten, lunchen, schrijven, eten: vaste haltes zijn het, zoals die in de tram op een klein vierkant schermpje verschijnen. Wie die haltes uit zijn hoofd kent, kan rustig naar buiten kijken en mijmeren.

Zo maakt mijn strikte dagindeling dat ik de rust heb om te schrijven.

Hetzelfde geldt voor de avondindeling. Mijn één-na-laatste halte, de halte voor slapengaan, is: serie kijken. Het licht gaat uit; ik neem plaats op de bank, fleecedeken over mijn benen. Ik kijk Homeland, Mad Men, Game of Thrones. Eén aflevering. Daarna gaat de televisie uit en val ik in slaap.

Een prettig einde van de dag, vind ik. En zo werkt die één-na-laatste halte als beloning. Ben ik ernaar op weg, dan kijk ik ernaar uit, maakt het de reis dragelijk: het pannenkoekhuis aan het einde van de wandeling.

Een avond zonder vragen

Maar dat is het niet het enige. Die serie op het eind is niet slechts het kattensnoepje dat me het parcours van de werkdag door lokt; het kijken heeft nog een andere functie.

Het is een ritueel. De regels staan vast, het verloop ook: licht uit, deken om, play-knop. Ik hoef alleen de juiste aflevering uit te zoeken. Let wel, ik hoef die aflevering niet te kiezen, het is immers de aflevering die volgt op de aflevering van gisteren. Zo voert één seizoen Homeland langs vaste haltes. Analoog aan het verloop van mijn dag.

Ieder ritueel is een remedie. Zo’n vaste reeks handelingen bezweert iets. Onzekerheid, angst, een al dan niet ingebeelde dreiging. Dus wat bezweert mijn serieritueel? Keuzestress, waarschijnlijk. Het gestructureerde kijken maakt dat ik me geen vragen hoef te stellen over het verloop van de avond. De denkruimte die door afwezigheid van twijfel vrijkomt besteed ik aan het verhaal dat ik overdag aan het maken was.

De muze die niet vraagt hoe mijn dag was

Een dag waarop ik alleen was. Want schrijf ik aan een roman, dan spreek ik soms dagen niemand. Ook dát is een mogelijke verklaring voor mijn serie-afhankelijkheid. Via en Arya Stark kom ik alsnog in aanraking met andere mensen. Geen échte mensen, wel mensen die van alles meemaken. En nee, Don, Carrie of Arya zullen me nooit naar míjn dag vragen. Maar dat is ideaal. In de periode dat ik intensief aan een roman werk, heb ik immers weinig te vertellen, vermoord ik gesprekken met: ‘Afgelopen week heb ik het tweede deel van de eerste helft van hoofdstuk drie herschreven. Maar misschien laat ik dat hele hoofdstuk weg hoor, ik weet het niet.’ [zucht, stilte, peinzend gezicht]. Seriepersonages zijn in deze perioden fijn gezelschap. Zij vertellen, ik luister, ondertussen heeft niemand last mijn lijzigheid. Vooral ikzelf niet.

Mijn personages rijden opeens paard. Ze rennen door bossen, doen aan boogschieten, doden zwijnen. En vooruit, tienermeisje Fajah heeft best iets weg van Arya

Personages als remedie tegen sluimerende eenzaamheid, het doet denken aan de zo van opleven. Beelden van deze genietende oma’s – de pluishuid van het piepende plastic tegen hun wang – stemmen even weemoedig als ongemakkelijk, ik weet het. Maar soms is het resultaat belangrijker dan de methode, en fictief gezelschap bezorgt wel degelijk echte emoties.

Daarom heb ik series nodig. Het kijkritueel behoedt me voor eenzaamheid en draagt tegelijkertijd bij aan de rust en regelmaat waarbinnen ik het liefst schrijf.

En dat geldt niet alleen voor mij. Ook van collega-schrijvers hoor ik dat ze regelmatig series kijken. Om zichzelf te belonen voor een lange dag schrijven. Maar ook om inspiratie op te doen.

En ik geef toe: waarschijnlijk hebben al die uren Game of Thrones de afgelopen maanden wel degelijk subtiele sporen in mijn werk achtergelaten. Zoals mijn eigen belevenissen en herinneringen soms ongepland in mijn verhalen terechtkomen, zo zijn er kleine vlokjes op Efter neergedaald. Mijn personages rijden opeens paard. Ze rennen door bossen, doen aan boogschieten, doden zwijnen. En vooruit, tienermeisje Fajah heeft best iets weg van Arya. Hoe kan het ook anders, Arya was tijdens het schrijven mijn voornaamste gezelschap.

Geen muze om wie ze was, muze omdát ze er was.

Morgen geef ik nog enkele kijktips speciaal voor schrijvers(-in-spe).