Podcast: Een straatarts en een dakloze vertellen hoe corona het leven zonder thuis beter maakte

Lex Bohlmeijer
Correspondent Goede gesprekken
Foto: Marijn Smulders

Deze week spreek ik in mijn podcast Goede gesprekken met straatarts Marcel Slockers en dakloze Mohamed Taleb. Ze vreesden voor een oncontroleerbare corona-uitbraak onder dak- en thuislozen, maar de coronatijd bracht juist wat positiefs: meer rust en ruimte (zelfs om af te kicken).

Marcel Slockers werkt als straatarts in Rotterdam. Hij besteedt zo’n tien uur per week aan de dak- en thuislozenzorg. Hij heeft een spreekkamer bij de deur van Havenzicht, Centrum voor Dienstverlening in Kralingen. Ik sprak hem en toen maakte hij diepe indruk op mij door de bewogenheid en de bevlogenheid waarmee hij zich inzet voor ‘zijn’ dak- en thuislozen. ‘In het afvoerputje van de maatschappij’, zoals hij het noemde.

Ik vroeg mij af: hoe gaat het daar nu, in coronatijd? Het is tenslotte een extreem kwetsbare groep, de meeste daklozen hebben niet één, maar een veelvoud van ernstige ziektes. En als ze al onderdak hebben voor de nacht, dan zitten ze meestal dicht op elkaar. In de slaapzalen van opvangcentrum Havenzicht staan twaalf tot achttien stapelbedden. 

Ik heb dus opnieuw een afspraak gemaakt en gevraagd of hij een dakloze mee wilde nemen naar het gesprek. Dat blijkt meneer Taleb te zijn. Hij vindt het fijn om zijn relaas te doen.

Voor wie liever leest, is het interview hieronder getranscribeerd en op enkele plekken voor de leesbaarheid geredigeerd.

Mohamed Taleb: ‘Ik zag veel mensen doodgaan, laat ik het zo zeggen. In het begin dacht ik: ik wil het eerst zien. Maar toen ik het zag, op televisie, dacht ik bij mijn eigen: nee, dat gaat mij niet gebeuren. Ik ben de mensen van Havenzicht dankbaar, moet ik ook eerlijk zeggen. Want zonder hen zou ik hier niet zijn geweest, bij de microfoon. Dat is mijn waarheid. Dan zou ik er niet meer zijn geweest.’

We zitten op zijn spreekkamer, op de grens tussen binnen en buiten, op gepaste afstand, zonder mondkapjes. De ruimtes zijn hoog, dus de ventilatie goed. Da’s gunstig voor het virus. Het pand heeft ook veel ramen, en dat is niet voor niks...

Marcel Slockers: ‘Het was een opdracht aan de architect: bouw vooral veel ramen in. Omdat we licht binnen willen hebben. Ultraviolet licht helpt tegen tuberculose. Honderd jaar geleden ging je vanwege tuberculose naar een oord hoog in de bergen van Zwitserland. Rondom infectieziekten zijn er oude lessen die we hebben toegepast in het zeven jaar oude Havenzicht.’ 

Je kunt leren van het verleden. Jij hebt inmiddels als straatdokter een ruime ervaring met epidemieën.

Marcel Slockers: ‘Toen ik 1983 begon hier in Rotterdam, barstte net de aidsepidemie los. Jonge mensen gingen snel dood. En op een vreselijke manier. Rond 1990 zijn we met verpleegbedden begonnen in de dak-en-thuislozeninstellingen in Rotterdam. De mensen spoten toen heroïne. Er werd nog geen cocaïne Door het omruilen met schone spuiten hebben we ervoor gezorgd dat veel minder mensen aids kregen.’  

‘De tweede epidemie was tuberculose, want in de jaren negentig begon de cocaïne populair te worden. Daar kwam agressie bij, mensen vermagerden en door de slechte voeding kregen ze gemakkelijk tbc. Dus zorgden wij voor eten.’

‘De andere epidemieën die we hebben meegemaakt waren schurft en kleerluis, ook in de jaren negentig, toen de Pauluskerk-nachtopvang nog geen douchevoorziening had. Als straatdokters hebben we voor douchevoorzieningen gezorgd, wasmachines en hygiënische voorzieningen. Daarna hebben we ook nog hepatitis C gehad, en die epidemie is medicamenteus goed aangepakt.’ 

Als straatdokers zijn jullie in staat om hulp te bieden, maar met onorthodoxe middelen?

Marcel Slockers: ‘Niet elke dokter schrijft vanuit de GGD de burgemeester aan: “We hebben een goed idee, we willen in gesprek.” Dat is onorthodox ja.’

Je schrijft in een voor Medisch Contact dat je bij de hiv-epidemie een keer op een stoel bent gaan staan om de daklozen toe te spreken, ook voor jezelf een betekenisvol moment.

Marcel Slockers: ‘Dat was belangrijk. Ik wist, hier is iets vreselijks aan de hand. Dat wisten we van berichten uit Amerika. We zeiden tegen de medewerkers: we gaan vragen aan de GGD om schone spuiten. De verslaafde kon de ouwe spuit in een doos gooien en uit een andere doos kreeg hij een schone spuit. Zo bleven de spuiten niet slingeren op kinderspeelplaatsen.’

‘Dat spuit-omruilprogramma werd niet meteen door iedereen geaccepteerd, ook door de medewerkers niet. Ja maar, dachten ze, dan moedig je spuiten aan. Je moet het verbieden!’

‘In Parijs hebben ze dat gedaan en daar is uiteindelijk 65 procent van de mensen die heroïne spoot seropositief geworden. In Amsterdam was dat 35 procent en in Rotterdam maar 13 procent. Op duizenden gebruikers zijn dat grote aantallen.’ 

Wat ik mooi vind, jij ging op een stoel staan om een toespraak te houden, zeer ongewoon.

Marcel Slockers: ‘Ik ben de huisdokter en ik spreek mensen een-op-een. Maar dat was niet de goede vorm voor het probleem waar we tegen aanliepen. Ik ben nu ook voor de groep gaan staan, een beetje onrustig wel, ik bedoel...’ Hij kijkt naar Taleb: ‘Je kent me wel een beetje om te zeggen... “Er is corona, en daar kan je hartstikke aan doodgaan. Zorg dat je goede voeding krijgt. En weet dat cocaïne een breker is. Stop met de cocaïne.”’

Mohamed Taleb: ‘Hij zei: “Stop ermee. Probeer wat van je leven te maken. Kap ermee.” Ik moet eerlijk zeggen: sinds corona merk ik dat iedereen hier binnen rustig is geworden.’ 

Marcel Slockers: ‘Dat is de corona-verwisseling.’ 

Mohamed Taleb: ‘Het is waar wat hij zegt, het klopt helemaal. Er is echt rust.’ 

Meneer Taleb heeft zich stipt om acht uur gemeld bij de spreekkamer. Uit het gesprek kan ik opmaken dat hij lijdt aan een niet-aangeboren hersenbeschadiging, en ik vermoed dat hij ten prooi is geweest aan gewelddadigheid. Slockers is als arts gehouden aan zijn beroepsgeheim. De dakloze heeft zo zijn eigen manieren om vragen te pareren, in alle bereidwilligheid. Ik zeg: ‘Steek van wal.’

Mohamed Taleb: ‘Ik heet Mohamed. Achternaam Taleb. Mijn geboortedatum is 4 juli 1972.’ 

Ik wil graag horen over jouw ervaringen in coronatijd. 

Mohamed Taleb: ‘Ik moet eerlijk zeggen, ik ben gestopt. Dat was een keuze, een innovatie. Ik ben gewoon klaar. Klaar met drugs. Het lijkt of er een engel van boven kwam naar mij. Ja, dat meen ik echt.’

Wat gebruikte je, als ik vragen mag? 

Mohamed Taleb: ‘Cocaïne en drank. Nu alleen mijn medicijnen.’ 

En hoe gaat dat?

Mohamed Taleb: ‘Fantastisch! Ook door deze meneer die daar staat. Nou ja, ik moest wel stoppen, omdat ik naar het ziekenhuis was gegaan. Mijn lever, mijn hart, mijn epilepsie. Te veel problemen weet je, mijn kinderen en mijn vrouw. Dan moet je een keuze maken, en je moet ook willen. Dat heb ik gedaan.’ 

En dat kost moed, neem ik aan, maar ook veel wilskracht? 

Mohamed Taleb: ‘Veel energie, moet ik zeggen. Veel energie, maar ik heb het wel gedaan! Ik heb ook ramadan gedaan, dat heb ik m’n eigen bewezen. Ja, alles komt van boven. Als je iets wil, dan moet je het uiteindelijk zelf doen.’ 

‘Ik heb nu wel een kamer hierboven. Maar ik ben bezig met een urgentieverklaring en ik hoop dat ik in de toekomst een eigen huis krijg. Dan zou ik echt blij zijn, dat moet ik zeggen. Dat is het enige wat ik wel kan garanderen. Voor iedereen trouwens.’ 

‘Ik ben bijna acht jaar dakloos. Maar het is mijn schuld eigenlijk. Ik was een beetje eigenwijs, laat ik het zo maar zeggen. Ja, ik ben eerlijk weet je. Als ik meegewerkt had, dan was het zo ver nooit gekomen. Ik dacht altijd: ik weet het beter dan anderen. Maar dat is niet zo. Soms zijn de raden toch wel goed. En daar ben ik zelf achter gekomen.’

Wat is er gebeurd?

Mohamed Taleb: ‘Toen was ik gezond. Ik had geen epilepsie. Ik bedoel, ik was goed. Toen is mijn vader overleden. Ik kwam thuis en mijn vrouw was weg, mijn kinderen waren weg. En toen stond ik op straat. Ja, dan kom je hier terecht. Maar ik blijf ervoor vechten, ik geef het niet op.’

Hoe ervaar jij deze coronatijd?

Mohamed Taleb: ‘Ik moet eerlijk zeggen, ik was er in het begin wel bang voor. Het meest voor mijzelf. Ik denk, ik krijg iets. Een virus of zo, weet je wel. Vooral omdat ik ziek ben, dan word je bang van de mensen. Ik ben ook blind. Kijk maar.’ Hij tilt een ooglid op en Marcel haalt er een lamp bij. Hij haalt zijn rechteroog eruit, met speels gemak. ‘Als ik ’m erin doe kost het wel tijd om weer in te werken. Dus dan weet je het nu ook.’

Hoe hoorde jij over corona? 

Mohamed Taleb: ‘Om eerlijk te zijn, de dag dat Marcel voor de zaak kwam. Hij ging het goed uitleggen. Ik denk: wat bedoelt hij nou allemaal, wat zegt hij allemaal? Want dat corona is voor mij nieuw. Ik had dat nog nooit van mijn leven gehoord. Later zag ik mensen van boven naar beneden gaan, en met de ambulance. Toen begon het bij mij door te dringen, weet je wel. Ik denk: wow, uitkijken met wie je praat, en waar je zit.’ 

Je hebt hier een kamer. Moet je in Havenzicht niet aan allerlei regels voldoen? 

Mohamed Taleb: ‘Zeker weten. Je moet je gedragen. Afstand nemen als iemand met je praat. Bijvoorbeeld een meter, en als je het niet, doet dan heb je een probleem. Met mij is het goed gegaan. Ik heb opgepast. En gevast. Ik ben ook meer alleen bezig geweest, laat ik het zo maar zeggen. Ik wou eigenlijk geen contact. Zo ben ik ver gekomen. Op straat loop ik meer alleen. Tuurlijk kan dat. Als je dat wil kun je ervoor gaan. Ik moet wel zeggen: ik heb respect voor de mensen hoe ze het doen, dat is gewoon de waarheid.’

En jij bent dus vanwege corona gestopt met cocaïne?

Mohamed Taleb: ‘Ja ik ben gestopt. Echt waar. Ik zie er geen toekomst meer in. Je komt alleen maar meer in de problemen. Ik ben nou acht jaar dakloos. Op een gegeven moment, als je door blijft gaan, dan ga je dood, dat is het eerlijke antwoord.’ 

Op een zaal staan tussen de twaalf en achttien bedden, kun je dan anderhalve meter afstand bewaren?

Mohamed Taleb: ‘Eerlijk gezegd niet nee. Als er weinig mensen slapen dan gaat het wel.’ 

Maar elk bed is altijd bezet, die zalen zijn toch vol?

Mohamed Taleb: ‘Iedereen wil slapen, meneer. Je ken ze moeilijk op straat laten slapen.’ 

Hoe doe je dat als je op straat moet slapen? Heb je een vaste plek? 

Mohamed Taleb: ‘De ene keer wel, de andere keer niet. Dan ging ik gewoon naar een hotel, maar dat kost klauwen met geld. En dat heb ik niet altijd. Dan ging ik naar mijn zus, geld lenen bijvoorbeeld. Geen domme dingen doen. Eerlijk worden bijvoorbeeld. Sinds ik op die kamer zit, is het alleen maar beter gegaan met mij. Ik slaap nu met zijn tweeën, maar ik heb een hele goede persoon. Ik ben er hartstikke blij mee.’

Marcel, opvallend genoeg zijn er nog geen uitbraken geweest onder daklozen.

Marcel Slockers: ‘Er is in Rotterdam een uitbraak geweest in een nachtopvanginstelling. Daar werden twee mensen gevonden die besmet waren. Als straatdokters hebben we snel gereageerd. Die nachtopvang is met veertig mensen in quarantaine gegaan. En dat is een geweldige prestatie van de mensen die daar werken, maar vooral ook van de daklozen. Die zijn twee weken lang met zijn veertigen, hutje mutje, in die instelling gebleven. 24 uur per dag, twee weken lang, met elkaars ongemak. En dat is goed gegaan.’ 

‘We wisten in februari al dat er weleens iets vreselijks zou kunnen gebeuren. Toen hebben we als straatdokters aan de gemeente gevraagd of er hotelbedden vrij gemaakt konden worden. En daar is naar geluisterd. Niet alleen in Rotterdam maar ook in Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Tilburg en Eindhoven.’

‘Dat betekent dat slaapzalen waar normaal twaalf of achttien mensen sliepen nu verdund zijn. Anderhalve meter afstand in stapelbedden lukt helemaal niet. Nu slapen er nog maar vier mensen. En voor de andere mensen die daar nu dus niet kunnen slapen, zijn door de gemeente Rotterdam bedden gereserveerd in een goedkoop hotel en in een rivierboot, zo’n cruiseboot, waar nu toch geen toeristen naartoe kunnen.’ 

‘Voorheen moest je als dakloze ingeloot worden. Als er te veel mensen op Havenzicht waren, werd je weggestuurd. In coronatijd, als mensen van de ene naar de andere opvang trekken, zou dat dé manier zijn om het virus te verspreiden. Daarom hebben we gepleit voor verdunning en meer opvanglocaties. Dat heeft overigens ook veel rust gegeven. Want waarom gaat het nou zoveel beter met meneer Taleb? Hij heeft nu een vast bed. Hij weet dat hij volgende week niet weer een schop onder zijn kont kan krijgen.’ 

Mohamed Taleb: ‘Dat is waar wat hij zegt. Hij heb helemaal gelijk. Als je om vijf uur hier kwam, dan moest je namelijk je naam opgeven en dan moet je zeker weten dat je niet uitgeloot wordt. Dat is een drama. Dan krijg je psychische problemen. Zeker ik wel. Shit, man, waar moet ik gaan slapen, waar moet ik heen? Misschien moet ik op een bankje gaan slapen buiten en dan schiet je ook niet op. Vindt de politie ook niet prettig, die weten het ook niet meer op een gegeven moment.’ 

Marcel Slockers: ‘En als je werd weggestuurd, kon je vijf kilometer verderop op Rotterdam-Zuid misschien een plekje krijgen, terwijl je de hele dag al gelopen had. Dat is een hindernis.’ 

‘We waren in maart bang dat er een grote instroom zou komen van mensen die bijvoorbeeld in de bloementeelt plotseling werkloos zouden worden. Mensen die niet naar Polen en dat soort landen terug konden reizen, omdat de grenzen op slot gingen. Het idee was: iedereen een vast bed, niks meer loten en rouleren, want dan gaat de verspreiding veel sneller. Voor overloop zijn er sporthalen, grote ruimtes, waar de bedden een heel eind uit elkaar kunnen staan.’

‘Er kwamen andere gunstige dingen bij; er is een stop gezet op uitzettingen. De woningbouwverenigingen mogen niemand meer uitzetten. Andere dingen zijn weer vervelend. In gevangenissen is ook gewerkt aan verdunning. Die hebben meer mensen ontslagen, of kortere straf gegeven, of voor enkelbanden gekozen. Verslavingsinstellingen idem, die wilden afdelingen leeg hebben, zodat ze daar mensen apart konden zetten. Alleen de meest extreme crisisgevallen, mensen die met een rechterlijke machtiging opgenomen moeten worden, zijn nog opgenomen in de verslavingsinstellingen en de psychiatrie.’ 

Maar dat betekent toch dat er veel meer mensen op straat komen? 

Marcel Slockers: Ja, maar vreemd genoeg lijkt er ook een soort tolerantie te zijn ontstaan bij de Rotterdammers. Die zeiden, net als de zus van meneer Taleb: “We gaan nu niet lelijk doen.” Terwijl dat absoluut niet makkelijk was, want een heleboel Rotterdammers zaten thuis hun kindertjes les te geven. Konden ze ook nog eens een verslaafde, of een in de war zijnd familielid opvangen! Dat is een groot goed geweest.’ 

Mohamed Taleb: Hij heb helemaal gelijk. Want mijn zus die woont hierachter. Ik heb veel steun van haar gehad. Ik ben haar dankbaar. Dat meen ik echt. Zij is getrouwd, heeft drie kinderen. Ze werkt bij een schoonmaakbedrijf, bij het Havenziekenhuis. Ze zegt, je moet altijd bij mij komen. Ik wil niet meer dat je naar je oude leven teruggaat. Maar dat doe ik sowieso niet hoor. Alleen, ik schaam me wel. Zij heeft een gezin en ik wil zelfstandig zijn. Dat is veel prettiger.’

Zie je je eigen kinderen? 

Mohamed Taleb: ‘Ik heb ze verleden week nog gezien. Ze zijn wel wat groter geworden, ik ben er een beetje van geschrokken. Maar ik ben er blij mee, dat meen ik echt. De oudste is 24, die is getrouwd, en ik heb een zoon die is twintig. De anderen zijn allemaal nog klein.’ 

Kan je terecht bij de oudste?

Mohamed Taleb: Nee dat kan niet, die is getrouwd. Ik bedoel, ze moet een gezin… dat kan niet, dat bestaat niet. Ja, sorry dat ik het zeg hoor. Dat vind ik geen gezond leven. In mijn ogen dan hè. Het mag wel, maar ik heb liever mijn eigen huis. Ik wil dat haar kinderen bij mij komen, dat is veel leuker. Ze zijn altijd welkom.’

Wat is er acht jaar geleden misgegaan, in jouw leven?

Mohamed Taleb: ‘Toen mijn vader overleden was, kwam ik terug, de deur was ineens dicht, mijn vrouw en kinderen weg. Mijn vrouw was een gokker, een gokverslaafde. Dat durfde ze mij niet te vertellen. Er kwamen allemaal mensen die geld terug moesten krijgen. Toen hebben ze haar naar een blijf-van-mijn-lijf-huis gestuurd. En de politie heeft mij hiernaartoe gebracht. Zo ben ik gaan cirkelen. Ik denk, ik kom omhoog, ik kom omhoog, nou echt niet.’

Moest zij beschermd worden tegen jou, begrijp ik dat?

Mohamed Taleb: ‘Zij is zelf daarnaartoe gegaan, omdat mensen haar gingen zoeken, mensen die zij moest betalen. Die mensen kwamen naar mij toe, dat ik in haar plaats betaal, maar ik heb er niks mee te maken. De politie heeft het afgehandeld. Dat heeft lang geduurd, maar ik ben ervan af in ieder geval. Je bent machteloos op dat moment, dat meen ik echt.’

Ben je daarna cocaïne en alcohol gaan gebruiken? 

Mohamed Taleb: ‘Ik dronk weleens een biertje of zo. Geen cocaïne. Toen ben ik naar de verkeerde kant gegaan, dat beken ik ook, daar ben ik gewoon eerlijk in. En de een biedt je wat aan, op de Kruiskade, in Zuid, dat zijn de plekken. Maar ik ben blij dat ik ervan af ben.’ 

Hoe kijk je daar op terug? Zie je je vrouw bijvoorbeeld nog? 

Mohamed Taleb: ‘Ik spreek haar wel. Maar ik wil haar niet meer spreken, omdat ze mij pijn gedaan heeft. Maar wat ik gedaan heb met drugs, ik heb zo’n spijt, echt waar. Als ik mijn eigen in de spiegel aankijk, denk ik, wat heb ik gedaan? Waarom is dit bij mij gekomen? Waarom? Wat doet het me? Ik word er ziek van.’ 

Volgens mij ben je hier in goede handen. 

Mohamed Taleb: ‘Al die mensen die hier… petje af. Moet ik eerlijk zeggen. We hebben begrip. We respecteren elkaar. We waarderen elkaar.’ 

Je hebt ook epilepsie, begrijp ik?

Mohamed Taleb: ‘Dan ga je trippen. Dan krijg je een aanval en ga je bibberen, de ene keer gaat mijn bril kapot of je krijgt blauwe plekken. Dat doe ik niet zelf hoor, dat is die ziekte. Toevallig heb ik eergisteren een prikje gehad, het is een stuk minder nu. Het gaat fantastisch, ik ben er echt blij mee. Ik zit nu met jullie te praten, sorry dat ik dat zeg hè, ik krijg echt tranen. Dat ik er vanaf ben, weet je, van die toestanden, van die rotzooi, dat meen ik echt.’ 

Marcel Slockers: ‘Wil je vertellen hoe het komt dat je je oog bent kwijtgeraakt?’ 

Mohamed Taleb: ‘Ik ging met mijn vrouw en mijn kinderen naar Pathé. Ik mag het niet zo zeggen, het was een junk die zei: “Mag ik een euro?” Ik zei nee. Hij bleef aandringen en mijn vrouw zag dat hij een riem pakte en begon te zwaaien. Toen ben ik mijn oog kwijtgeraakt.’

‘Ik ben blij dat ik mijn verhaal kan vertellen. Dat geeft mij opluchting, dat meen ik echt. Opluchting dat je kan vertellen hoe een mens leeft, en wat hij meegemaakt heeft, waarom een mens problemen heeft. Hoe komt hij hier terecht? Er zitten een hoop goede mensen hier, dat meen ik echt, diep uit mijn hart. We zijn niet allemaal honderd procent, maar er zitten echt goede mensen tussen, dat kan ik je wel garanderen.’ 

Marcel Slockers: ‘Ik had zo met je te doen toen ik je gisteren zag. Wil je ons dat nog even laten zien?’ 

Mohamed Taleb: ‘Ja, tuurlijk.’ Hij trekt zijn shirt uit. Op zijn armen dikke bloeduitstortingen, allerlei verwondingen op zijn rug. ‘Dat komt door de epilepsie. Ik ben gevallen in de metro.’

Marcel Slockers: ‘Drie weken terug viel je van de metrotrappen naar beneden, en van de week ben je op straat door de epilepsie weer vreselijk terechtgekomen. Heb je zo liggen schudden op de grond. Dit is een heftige vorm van epilepsie. Het verdrietige is dat je ondanks dat je bent gestopt met cocaïne en alcohol nog niet goed ingesteld bent.’ 

Gaat dat lukken, met de medicijnen?

Marcel Slockers: ‘Dat is de hoop, maar je hebt de pech dat het door de beschadigingen van je hoofd allemaal moeilijker gaat. Die epilepsie is niet zomaar, die is een gevolg van niet-aangeboren hersenletsel. Ook het regelen en plannen is veel moeilijker. Hoe moet jij goed op iets reageren als je zo’n epileptisch brein hebt, hoe los je dan een probleempje op? Een probleempje wordt dan een groot probleem.’ 

Mohamed Taleb: ‘Ik ben sowieso zelfstandig, dat weet hij ook. En ik geef het nooit op, ik ben een doorvechter, zo zeg je dat. Ik geef de hoop nooit op.’ 

Marcel Slockers: ‘We waren bang dat veel daklozen corona zouden krijgen, omdat ze ernstige ziektes hebben. We weten dat je een infectie het gemakkelijkst krijgt als je elkaar knuffelt en veel aanraakt. Zijn er mensen met wie jij aan het knuffelen bent?’

Mohamed Taleb: ‘Eerlijk gezegd, ik zeg het gewoon goudeerlijk, ik heb niemand aangeraakt. Er was maar één meid, een hele aardige meid, ze heet Faria, die kent hij wel. Ze is mijn gabber, mijn steun, geen partner, gewoon een vriendin. Ze slaapt hier ook, een hele toffe vrouw. We helpen elkaar, laat ik het zo zeggen.’ 

Is het niet een wonder, Marcel, dat niet veel meer daklozen besmet zijn geraakt?

Marcel Slockers: ‘Dat is een wonder. Kijk, er zijn mensen die zeggen, deze mensen hebben al een leven vol afstand. Een heleboel hebben geen intieme relaties. Dat helpt natuurlijk wel. Sommigen zijn psychisch in de war, daar wil je niet naast gaan zitten, want dan krijg je een dreun. Of mensen met een autistische stoornis, die bakenen hun eigen gebied af. Of mensen met een slechte dronk, daar moet je ook niet naast gaan zitten.’

Mohamed Taleb: ‘Ja, dat geef ik niet toe, maar hij heeft wel gelijk. Maar ik moet ook zeggen, sommige mensen die drinken kunnen ook wel gezellig zijn. Met sommigen kun je je eigen kapotlachen hier, echt waar.’ 

Ten slotte, de toekomst. Het perspectief voor de toekomst. Wat vind jij als straatdokter dat er nog moet gebeuren? 

Marcel Slockers: ‘Ik ben vooral bang dat mensen in de armoede komen, zodat ze hun huur niet meer kunnen betalen. Dan zeggen ze hun huur op en trekken bij iemand in, maar vaak zien we dan toch gedoe en geruzie. Dan glijden ze af naar dakloos, hebben ze ook geen rechten meer.’

‘Corona kan betekenen dat we een nieuwe generatie daklozen krijgen. Ik ben blij met de grote steun voor zzp’ers, voor mensen die in de horeca werken. Die kraan van nieuwe daklozen moet niet verder opengezet worden. Het is triest genoeg dat we de afgelopen tien jaar van 19.000 naar 39.000 daklozen zijn gegaan. We zouden juist nu met een nieuw plan komen waarbij allerlei ministeries gaan samenwerken om te zorgen dat er minder daklozen komen. Daar is die corona ernstig doorheen gefietst.’

‘Maar de ouderwetse daklozenopvang met voorzieningen van twaalf en achttien mensen op slaapzalen, daar kunnen we niet meer naar terug, die opvangplekken moeten kleinschaliger zijn.’ 

‘Maar ik moet eerlijk zijn. Vanmorgen sprak ik in mijn eigen praktijk met een vrouw die met zeven mensen in een driekamerwoning woont. Die zit al zeven maanden te wachten op urgentie voor een nieuw huis. Ik heb het erg voor mijn dak- en thuislozen die ik graag wil helpen, maar ik weet dat huisvesting in de samenleving een probleem is. En ziektes zijn maar één ding.’

‘Wat wij als straatdokters leren is dat je een dakloze niet helpt als je alleen kijkt naar zijn diabetes of epilepsie. Want als hij wel een alcohol- en cocaïneprobleem blijft houden, en daardoor makkelijker zijn epilepsie krijgt, en je bedenkt niet dat hij ook nog geldproblemen heeft en een dagbestedingsprobleem, en een slaapprobleem, en zijn psychiatrische ziektes, en zijn verstandelijke beperking – dan help je hem niet. Je moet op al die zeven levensgebieden goed zicht hebben, dat is de kunst van het straatdokterwerk.’

Dan is ook corona maar één ding. 

Marcel Slockers: ‘Als je corona beschouwt op zichzelf, dan ga je ook de strijd tegen corona niet winnen. Je moet je afvragen: hoe gaan mensen in ons land om met hun middelengebruik, met roken en alcohol? Is corona een stimulans om te minderen? Een van de grootste ziektes is het dikker worden met zijn allen. Als we door corona allemaal vier kilo zijn aangekomen, dan is dat ook grote gezondheidsschade.’ 

Mohamed, dank, ik vond het een mooi gesprek. 

Mohamed Taleb: ‘Dankjewel, ik ben ook blij dat ik met u gesproken heb. Ik wou allang een keer mijn verhaal kunnen vertellen. En ik hoop in de toekomst dat ik verder kan. Dat is het enige wat ik hoop, dat meen ik echt, ik sta er echt klaar voor.’ 

Meer hierover?