Institutioneel racisme in Nederland: wat het is, waar het zit, en wat jij eraan kunt doen
De afgelopen weken gingen duizenden Nederlanders de straat op om te protesteren tegen anti-zwart geweld en discriminatie. Niet alleen uit solidariteit met Amerika: ook in ons eigen land hebben we te kampen met institutioneel racisme. Maar wat houdt dat precies in? En wat doet het met onze maatschappij?
Heb je een tweede nationaliteit, dan controleert onze Belastingdienst je aangifte strenger dan die van andere Nederlanders. Ons nationale kinderfeest bevat een zwart geschminkte karikatuur waarvan onze overheid geen afstand doet. Onze welvaart danken we deels aan het plunderen en koloniseren van andere landen en aan het tot slaaf maken, onderdrukken en uitbuiten van hun bevolking.
Werkgevers nemen hier liever een Mark dan een Mohammed in dienst. Een invloedrijke politicus vraagt zijn toehoorders of ze ‘minder Marokkanen’ willen en wordt er niet voor bestraft.
Eén op de drie Turkse en Marokkaanse Nederlanders zegt zich racistisch bejegend te voelen door de politie. Onder Surinaamse Nederlanders is dat één op de vier en bij Antilliaanse Nederlanders één op de vijf. Bij autochtone Nederlanders is dat één op de vijfentwintig.*
Een medische richtlijn schreef tot dit jaar voor dat testuitslagen voor chronische nierschade anders berekend moeten worden ‘voor mensen van het negroïde ras’. Negen van de tien verhuurmakelaars vinden het prima als huiseigenaren aangeven dat zij hun woning niet willen verhuren aan Marokkanen, Turken, Polen of Bulgaren.*
Nee, het is hier inderdaad geen Amerika. Nederland heeft zijn eigen institutioneel racisme te bestrijden.
De duizenden mensen die in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Maastricht, Eindhoven, Groningen, Tilburg en Nijmegen protesteerden tegen racisme, stonden daar dan ook niet alleen uit solidariteit met de vermoorde zwarte Amerikaan George Floyd en tegen excessief politiegeweld.
Miljoenen demonstranten wereldwijd hielden Black Lives Matter-borden omhoog omdat racisme ook hún samenleving ontwricht.
Wat is institutioneel racisme?
Racisme: het idee dat de ene etnische groep superieur is aan de andere. Een deel van het racisme in Nederland is simpel te herkennen. Volwassen mensen die, hun kinderen op hun schouders, ‘slet, stinkhoer, vuile bolletjesslikker, hoer van de zwarten, je verpest een kinderfeest’ schreeuwen naar anti-zwartepietactivisten die bezig zijn met een vreedzaam protest, bijvoorbeeld.
Institutioneel racisme is subtieler. Institutioneel racisme draagt geen witte puntmuts of gele zonnebril. Het is racisme dat onbewust in de structuren van onze samenleving zit gebakken.
‘Institutioneel racisme’ is een sociologische term die slaat op de systematische uitsluiting en/of discriminatie van groepen op basis van geschreven maar vooral ook ongeschreven regels, tradities, gedrag en omgangsvormen. Een vrij breed palet aan mogelijkheden, kortom. Je vindt institutioneel racisme in Nederland onder meer op onze huizenmarkt, in onze taal, tradities, medische richtlijnen, sollicitatieprocedures en politiekorpsen.
Dat Nederlanders discrimineren strookt niet met hun tolerante, progressieve zelfbeeld
Maar dat Nederlanders discrimineren strookt niet met ons tolerante, progressieve zelfbeeld. En ja, moeten erkennen dat ook in ónze cultuur, taal en omgangsvormen mechanismen zitten die mensen systematisch achterstellen, is pijnlijk.
Het ongemak erover is groot en het gesprek wordt vaak verhit of helemaal niet gevoerd. In dat opzicht lijken we wél op Amerika: daar begon de American-footballspeler Colin Kaepernick in 2016 te knielen tijdens het volkslied voor elke wedstrijd, een stil protest tegen politiegeweld en racisme in de VS. Sinds hij daarmee begon gaat het in de media al vier jaar onophoudelijk over zijn vrouw, zijn kapsel en zijn vermeende hekel aan het Amerikaanse leger, en verbranden mensen boos hun Nike-schoenen, omdat dat merk Kaepernick sponsort.
Als politica Sylvana Simons zich uitspreekt tegen systemisch racisme, gaat het vooral over of ze dat al dan niet sympathiek gebracht heeft. Over de aanklacht inhoudelijk gaat het, kortom, zelden.
Juist omdat institutioneel racisme verweven is met zo veel onderdelen van de Nederlandse samenleving, ontspoort het gesprek erover gemakkelijk. Want als die processen zo onbewust zijn, op welk punt begin je ze dan racisme te noemen? Wie heeft waar schuld aan? Hoe relevant is die vraag om tot een oplossing te komen? Is het de intentie die iets al dan niet racistisch maakt? En hoe erken en bestrijd je discriminatie die deels hard te maken, maar deels ook een persoonlijke, subjectieve ervaring is?
Hoe speelt institutioneel racisme een rol in Nederland?
Geïnstitutionaliseerd racisme op de arbeidsmarkt
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) deed in 2008 onderzoek om discriminatie op de arbeidsmarkt in kaart te brengen. De onderzoekers stelden 1.300 keer twee identieke cv’s op, met boven het ene een Nederlands klinkende naam en boven het andere een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse. Wat bleek: kandidaten met namen die duidden op een niet-westerse migratieachtergrond hadden 16 procent minder kans om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek, ondanks een volledig gelijkwaardig cv.*
Vooral in beroepen waarin contact met klanten voorkomt, zoals de horeca en detailhandel, bleken mensen met een migratieachtergrond in het nadeel.* De kloof in uitnodigingen tussen witte mannen en mannen met een niet-westerse migratieachtergrond, bleek vervolgens groter dan bij vrouwen.*
De ongelijkheid schuilt in de kansen op de arbeidsmarkt: niet-Nederlandse namen worden minder vaak uitgenodigd voor een gesprek
Het verschil in bejegening door de werkgevers is zelden openlijk racistisch. Het SCP merkte op dat veruit de meeste werkgevers ‘correct handelen’ en gesprekken voeren ‘op een vriendelijke manier’. De ongelijkheid schuilt hem in de kansen: niet-Nederlandse namen worden simpelweg minder vaak uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek.*
In 2013 verrichte sociologe Lieselotte Blommaert vergelijkbaar onderzoek. Ze plaatste meer dan zeshonderd fictieve cv’s op twee banenwebsites. De ene helft droeg een Nederlandse naam, de andere een Arabische. De eerste cv’s kregen 60 procent meer positieve reacties van werkgevers dan de tweede.*
Het zijn zulke onderzoeken die aantonen: de bizarre sollicitatie-‘incidenten’ die soms de media halen, zijn uitwassen van een structureel probleem. Zo solliciteerde student Jeffrey Koorndijk in 2013 bij een elektronicabedrijf in Arnhem. Hij ontving een interne mail van de firma die duidelijk niet voor zijn ogen bedoeld was. ‘Heb nog even gekeken is niks. Ten eerste een donker gekleurde (neger). En op zijn cv weinig tot geen ervaring met computers enz. Met hartelijke groet’.
De schrijver van de mail bood later zijn excuses aan. ‘Daarin stond dat het niet racistisch was en niet zo was bedoeld’, zei Koorndijk destijds tegen het AD. ‘En dat ze er al een donkere jongen hebben werken.’
Ook nadat Koorndijk aangifte had gedaan van discriminatie en de bedrijfsleider veertig uur taakstraf kreeg, sprak die laatste nog steeds van ‘een intern grapje’.*
Geïnstitutionaliseerd racisme op de woningmarkt
In 2017 had de Iraakse expat Maysaa Munaf een appartement op het oog aan de Hoofdweg in Amsterdam. Nog voor de bezichtiging kreeg ze een bericht van de verhuurder: alleen als ze ‘op de westerse manier’ kookte, dus niet ‘urenlang met een hoop kruiden’, was ze welkom om de volgende dag een kijkje te komen nemen.
Incident? Opnieuw niet. Afwijzing van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond op de woningmarkt gebeurt constant in Nederland. Uit een onderzoek naar particuliere woningverhuur in Utrecht bleek dat kandidaat-huurders met een niet-westerse naam in 13 procent van de gevallen ongelijk werden behandeld.*
Een woningcorporatie in het Limburgse Hoensbroek bleek jarenlang te discrimineren bij het toewijzen van huurwoningen. Tijdens intakegesprekken verzamelden medewerkers informatie over onder meer ‘ras, uiterlijke kenmerken [en] (lichaams)geur’. Het College voor de Rechten van de Mens, een onafhankelijke toezichthouder, heeft hier meerdere voorbeelden van, onder wie een verhuurder die ‘geen donkere mensen’ in zijn pand wilde,* en iemand die alleen interesse had in huurders ‘met een Nederlandse afkomst’.*
Uit een steekproef van tv-programma Radar kwam vorig jaar naar voren dat negen op de tien makelaars geen bezwaar hebben als een verhuurder aangeeft zijn woning niet te willen verhuren aan Marokkanen, Turken, Polen of Bulgaren. Onderzoekers van de Radboud Universiteit merkten eind 2019 op dat de helft van de makelaars ervaring had met ‘een opdrachtgever [die] te kennen gaf niet aan een bepaalde etnische groepering of aan “arbeidsmigranten” te willen verhuren’.*
Geïnstitutionaliseerd racisme in de medische wereld
De opvatting dat er biologische verschillen zouden zijn tussen ‘rassen’ is achterhaald en onjuist. Toch speelt ‘ras’ ook nu nog een rol in sommige medische protocollen.
Er zijn bepaalde etnische groepen die op basis van hun genetische afkomst kwetsbaarder zijn voor bepaalde aandoeningen, maar ‘ras’ is een sociaal construct; het bestaat biologisch gezien niet. Toch telt het in zeven van de tachtig richtlijnen van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en in vier van de ruim dertig richtlijnen van het Nederlands Centrum voor Jeugdgezondheid nog mee als variabele.
In een richtlijn over chronische nierschade stond tot voor kort bijvoorbeeld dat bepaalde testuitslagen met de factor 1,2 moeten worden vermenigvuldigd, omdat ‘mensen van het negroïde ras’ gemiddeld gespierder zouden zijn dan witte mensen.
Het element ‘ras’ speelt nu nog mee in richtlijnen voor onder meer hartfalen, hoofdpijn en longfunctietesten. Naast dat het taalgebruik stigmatiserend en vaag is, kunnen fouten in de richtlijn ertoe leiden dat patiënten de verkeerde diagnose krijgen.
Geïnstitutionaliseerd racisme en etnisch profileren bij de politie
Sommige vormen van institutioneel racisme zijn in kille cijfers te vangen: denk aan kansen op de woning- en arbeidsmarkt. Ander institutioneel racisme gaat om sociale omgang en ervaringen en is daardoor lastiger te kwantificeren – maar dat maakt de impact op de samenleving niet minder groot. Integendeel.
Zoals we aan het begin van dit stuk al aanstipten, zegt een derde van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders zich racistisch bejegend te voelen door de politie. Onder Surinaamse Nederlanders is dat een kwart, bij Antilliaanse Nederlanders een vijfde, bij autochtone Nederlanders één op de vijfentwintig.*
Het blijft niet bij gevoel: tweederde van de jongens (12 tot 23 jaar) van Marokkaanse afkomst is wel eens aangehouden op verdenking van een strafbaar feit, blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Bij jongens van Antilliaanse afkomst is dat de helft, tegenover slechts een kwart van de autochtone jongens.*
Er is sprake van etnisch profileren als de politie in haar werk – of dat nu is op het gebied van opsporingen, arrestaties of interne zaken – ‘ras’, huidskleur, etniciteit, nationaliteit, taal en/of religie laat meewegen, zonder dat daar een objectieve aanleiding voor is. Denk: de zwarte rapper Typhoon die wordt aangehouden in zijn nieuwe auto omdat hij ‘niet in het profiel past’.
Volgens hoogleraar rechtssociologie Maartje van der Woude en hoogleraar criminologie Joanne van der Leun zijn er weliswaar aanwijzingen dat etnisch profileren door de politie in Nederland plaatsvindt, maar ontbreekt het nog aan betrouwbaar statistisch onderzoek.*
Een twistpunt binnen het onderzoek dat op dit moment gedaan wordt: of je de politiepraktijk genaamd ‘abnormaliseren’ meetelt als etnisch profileren. Abnormaliseren houdt in: het aanmerken van een persoon die op basis van uiterlijke kenmerken niet in een bepaalde omgeving ‘past’. Tel je dat niet mee, dan maakt de politie zich schuldig aan etnisch profileren in 19 procent van de onderzochte gevallen. Tel je het wél mee, dan kom je uit op 47 procent.
De studies die wel zijn gedaan, richten zich meestal op de perceptie van burgers ten aanzien van etnisch profileren. Uit een onderzoek van de Europese Unie uit 2017 bleek dat circa de helft van de Nederlandse moslims van Noord-Afrikaanse en Turkse komaf het gevoel heeft dat de politie etnisch profileert bij aanhoudingen.* En zelfs van de Amsterdamse politiefunctionarissen in burger voelde 5 procent zich etnisch geprofileerd door collega’s.*
Zelfs sommige politiefunctionarissen hebben het gevoel dat de politie etnisch profileert
Een belangrijk probleem, constateren meerdere onderzoekers, is dat de politie etnisch profileren probeert tegen te gaan door het gedrag van individuele agenten te beïnvloeden. Terwijl etnisch profileren vaak juist plaatsvindt door de collectieve aanpak van de politie: denk aan preventief fouilleren, ‘patsercontrole’ en daderprofielen.* Veelzeggend is dat het voormalig hoofd van de Rotterdamse politie opmerkte dat etnisch profileren bij de politie ‘niet structureel en stelselmatig’ gebeurt – alsof dat profileren keer op keer een uitzondering is op algemeen beleid.
Wel erkent de politie dat etnisch profileren ‘meer dan incidenteel voorkomt’. Jaarlijks komen via de politiewebsite en -app zo’n veertig klachten binnen met die beschuldiging. In 2018 werd slechts één klacht gegrond verklaard. ‘Vaak is een klacht met een goed gesprek opgelost’, zei de portefeuillehouder diversiteit van de politie destijds. In de ogen van korpschef Henk van Essen moet de politie ‘alert zijn en in de spiegel durven kijken’.
Maar gebeurt dat ook? Ook binnen de politie zelf komt racisme voor. Toen antropoloog Sinan Çankaya intern onderzoek deed naar etnisch profileren door agenten, kreeg hij vragen als: ‘Ben jij trouwens gescreend?’ Aan het begin van zijn veldstudie gaf een leidinggevende hem te kennen dat hij Çankaya eerst aanzag voor een ‘onguur type’, al was dat volgens hem ‘gewoon een gevoel, [z]ijn onderbuik’.
Nadat in 2015 de Arubaans-Nederlandse Mitch Henriquez omkwam als gevolg van een hardhandige arrestatie door de politie in Den Haag, besloot het korps een ‘culturele wasstraat’ op te zetten, schreef Trouw. Nieuwe agenten krijgen een cursus van twee maanden om kennis te maken met zo’n 120 verschillende culturen in de Haagse Schilderswijk.
Maar daardoor focust de politie zich in de opsporing wederom op groepen, ‘in plaats van zich te richten op individuele, specifieke en concrete daders’, zoals Çankaya schrijft. In dat laatste schuilt volgens hem de oplossing.
Geïnstitutionaliseerd racisme in het medialandschap
Ongelijkheid is de optelsom van een aantal dingen: geschiedenis, geld en beeldvorming, bijvoorbeeld. En dat beeld wordt op zijn beurt weer gevormd door representatie: wie en wat onze media domineren. Daarom is diversiteit in de media belangrijk. Maar die hebben we nauwelijks.
De meeste Nederlandse mediaredacties, ook die van De Correspondent, zijn onevenredig wit als je kijkt naar de samenstelling van onze samenleving. 95 procent van de journalisten op de negen grootste nieuwsredacties heeft een westerse achtergrond, bleek in 2018 uit een rondgang van NRC Handelsblad.
Een gebrek aan diversiteit betekent niet alleen dat je als medium perspectieven, ervaringen en gevoeligheden mist die je journalistiek rijker, breder en voor meer mensen toegankelijk, herkenbaar en relevant maken. Het betekent ook dat je over de racistische schreef kunt gaan en daar niet of nauwelijks voor door het stof hoeft te gaan.
Toen zangeres Rihanna in 2011 in het tijdschrift Jackie werd getypeerd als ‘niggabitch’ moest de verantwoordelijke journalist het veld ruimen, maar later trok de hoofdredacteur haar excuses in en achtte deze ‘niet nodig’.*
Een artikel in NRC uit 2015 over de Amerikaanse schrijver Ta-Nehisi Coates kreeg als kop: ‘Nigger, are you crazy?’ De boekenredacteur van dienst merkte in een mailwisseling op dat, na wereldwijde ophef over de kop, ‘we wellicht de mogelijke impact op het imago van de krant hebben onderschat’.*
Pas toen presentatrice Linda de Mol een overstap maakte naar SBS, werd de rubriek met een Chinese man in tulpenpak, die onder luid gelach onverstaanbaar Nederlandse liedjes vertolkte, uit het razend populaire tv-programma Ik hou van Holland geschrapt.*
Ook in het aannamebeleid van redacties speelt institutioneel racisme een rol. De meeste mediabedrijven worden geleid door witte mensen, vaak mannen. En als je als redactie een bepaalde toon, stijl en wereldbeeld aanhangt, zul je daardoor onbewust blijven kiezen voor auteurs die op je lijken – bijvoorbeeld omdat je de waarde van het andere perspectief niet ziet of begrijpt.
In een rapport van emancipatie-organisatie Women Inc. over representatie uit 2017 wordt uitgelegd waarom dat een probleem is.* ‘Beeldvorming is niet alleen bepalend voor kansen die ons geboden worden, maar ook voor kansen die we voor onszelf zien. Als je jezelf niet herkent in de norm van een witte mannelijke manager of ingenieur, dan zul je je minder snel kunnen voorstellen dat jij dat ook zou kunnen zijn. En door deze beperking van geboden kansen en perspectieven houdt stereotiepe beeldvorming sociale ongelijkheid in stand.’
Geïnstitutionaliseerd racisme in het publieke debat
Glad ijs, we gaan het even over Zwarte Piet hebben. Een discussie die begon als pleidooi om het kinderfeest leuk te maken voor álle kinderen, ontaardde in de meest symbolische en platte discussie over racisme die ons land kent.
De Verenigde Naties hebben Nederland inmiddels op de vingers getikt wegens het racistische karakter van Zwarte Piet. Ze constateerden dat Zwarte Piet ‘door veel mensen van Afrikaanse afkomst wordt ervaren als een overblijfsel van de slavernij, wat schadelijk is voor de waardigheid en het zelfvertrouwen van kinderen en volwassenen met een Afrikaanse achtergrond’.*
Veel witte Nederlanders reageerden verontwaardigd op het rapport. Niet vanwege de uitkomst ervan, maar juist vanwege het feit dat de onschuld van de traditie hier in twijfel werd getrokken. De meeste politici reageerden onverschillig. ‘[H]un uitingen op dit onderwerp zijn vooral reactief en vaak vol weerstand’, vatte cultuurhistorica Nancy Jouwe haar onderzoek hiernaar samen. * Emeritus hoogleraar gender en etniciteit Gloria Wekker schrijft dat ‘de reacties van ontkenning, loochening en ontwijking hoogtij vieren’.
Het ‘wegkijken’ in combinatie met het ‘lastige onderwerp’, zoals cultureel antropoloog Artwell Cain en organisatiekundige Deniece Wijdenbosch de Nederlandse verhouding met racisme typeren,* zorgt er ook voor dat het thema Zwarte Piet, zoals het thema institutioneel racisme in bredere zin, zelden goed en feitelijk wordt onderzocht. En al helemaal niet door wetenschappers van kleur. Als deze groep onderzoek doet naar racisme, krijgen zij volgens Cain en Wijdenbosch ‘vaak heftige reacties te verduren’.
Toch verandert er langzaamaan wat, dankzij de mensen die zich ondanks alle weerstand zijn blijven inzetten tegen institutioneel racisme. Bijna de helft van Nederland heeft inmiddels geen bezwaren meer als het uiterlijk van Zwarte Piet verandert.* Ook premier Mark Rutte zei recent dat hij anders over Zwarte Piet is gaan denken en sprak de verwachting uit dat Pieten over een paar jaar niet meer zwart zullen zijn.
Nieuwsmedia zijn sinds 2015 steeds meer afgestapt van de term ‘blanke mensen’, een koloniaal beladen term, een aanduiding voor witte personen die onschuld en reinheid impliceert. Uit een inventarisatie van meer dan duizend artikelen uit de afgelopen vijf jaar in de krantenbank LexisNexis, blijkt dat het neutralere ‘witte mensen’ in dezelfde tijdsspanne vier keer zo vaak werd opgeschreven.
Die kentering gaat niet zonder slag of stoot. Institutioneel racisme zit ook in onze taal gebakken, maar wie dat benoemt kan rekenen op een aantal voorspelbare reacties: ‘ik bedoel daar niks mee’, of ‘ dat zeggen we al heel lang’, of ‘woorden doen geen pijn’, of ‘als ik niet meer dit, dan jij niet meer dat’.
Het subtielere institutioneel racisme zit hem in het bezigen van woorden die in het verleden al gebruikt werden om ‘de ander’ aan te duiden, iemand die als minderwaardig werd beschouwd. Woorden zoals ‘neger’. Het veelgehoorde tegenargument: dat woord betekent slechts ‘zwart’. En de term ‘zwarte mensen’ wordt nu over het algemeen als neutraal beschouwd.
Maar sinds het n-woord vanaf de zeventiende eeuw door witte mensen werd gebruikt om tot slaaf gemaakten mee aan te duiden, kreeg het een andere lading. Wanneer antiracisten het hebben over ‘dekoloniseren’ is dit onder meer wat ze bedoelen: stoppen met het gebruiken van taal die historisch beladen is en daardoor ongelijkheid in stand houdt.
Welke invloed heeft institutioneel racisme op onze maatschappij?
Racisme op de woningmarkt houdt segregatie in stand. Racisme op de arbeidsmarkt zorgt ervoor dat mensen vast komen te zitten in lagere sociaal-economische posities. Racisme bij de politie en in de rechtspraak zorgen ervoor dat mensen van kleur vaker en zwaarder gecontroleerd, opgepakt en gestraft worden dan hun witte medelanders. En dat ondermijnt vervolgens het vertrouwen van burgers in de politie en de staat. Vertrouwen dat de basis vormt voor het functioneren van diezelfde politie.
En dan zijn er de, minder makkelijk in cijfers en modellen te vangen, persoonlijke ervaringen en de littekens die ze veroorzaken bij de mensen die te lijden hebben onder institutioneel racisme – met als gevolg dat hele groepen mensen hun leven lang het gevoel hebben tweederangsburgers te zijn.
Institutioneel racisme speelt onder de oppervlakte een grote rol in Nederland, met het meest klassieke resultaat van racisme als gevolg: ongelijkheid en onderlinge onverdraagzaamheid. Maar die ongelijkheid wordt in onze instituties vaak zo subtiel in stand gehouden, dat het gesprek erover al snel gaat over of we de discussie überhaupt moeten voeren, in plaats van de ongelijkheid zelf.
En dat is waar het moeilijk wordt om verder te komen. Want wie geen kwaad in de zin heeft, kan nog steeds kwaad doen. Wie Zwarte Piet écht ziet als vrolijke kindervriend en niet als racistische karikatuur, zal kritiek op het zwart schminken van zijn gezicht niet begrijpen, zich onheus bejegend voelen en het gesprek afdoen als identiteitspolitiek of semantiek – einde gesprek.
Aan de kwetsende aard van de karikatuur is vervolgens niets veranderd, de discussie is niet gevoerd, het onderliggende verhaal en leed niet besproken. Het op die manier persoonlijk nemen van systeemkritiek staat een oplossing van ongelijkheid vooralsnog in de weg.
Zijn er wetten die burgers beschermen tegen institutioneel racisme?
Ja. Sterker nog, het staat zelfs in het belangrijkste Nederlandse wetsartikel: artikel 1 van de Grondwet. ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’
Ook kent Nederland sinds 1994 de Algemene wet gelijke behandeling. Die bepaalt dat men geen onderscheid mag maken tussen mensen op basis van onder meer ‘ras’ of nationaliteit. Het verbod geldt bijvoorbeeld bij instellingen voor volkshuisvesting, welzijn, gezondheidszorg, cultuur of onderwijs. Als het gaat om een baan, dan mag ‘ras’ of nationaliteit nooit worden meegewogen bij arbeidsbemiddeling of het aanstellen of ontslaan van een persoon.
Dan staan er nog enkele bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, zoals in artikel 137. Het gaat hierbij om het beledigen van of haatzaaien over een ‘groep’ mensen op basis van bijvoorbeeld ‘ras’. De zwaarste straf is een jaar gevangenisstraf of een maximale boete van 8.700 euro.
Tot slot heeft Nederland al sinds 1881 artikel 429quater. Volgens die regel worden mensen die discrimineren vanuit hun ambt of bedrijf bestraft met maximaal twee maanden celstraf of een kleine 9.000 euro boetegeld.
En zijn die wetten voldoende om racisme tegen te gaan?
Nee. Kijk bijvoorbeeld naar hoeveel tijd het kost om een juridisch oordeel te vellen over Geert Wilders’ uitspraak over ‘minder Marokkanen’. De PVV-politicus zei dat tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Het hoger beroep loopt zes jaar later nog steeds.
Tussen 2016 en 2019 passeerden in Nederland circa tweeduizend rechtszaken de revue waarin discriminatie een rol speelde. Bijna honderd daarvan gingen specifiek over racisme. Rechtszittingen over discriminatie vanuit een ambt of bedrijf kwamen slechts zestien keer voor, en gingen niet eens altijd over racisme. (Een van de zaken ging over de vermeende discriminatie om op Moederdag alleen gratis koffie te verstrekken aan moeders.)
Rechtszaken over racisme leiden dikwijls tot een veroordeling, maar discriminatie is vaak veel dieper geworteld dan de meeste andere strafbare feiten, zoals een inbraak of mishandeling. Daarbij gaat het meestal om eenmalige incidenten, terwijl racisme een sociale houding is die af en toe expliciet wordt geuit. Ideeën en gedachten, hoe problematisch die ook kunnen zijn, zijn niet te bestraffen.
Wat kun je zelf doen tegen institutioneel racisme?
Een groot deel van het debat over racisme loopt spaak omdat er weinig algemeen bewustzijn is over ons verleden.
Nu leven we natuurlijk niet meer in dat verleden. Maar wie zich realiseert hoe onze welvaart en multiculturele samenleving tot stand zijn gekomen, wie weet waarom, hoe en wanneer groepen zich in Nederland hebben gevestigd en welke invloed ons integratiebeleid daarop heeft gehad, kan beginnen te onderzoeken hoe we de huidige ongelijkheid zouden kunnen aanpakken.
Een mogelijk volgende stap: erkennen dat we allemaal leven in een systeem dat ongelijkheid in stand houdt. En, hier komt weer zo’n ongemakkelijke: ben je wit, erken dan dat je daar bewust of onbewust van profiteert.
Witte Nederlanders kunnen er inderdaad niets aan doen dat hun bet-betovergrootvader Leopold met een boot vol geknevelde zwarte mensen de Atlantische Oceaan overstak. Maar de economische en maatschappelijke structuren die in die tijden zijn ontstaan, bepalen wel mede hun maatschappelijke positie. Dat is wat wit privilege is: nooit hinder hoeven ondervinden van de kleur van je huid, de klank van je naam of het uiten van je religie, omdat je de norm bent.
Mensen aanspreken op het bestaan van het systeem en hun bevoorrechte positie daarbinnen – kortom: het hebben van privilege – wordt nog vaak gezien als een persoonlijke aanval. En wordt vaak beantwoord met: ‘dus als wit persoon kun je het niet moeilijk hebben?’.
Je bewust worden dat wit-zijn je in elk geval niet zal tegenwerken in dit Nederland, is een eerste stap op weg naar meer gelijkheid
Niemand is immuun voor leed. En naast afkomst spelen uiteraard andere variabelen zoals klasse, geld en seksuele gerichtheid mee in je maatschappelijke positie en kansen. Het grote verschil is dat de factor huidskleur voor witte mensen in het Westen vrijwel nooit een kwestie is.
Je bewust worden dat wit-zijn je in elk geval niet zal tegenwerken in het Nederland dat we hebben, is een eerste stap op weg naar meer gelijkheid. Na het erkennen van die macht, kun je haar namelijk ook inzetten om mensen die niet zo geprivilegieerd zijn vooruit te helpen. Door je mond open te trekken als je ongelijkheid signaleert, door open te staan voor andere ervaringen dan die van jezelf en door systeemkritiek niet persoonlijk, maar serieus te nemen.
Wat directe actie betreft: op de website ‘Wit Huiswerk’ wordt aan de hand van boeken, films, artikelen en podcasts uitgelegd hoe racisme in onze systemen terechtkwam, wat het daar doet, welke gevolgen dat heeft en wat je eraan kunt doen.
Andere opties: je aansluiten bij een antiracisme-protest in de buurt, het boek Roofstaat lezen, een recent vuistdik werk over de zwarte bladzijden van de Nederlandse geschiedenis en hoe die ook nu nog doorwerken in sociale verhoudingen en het debat erover. In het verlengde daarvan: onze eigen collectie over verzwegen geschiedenis, in samenwerking met The Black Archives.
Benieuwd naar een persoonlijker perspectief op het debat rond ongelijkheid? Dan is bijvoorbeeld het boek Mijn ontelbare identiteiten van antropoloog Sinan Çankaya een aanrader, die invoelbaar maakt hoe het is om als kind van migrantenouders te leven in Nederland, te midden van constante debatten over integratie, cultuur en racisme.
OneWorld, een van de media die slaagden in het opzetten van een cultureel diverse redactie, maakte een handige lijst van doelen waaraan je kunt doneren en organisaties die je kunt steunen in hun strijd tegen institutioneel racisme.
Het aanpakken van ongelijkheid ligt in handen van hen die de machtsstructuren binnen onze maatschappij beheren. Zij die er, bewust of onbewust, van profiteren dat de verhoudingen scheef zijn. Ongemakkelijk, ja. Maar ook oplosbaar.
Naschrift 10-06-2020: In een eerdere versie van dit artikel schreven we dat ‘onze slavernijgeschiedenis en de koloniale tijd nog niet standaard in de lespakketten van scholen zitten’. Die zin hebben we besloten te schrappen, want strikt genomen is deze niet helemaal juist. In 1999 stelde een commissie onder leiding van historicus Piet de Rooy tien tijdvakken op voor het Nederlandse geschiedenisonderwijs. Bij de ‘kenmerkende aspecten’ daarvan staat wat slavernij betreft de ‘transatlantische slavenhandel’ vermeld,* maar ook in Indonesië verhandelde Nederland slaafgemaakten.
In 2004 gaf de minister van Onderwijs de opdracht om een ‘Canon van Nederland’ samen te stellen, met daarin vijftig bepalende thema’s in de Nederlandse geschiedenis. Eén daarvan is de slavernij, zo bleek bij de presentatie in 2006. Maar ‘de canon lijkt echter niet van invloed geweest te zijn op de schoolboeken’, concludeerde Roos Jans in 2017 in haar masterscriptie.* ‘In de bestudeerde schoolboeken wordt het slavernijverleden vóór de canon op dezelfde manier behandeld als daarna.’ Op één onderzochte lesmethode na wordt volgens Jans ‘vanuit een eenzijdig, eurocentrisch perspectief aandacht aan het slavernijverleden’ geschonken.
Geschiedenisdocenten behandelen de slavernij dus wel als onderwerp, maar ‘het overzicht blijft strak gehanteerd, zodat de leerlingen niet teveel worden afgeleid van het grotere verhaal’, schreef Ian van Beek in zijn scriptie over de invloed van de commissie-De Rooy.*
Recent onderzoek van het Historisch Nieuwsblad laat zien dat zeven populaire lesmethodes voor geschiedenisonderwijs tekstueel gezien relatief veel aandacht schenken aan het Nederlandse slavernijverleden en de koloniale tijd. Sommige van deze lesboeken stellen zich echter bovenmatig neutraal of relativistisch op.