We moeten oorlog niet overlaten aan het leger (zegt deze invloedrijke militair)
Oorlog verandert: het is overal, maar je ziet het niet. En het draait al lang niet meer vooral om wapens. Daardoor moeten we ons idee over oorlog radicaal herzien, zegt David Kilcullen, voormalig militair topadviseur van het Amerikaanse leger. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor burgers.
Het idee dat de oorlog van de toekomst met wapens wordt beslecht is achterhaald, zegt David Kilcullen voormalig militair en politicoloog en een van de meest invloedrijke militaire denkers van dit moment.
Die oorlog is in zekere zin al begonnen: Russische hackers nemen ons land virtueel voortdurend onder vuur, terwijl Chinese staatsbedrijven de havens van Rotterdam al voor ruim een derde in handen hebben. Een knetterende handelsoorlog tussen de VS en China richt voor miljarden euro’s schade aan, en trekt steeds meer landen mee in een financieel slagveld.
Op de Zuid-Chinese Zee ging het de afgelopen weken een paar keer bijna gewapend mis tussen de VS en China, terwijl Russische huurlingen zich geregeld met geweld laten gelden in het oosten van Oekraïne.
Oorlog is omvangrijker en dichterbij dan lange tijd, maar hoe we ermee om moeten gaan weten we eigenlijk niet, zegt Kilcullen. Het Westen koopt vooral meer en meer heel dure wapens, terwijl die ons niet beschermen tegen de dreigingen van de eenentwintigste eeuw.
Ik sprak met Kilcullen over deze dreigingen, waar deze toe kunnen leiden, en hoe we ermee om moeten gaan om te voorkomen dat een nieuwe wereldoorlog uitbreekt.
Wie is David Kilcullen?
David Kilcullen is niet de minste. De Australiër diende als counter-insurgency-adviseur onder zowel de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice als generaal David Petraeus, eind jaren tien de hoogste generaal in Irak. In 2009 nam tijdschrift Foreign Policy hem op in zijn top 100 van invloedrijke denkers, en werd zijn boek The Accidental Guerrilla (2009), over de Amerikaanse ‘oorlog tegen terrorisme’, een bestseller.
In februari publiceerde hij een nieuw boek waarin hij scherpe kritiek uit op de westerse manier van oorlogsvoering: The Dragons and the Snakes. How the Rest Learned to Fight the West. Daarin legt hij haarfijn bloot hoe vijanden zich de afgelopen decennia aanpasten aan de superieure legers van westerse staten, en stelt hij dat het Westen hier geen antwoord op heeft.
Tegenstanders van het Westen gaan confrontatie met die veel sterkere legers zo veel mogelijk uit de weg
Zijn stelling, in een notendop: tegenstanders van het Westen gaan confrontatie met die veel sterkere legers zo veel mogelijk uit de weg, en rekken het begrip oorlogsvoering zo ver op dat het vaak niet eens meer duidelijk is of iets een vijandige handeling is, laat staan hoe je daarop moet reageren.
Talibanstrijders in Afghanistan (in het boek samen met andere guerrilla’s ‘de slangen’) hadden al snel door: wie van man tot man vecht, veel onderling communiceert, en in grote, hiërarchisch georganiseerde eenheden strijdt, maakt geen schijn van kans. Wie in stilte, zich schuilhoudend onder de bevolking, in kleine groepen opereert, is veel effectiever.
Maar ook staten (in het boek ‘de draken’) leerden die lessen. Rusland ging voor ambiguïteit: het laat steeds net niet duidelijk blijken dat het oorlog voert, om militaire handelingen vervolgens te ontkennen, maar zo wel stapje voor stapje de macht uit te breiden. China ging het gevecht aan via handel, cyberaanvallen, ‘lawfare’, valuta- en beursmanipulatie, en het opkopen van bedrijven op strategische plekken, om zo steeds meer controle te krijgen over zijn rivalen.
Is oorlog nog te herkennen?
Ik spreek Kilcullen op een vrijdagavond half juni via Skype. Hij zit achter een bureau in de VS, ik in Nederland. Hij spreekt helder en verontschuldigt zich soms voor militair jargon, maar wanneer ik het interview later uittyp, merk ik dat hij geen woord te veel gebruikt.
En hij prikt feilloos door de bombastische woorden die zijn collega’s in dikke rapporten gebruiken heen. De geopolitieke situatie is zo chaotisch dat je haar helemaal niet kunt begrijpen. Juist het feit dat niemand precies begrijpt wat er speelt, is gevaarlijk, waarschuwt hij.
Daardoor bestaat het risico dat we oorlog niet of te laat herkennen. Of handelingen die niet zo zijn bedoeld als oorlogsdaad interpreteren, zegt hij. ‘Zo beschouwen westerse landen het opschroeven van importtarieven in een handelsoorlog als normale economische interactie, terwijl China dat ziet als onderdeel van een oorlogsstrategie en daarmee als een vijandige daad.’
‘Het gevaarlijkste is dat op een gegeven moment niemand nog weet wat hij doet. Dat ze onbedoeld verkeerde signalen naar de vijand sturen, en signalen van vijanden verkeerd interpreteren.’
Ik hoor Amerikanen vaak zeggen dat China een honderd jaar durend strategisch plan heeft. En dat de Russen onder iedere steen verscholen zitten
‘Ik hoor Amerikanen vaak zeggen dat China een honderd jaar durend strategisch plan heeft, dat heel slim en venijnig is, en via allerlei complexe systemen wordt uitgevoerd. En dat de Russen onder iedere steen verscholen zitten. Maar dat is wat de Chinezen en Russen ook zeggen over de VS. De meeste Amerikanen denken dat hun regering daartoe helemaal niet in staat is, en andersom denken de Russen en Chinezen dat ook over hun overheid.’
‘Het is dus goed mogelijk dat iedereen gelijk heeft: dat niemand zo’n venijnig plan uitvoert, en dat we onszelf per ongeluk een conflict in praten dat niemand echt wil.’
Hoe we dat voorkomen? ‘Diplomatie, open gesprekken voeren en al het andere dat we normaal ook deden, kunnen helpen’, zegt Kilcullen. ‘Maar ik denk dat er meer nodig is: dat politici leren begrijpen dat dit een andere situatie is dan voorheen, en dat ons traditionele idee van oorlog ons niet helpt verder te komen.’
Op weg naar een ministerie van Veerkracht
De laatste keer dat wereldmachten lijnrecht tegenover elkaar kwamen te staan, was tijdens de Koude Oorlog in de tweede helft van de vorige eeuw. Toen waren het de Sovjet-Unie en de VS die elkaar op alle mogelijke manieren probeerden te verzwakken.
Daarna volgde een periode van westerse militaire dominantie. Maar de hoop dat Moskou en Beijing door economische samenwerking zouden toetreden tot die westers georiënteerde wereldorde, bleek te optimistisch. En het idee dat de westerse militaire dominantie potentiële tegenstanders zou afschrikken, bleek onjuist.
De situatie nu is dan ook fundamenteel anders dan tijdens de Koude Oorlog, zegt Kilcullen. Wereldmacht VS is op zijn retour, terwijl China’s ster rijzende is. Tegelijkertijd laten veel meer landen en niet-statelijke groepen zich gelden, op manieren die het traditionele idee van oorlogsvoering lang en breed overstijgen. Smartphones, internet en gps-apparaten openen bovendien een wereld aan mogelijkheden om elkaar te bestrijden.
Dat roept de vraag op of de krijgsmacht nog wel de aangewezen partij is om met die dreigingen om te gaan, zegt Kilcullen. ‘Honderd jaar geleden noemden we wat nu het ministerie van Defensie heet, het ministerie van Oorlog. Nu zou dat eigenlijk moeten worden verbreed naar het ministerie van Veerkracht.’
Ik denk dat we op het punt zijn aangekomen dat we moeten erkennen dat het leger het alleenrecht op oorlog niet meer bezit
‘Veel van wat een ministerie van Defensie doet, heeft niets te maken met oorlog. En veel van wat een ministerie van Veerkracht zou moeten doen, heeft niets met oorlog te maken. Ik denk dat we op het punt zijn aangekomen dat we moeten erkennen dat het leger het alleenrecht op oorlog niet meer bezit.’
In de Baltische staten en Scandinavië is een levendig debat gaande over hoe dat eruit kan zien. Ze stoffen er een oud idee af: ‘total people’s defense’. Dat komt erop neer dat de hele bevolking zich leert wapenen tegen, in dit geval, Russische dreiging, zoals cyberaanvallen, het beïnvloeden van verkiezingen en de verspreiding van desinformatie.
‘In Estland beschouwen ze onderwijs, gezondheidszorg, het elektriciteitsnet en “cyber” als onderdeel van hun nationale defensiestructuur. Dat betekent niet dat het leger daar de controle over heeft, maar ze hebben een robuuste verdediging, die al deze zaken bij elkaar brengt’, zegt Kilcullen.
Het voorkomen van oorlog gaat iedereen aan
Een samenleving waar burgers actief bijdragen om oorlog buiten de deur te houden, klinkt mooi. Maar als alles van buiten in potentie een bedreiging vormt, neemt het wantrouwen onvermijdelijk toe, en zullen landen zich steeds meer van elkaar afkeren. Dan verliest uiteindelijk iedereen.
De VS doen dat al op een manier die veel lijkt op het principe ‘je bent voor of tegen ons’ uit de ‘oorlog tegen terrorisme’, merkte Kilcullen. De afgelopen maanden zag hij ook grote veranderingen in Europa, waar vooral na de uitbraak van covid-19 mensen een veel negatiever beeld over China kregen.
Als China en de VS met elkaar in conflict komen, is dat in alle opzichten slecht voor Europese landen. Want voor wie moeten ze kiezen? Economisch is China waarschijnlijk belangrijker, maar strategisch zijn dat altijd de VS – al is dat aan het veranderen. Het voorkomen van oorlog tussen de VS en China is dus ook heel erg belangrijk voor Europa, zegt hij.
Maar precies daarover maakt hij zich steeds meer zorgen. ‘Westerse en Chinese militaire leiders beginnen steeds meer te denken dat oorlog onvermijdelijk is. Wanneer je dat begint te denken, eindigen ook de pogingen om het te voorkomen. Dan bereid je jezelf voor op de strijd, zodat je in de best mogelijk positie bent om het gevecht aan te gaan. Dat kennen we van de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog. Dat kan nu weer gebeuren.’
Van overwinning naar betere vrede
Willen we dat voorkomen, dan hebben we niet alleen een strategie nodig die verder gaat dan militair geweld. Dan moeten we ook nadenken over de vraag wat we met die strategie precies willen bereiken, zegt hij. En daar schort het nogal eens aan.
Het Westen is erg goed in het verslaan van een tegenstander op het slagveld, maar heel slecht in het vertalen van die overwinning naar wat hij noemt ‘een betere vrede’, oftewel: een situatie waar de samenleving wordt behoed voor gevaar (denk aan de ‘oorlog tegen terrorisme’, die alleen maar voor meer terrorisme zorgde). En dat zou juist het doel moeten zijn van een oorlog.
Chinese militaire strategen noemen de westerse manier van oorlogsvoering ‘op vogels jagen met gouden kogels’. Het is ineffectief, peperduur en je houdt het niet eeuwig vol
Wil het Westen daarin slagen, dan heeft het drie mogelijkheden, stelt Kilcullen. De eerste is meer investeren in het leger, maar omdat tegenstanders zich al dusdanig hebben aangepast, is traditionele slagkracht niet meer zo relevant. Chinese militaire strategen noemen de westerse manier van oorlogsvoering niet voor niets ‘op vogels jagen met gouden kogels’. Het is ineffectief, peperduur en je houdt het niet eeuwig vol.
‘De tweede mogelijkheid is dat een of meerdere opvolgers het stokje van het Westen overnemen. Dat is wat zowel president Donald Trump als Barack Obama eigenlijk al deden door zich steeds minder met de buitenwereld bezig te houden. Obama noemde dat "leading from behind", Trump noemt het "America first". Maar omdat er geen geschikte opvolger is die de rol van de VS kan en wil overnemen, en vriendelijk genoeg staat tegenover het Westen, gaat ook dat denk ik niet werken.’
Wat het Byzantijnse Rijk vertelt over vrede nu
Kilcullen stelt daarom een derde idee voor, geënt op het Byzantijnse Rijk. Nadat het Romeinse Rijk in de vijfde eeuw instortte, hield het Byzantijnse Rijk het nog duizend jaar vol. Dat deden ze door zich te concentreren op veerkracht thuis, zich niet meer in te laten met het bezetten van buitenlands grondgebied, nauw samen te werken met strategische bondgenoten, van tegenstanders te leren, en de controle te behouden over heel specifieke hoogtechnologische wapens, in plaats van te proberen dominant te zijn op ieder gebied.
Het gaat erom dat we ons aanpassen aan de huidige situatie, en een richting kiezen
‘Er zijn heel veel manieren om dit naar de huidige situatie te vertalen. Zoals de aandacht van de NAVO op weerbaarheid van lidstaten, waarbij burgers worden betrokken om dreigingen het hoofd te bieden. En niet op alle militaire gebieden de competitie aangaan met Rusland, China of Iran, maar specifieke capaciteiten uitbouwen.’
‘Dat biedt overigens geen kant-en-klare oplossing, maar zorgt wel voor tijd en ruimte, zodat een nieuwe wereldleider op kan staan, of tot de situatie verandert. Het gaat erom dat we ons aanpassen aan de huidige situatie, en een richting kiezen. In plaats van potentiële vijanden te domineren, kan en moet ons doel veel bescheidener zijn: voorkomen dat zij ons domineren.’