Huurders zijn de hoge kosten zat. En dat heeft niet alleen met corona te maken
Een crisis kan in één klap helder maken waar in onze samenleving misstanden zitten. En als we geluk hebben, wordt ook meteen duidelijk dat de ongelijkheden niet langer aanvaardbaar zijn.
Dat laatste gebeurde deze week, toen de Eerste Kamer een motie van afkeuring aannam tegen minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken. Tot twee keer toe weigerde de minister de huurverhogingen per 1 juli stop te zetten, ondanks de onzekerheden die de corona-uitbraak met zich meebrengt.
Een motie van afkeuring door de Eerste Kamer gaat ver. Dat is sinds 1875 niet meer voorgekomen.
In de media gaat het over huurders die door de lockdown een deel van hun inkomsten kwijt zijn, of bang zijn die nog kwijt te raken. Ook Ollongren benadert dit probleem met een coronabril op. Ze heeft het over de afspraken voor individuele huurverlagingen die er al zijn. En over het lage aantal huurders dat volgens de corporaties daadwerkelijk de huur niet kan betalen. Volgens huurders ligt dit aantal veel hoger, al ontbreken betrouwbare cijfers over hoeveel mensen precies in de problemen komen.
Maar de oorzaak van het probleem ligt niet bij corona. Veel huurders zaten al aan hun limiet. De virusuitbraak is slechts de druppel, of het vergrootglas dat de misstanden blootlegt. Huren in Nederland is al jaren te duur.
Woningbouwverenigingen mogen sinds 2015 nauwelijks nog duurdere huurwoningen verhuren, waardoor ze minder verdienen
De afgelopen jaren hebben corporaties tienduizenden woningen verkocht en de huren stelselmatig verhoogd. Ze deden dat onder druk van de politici die vonden dat wonen zoveel mogelijk een taak van de markt moet zijn. Daarom werd in 2013 de verhuurderheffing ingevoerd, een belasting die corporaties dit jaar 1,8 miljard euro kost. Sinds de wijziging van de Woningwet in 2015 mogen ze nauwelijks nog duurdere huurwoningen verhuren, waardoor ze veel minder verdienen.
Het gevolg: veel mensen kunnen niet meer terecht in de sociale sector en geven vaak de helft van hun inkomen uit aan een particuliere huurwoning. Wie wel een sociale huurwoning heeft, ziet de woonlasten elk jaar stijgen, terwijl de inkomsten gelijk blijven. Bij een bruto inkomen van 35.000 euro per jaar en een huur van 737 euro per maand is een sociale huurder inmiddels meer dan een derde van zijn of haar netto inkomen kwijt aan huur en stookkosten.
Ingrijpende hervormingen zijn nodig
Ollongren zou met een huurstop geen vrienden maken onder verhuurders. De woede over de verhuurderheffing zit diep bij corporaties. Het zou kunnen dat de minister de financiële druk op corporaties niet nog verder wil opvoeren. Dat is begrijpelijk, maar er zijn uitwegen uit de impasse.
Het kabinet kan ervoor kiezen de verhuurderheffing af te schaffen. Daarmee kunnen corporaties de inkomsten die ze mislopen door de lagere huur ruimschoots compenseren. Ook is het mogelijk de sociale huursector weer uit te breiden. Als corporaties ook weer duurdere woningen mogen verhuren, verdienen ze daarmee geld waarmee ze de huur kunnen verlagen voor huishoudens die krap zitten.
Het zijn ingrijpende maatregelen, maar daar is een crisis nu juist een goed moment voor. Als duidelijk wordt dat het zo echt niet langer kan, is er opeens politieke wil voor veranderingen die daarvoor nog ver weg leken. Bovendien komen er volgend jaar verkiezingen. Een goed moment om het echte probleem van huurders aan te pakken.