Racisme is ook in mijn islamitische gemeenschap een probleem
Ik stoor me aan de manier waarop er nu in Nederland over racisme wordt gesproken: er lijkt alleen gewezen te worden naar witte Nederlanders. Ik begrijp het goed dat een deel van hen zich daarom op de kast gejaagd voelt. Alsof zij de enige boosdoeners zijn. Er gebeurt hetzelfde als wanneer het over extremisme, homohaat en antisemitisme gaat: ook dan lijkt er alleen gekeken te worden naar mensen zoals ik, ‘de ander’, de moslim, de migrant, de Marokkaan.
Zielstergend is het als er wordt veralgemeniseerd en je jezelf daarin niet kan herkennen.
Racisme is nu eventjes een hot topic. Maar waarom benoemt niemand het anti-zwart racisme dat woekert in de islamitische gemeenschap? Waarom wil men zijn vingers daaraan niet branden?
Twee voorbeelden: als ik het met een paar islamitische vrienden heb over de Black Lives Matter-betogingen, zegt een van hen dat ze het leven van een moslim belangrijker vindt dan dat van een zwart iemand. De stupiditeit en de contradictie: alsof een zwarte man of vrouw geen moslim kan zijn. En ze vindt het vreemd dat het nu al wekenlang over anti-zwart racisme gaat, terwijl broeders en zusters in Syrië en Palestina al decennia lijden. Niemand komt voor hen op, zegt ze, niemand staat op de barricaden, maar nu een enkele zwarte man door politiegeweld om het leven is gekomen, vullen de pleinen zich wel.
Tweede voorbeeld: schoolvriendjes noemden een buurmeisje dat omging met zwarte jongens een hoer. Toen al, als jonge jongens, zagen we meisjes die omgingen met zwarte jongens zo.
Een bingokaart met excuses
Hoe ervaart een zwarte moslim de onverdraagzaamheid binnen de moslimgemeenschap? Ik spreek met Ugbaad Hassen Kilinçci (32).
Kilinçci is gemeenteraadslid voor de Partij van de Arbeid in Emmen. Een tweet van Kilinçci trok kort geleden mijn aandacht. Het was een bingokaart met uitspraken die moslims doen als je met hen in discussie gaat over het anti-zwart racisme in islamitische gemeenschappen. Oneliners over gelijkwaardigheid van profeet Mohamed, vrede zij met hem, zoals deze:
‘Een Arabier is niet beter dan een niet-Arabier, en een niet-Arabier is niet beter dan een Arabier; een blanke is niet beter dan een zwarte en een zwarte is niet beter dan een blanke – behalve in termen van vroomheid en goede daden.’
En de troefkaart die moslims spelen als discriminatie door moslims ter sprake komt, is Bilal Ibn Rabah, een tot slaaf gemaakte zwarte man die, vrijgekocht, de eerste muezzin ooit werd.
Kilinçci twijfelt of ze hierover openlijk wil spreken. Ze wil niet naast racistische rechtse rakkers ook boze moslims op haar dak. Ze kent beide kanten van de medaille, al wil ze niet stilstaan bij haar eigen ervaringen, want het gaat niet om haar, zegt ze, maar om het grotere verhaal, ‘het fenomeen, de mechanismen’.
Het is broodnodig dat moslims het gesprek over racisme aangaan
Het is broodnodig dat moslims het gesprek over racisme aangaan, vindt ze.
Binnen de islamitische gemeenschappen hoort ze moeders en vaders vertellen dat ze liever niet hebben dat hun kind thuiskomt met een zwarte partner. ‘Ik weet niet of het bewust of onbewust is, maar ik zie vaak dat niet-zwarte moslims zich superieur voelen aan zwarte’, zegt Kilinçci. Een niet-zwarte moslima die voor een zwarte man kiest, is voor hen een ‘n*gerhoer’ – racisme in de islamitische gemeenschappen lijkt vaak hand in hand te gaan met misogynie.
Eerder schreef journalist Nadia Ezzeroili hoe vrouwelijke influencers, veelal Marokkaans-Nederlands, behalve dat ze door zowel mannen als vrouwen geslutshamed worden, er ook op kunnen rekenen dat ze ervan langs krijgen als ze met trots hun zwarte vriend laten zien in hun video’s.
Hoe durven die influencers met ‘een n*ger’ een relatie te hebben?
Zelfs de moskee is niet vrij van racisme
Zelfs Gods huizen zijn niet vrij van racisme. De lichaamshouding van medegelovigen tegenover zwarte moslims in de moskee is vernederend, heeft Kilinçci vaak ervaren. In het huidige identiteitsdebat zou je dat micro-agressie noemen. Omdat er in de moskee vaak ook nog eens Turks of Arabisch wordt gesproken, talen die Kilinçci niet verstaat, gaat ze niet meer. Ook worden zwarte moslims nogal eens uitgesloten van functies in moskeebesturen – Kilinçci heeft er aardig wat verhalen over gehoord. Die kampen daardoor met een gebrek aan diversiteit, zegt Kilinçci. Ze bestaan veelal uit uitsluitend oudere Marokkaans-Nederlandse of Turks-Nederlandse mannen.
Als ik het onderwerp van racisme aansnijd, ontkennen veel niet-zwarte mensen het
Kilinçci heeft het telkens over ‘islamitische gemeenschappen’. Voor mij was er maar een zo’n gemeenschap. Terwijl ik haar hoor spreken, verbrokkelt voor mij dat hele idee van één oemma. De eenheid zoals de gemeenschappen zichzelf zien (en eigenlijk ook door de buitenwereld worden gezien), is een leugen.
Exact dezelfde kritiek als Kilinçci heeft Rosalinda Wijks. Wijks is een bekeerling, ‘Afro-Surinaams en zichtbaar zwart’ en schrijft haar ervaringen op in een essay voor Dipsaus, ‘Zwartheid binnen de islam’. Zo wordt ze in een moskee door een groepje jongens uitgemaakt voor ‘azzy’. Op een feestje wordt ze door een zwarte Marokkaanse man verwelkomd met het n-woord. ‘Als ik het onderwerp van racisme aansnijd, ontkennen veel niet-zwarte mensen het’, schrijft Wijks over haar medegelovigen.
Als bekeerling beschrijft Wijks ook een andere dimensie: ‘Zwarte moslims hebben wereldwijd te maken met structureel, geïnstitutionaliseerd racisme van hun niet-zwarte broeders. Zo worden witte bekeerlingen veel meer geprezen, gewaardeerd en in niet-zwarte moslimgemeenschappen geïntegreerd dan hun zwarte mede-bekeerlingen.’
Als voorbeeld noemt ze ex-PVV’er Arnoud van Doorn en rapper Kempi. Van Doorn werd na zijn bekering door de islamitische gemeenschappen op handen gedragen, terwijl Kempi op sociale media racistische opmerkingen naar zijn hoofd gesmeten kreeg. Het verschil, zegt Wijks: Van Doorn is wit, Kempi niet – al zou de achtergrond van Van Doorn ook een rol gespeeld kunnen hebben: hij werkte immers voor een door- en door-islamofobe politieke partij.
Dit is net zo goed een Nederlands probleem
Dit probleem wordt niet besproken – niet binnen de gemeenschappen, niet erbuiten, aan talkshowtafels en in kranten, terwijl het racisme in islamitische gemeenschappen net zo goed een Nederlands probleem is. De sprekers over anti-zwart racisme lijden aan tunnelvisie.
‘Omdat niet-zwarte moslims de uitsluiting op basis van hun huidskleur zelf niet meemaken denken zij: het valt wel mee’, zegt Kilinçci. ‘De Koran kent geen racisme, zeggen ze dan. Dat klopt. Maar dit is geen theologische discussie.’
En omdat niet-zwarte moslims zelf slachtoffer zijn van moslimhaat, gebruiken ze dat als excuus om het gesprek niet te voeren.
Het scherpe oog ziet alleen zijn eigen pijn.
Ik maakte weleens mee dat moslims racistische opmerkingen maakten. Maar dat het gif zo hardnekkig is als Kilinçci en Wijks beschrijven, wist ik niet – educate yourself. Wat witte Nederlanders en overheidsinstanties wordt verweten, gaat ook op voor sommige moslims: oogkleppen, gebrek aan diversiteit, superieure gevoelens. Achter elke boom schuilt een beetje racisme, lijkt het. Daarom moeten we met z’n allen de samenleving herbouwen, vindt Kilinçci, ‘maar dan ook de moskee – en de kerk en de synagoge’.
Met het argument dat in de Koran geen racisme zou zijn, wordt de discussie ontweken. Het is vergelijkbaar met zeggen dat er geen discriminatie voorkomt in Nederland omdat dit bij wet verboden is.
Ook wiens hart vol zit met God, heeft ruimte voor onverdraagzaamheid.