Luisteren: Deze imam helpt gevangenen de zin van het leven terug te vinden
Imam Sohail El Kouch werkt als geestelijk verzorger in het detentiecentrum op Schiphol. Hij probeert er met een open blik mensen te motiveren om de islam ten goede in te zetten.
Het is een stralende lentedag als Lex en ik (Nina) elkaar ontmoeten op Schiphol, naast de massieve burcht die daar het detentiecentrum is. De vliegtuigen zijn nog aan de grond gelijmd; het is voor het eerst in de coronatijd dat we elkaar weer zien.
Voor dit laatste gesprek in de serie hebben we afgesproken met Sohail El Kouch, imam en geestelijk verzorger. Eerder werkte hij bij de politie, nu hier in het detentiecentrum op Schiphol.
Sohail is niet precies wat je verwacht van een imam. Zijn baard is kort, zo kort dat je hem niet ziet als hij een mondkapje draagt. Een gedetineerde, vertelt hij, vroeg hem laatst nog wat wantrouwig waar zijn baard dan was.
In de gevangenis komt Sohail vaker verschillende opvattingen tegen van zijn geloof. Want ideeën over wat de goede islam is variëren enorm. Tussen Marokkaanse en Turkse gedetineerden bijvoorbeeld, maar daarbinnen ook weer.
Moslim ben je niet alleen thuis, maar ook in je stad en in je land
Het is zijn taak, denkt Sohail, om daarin met een open blik te bemiddelen en mensen te motiveren om de islam ten goede in te zetten, om te groeien als mens en er op een positieve manier te zijn voor je omgeving. Voor hem is zijn geloof een levenswijze: ‘We zijn wereldburgers en moslim ben je niet alleen thuis, maar ook in je stad en in je land.’
Sohail zet zich in tegen radicalisering, en we praten over de factoren die daarbij een risico vormen. Maar zijn werk bestaat er, net bij als andere geestelijk verzorgers die we spraken, toch voornamelijk uit om een luisterend oor te bieden en aanwezig te zijn voor mensen die het moeilijk hebben of worstelen met levensvragen.
Dat is niet altijd makkelijk. Zijn allereerste gesprek, hij vergeet het nooit meer, was met een man die zijn vrouw had vermoord. ‘Ik kwam rustig over, maar vanbinnen was ik bang.’
Sohail vertelt over hoe je niet verbitterd raakt in een wereld waar dit soort dingen aan de orde van de dag zijn.
Het woord dat hij het vaakst gebruikt, constateert Lex, is ‘rust’.
Luister naar de podcast voor ons hele gesprek met hem.
‘Het was een ramadan om nooit te vergeten. Je mist de gezelligheid van de gemeenschap, je kan ’s avonds niet zomaar even naar de moskee gaan. Je beleeft het op een andere manier. Voor mij was de spiritualiteit dit jaar sterker, omdat je het meer thuis beleeft, met je gezin. Ik heb kinderen van acht en zes. Zij hebben vragen over corona, over de ramadan, over de islam. Daar zijn we veel mee bezig geweest. Ziekte en dood zijn ook dichterbij dan normaal, de smeekbedes geladener. Het is snel gegaan, nu probeer ik die sfeer vast te houden.’
Wat voor vragen hebben kinderen van zes en acht over de islam?
‘Waarom vasten wij? Waarom de niet-moslims niet? Als ik zeg, het moet van God, dan snappen ze het niet. Ik moet uitleggen waarom het goed voor je is. Dat doe ik ook met gedetineerden trouwens. Ramadan is een periode van zelfontwikkeling. Het is meer dan de hele dag niet eten. Als je een kort lontje hebt (wat ik niet heb), dan is dit het moment om jezelf te trainen. Heb je een snoepverslaving, dan is dit het moment om ermee te stoppen. Overigens vonden ze het heel gezellig.’
Wat is voor jou de grote aantrekkingskracht van de islam?
‘De islam is voor mij een levenswijze. Vanaf het moment dat je opstaat tot het moment dat je gaat slapen. En hopelijk tot ik ga sterven. Ik heb er houvast aan in mijn dagelijks leven, het geeft me rust. Er zitten rituelen in waarmee je tot rust kunt komen. Wij bidden vijf keer per dag. In deze hectische wereld kun je vijf minuten even tot jezelf komen. Je denkt aan de voeding die je binnenkrijgt, je let op wat je zegt en doet. Het is een complete levenswijze en dat trekt me aan.’
Ramadan in coronatijd is speciaal, maar werken in het detentiecentrum op Schiphol in coronatijd is dat ook?
‘In het begin was het slikken. Ambulant werk kon niet meer. Gewoon op de afdeling lopen, je gezicht laten zien, een gesprek aanknopen. Groepsgesprekken konden ook niet meer. De gebedsdiensten konden niet meer. De tijd stond stil.’
‘In overleg met de directie en mijn collega hebben we bekeken wat wel kon. Conform de richtlijnen van het RIVM hebben we besloten om de diensten op de afdeling zelf te doen en niet meer in het stiltecentrum. Met maximaal tien mensen, en met anderhalve meter afstand. Wij hebben acht diensten per dag gedaan, van ongeveer een kwartier. Normaal duren ze een uur. Nood breekt wet. En zo zorg je ook voor rust in de tent. Mensen waren bang en onrustig. Het is uitstekend gelopen, tot mijn verbazing. Ik kreeg er energie van.’
Wat doe je tijdens zo’n dienst?
‘Die bestaat uit een preek en een gebed. In de preek proberen we onderwerpen aan te kaarten. In het begin ging het vooral over corona, daarna over de ramadan. Het is een uitlaatklep voor de jongens, je krijgt ook veel vragen. Zij krijgen geen bezoek, hoe ga je daarmee om? Dat stelden we aan de orde. Pandemie is niet iets nieuws. Er was al een pandemie in de “tijd van de metgezellen” veertienhonderd jaar geleden. Toen brak de pest uit. Toen waren er ook maatregelen, ook toen waren de moskeeën gesloten. Veel jongens weten dat niet. Zo probeer ik de traditie te vertalen naar deze tijd.’
Kun je een voorbeeld geven van een gesprek uit het recente verleden dat je is bijgebleven?
‘Ik kreeg een verzoekbriefje van een gedetineerde die in de isoleercel zat. Ik wist niet waarom. Ik dacht, hij wil zijn ei kwijt. Ik zag een blauw oog, ik dacht hij heeft gevochten, hij wil misschien een klacht indienen, of zoiets. Maar het eerste wat hij vroeg was: “Imam, wat betekent soenna?” Dat had ik niet verwacht. Soenna betekent profetische traditie. Deze jongen was een echte boef. Zowel binnen als buiten. Maar als iemand zo’n vraag stelt, betekent dat dat hij onderzoekend is. Naar de zin van het leven binnen detentie, en zingeving dat is ons werk.’
‘Ik heb die jongen zien transformeren tot een voorbeeldig burger in detentie. Hij kwam in de gedeco, dat is een groep die de rest van de gedetineerden vertegenwoordigt. Hij wilde er eigenlijk uit, want er is altijd onenigheid. Terwijl de directie hem graag wilde hebben. Ze zeiden: “Jij bent honderd procent te vertrouwen, jij zegt waar het op staat, je bent eerlijk, je bent hier niet voor je eigen belang, maar voor het belang van gedetineerden, we willen je graag behouden.” Ze wilden hem zelfs een salaris geven, een telefoonkaart eens in de zoveel tijd of zo. Maar hij weigerde.’
‘Ik zal deze jongen nooit meer vergeten. Hij heeft vijf, zes jaar vastgezeten, als ik er niet was, want ik werkte parttime, dan gingen gedetineerden met religieuze vragen naar hem toe. Later hoorde ik dat hij een bedrijf is gestart in Turkije en heel succesvol is geworden. Van een boef tot een voorbeeldfiguur. Iemand die zocht naar zingeving.’
Wat is zingeving in detentie?
‘Buiten hebben ze een snel leven gehad, met veel geld verdienen. Nu zijn ze beperkt. Veel mensen raken in een depressie bijvoorbeeld. Hoe ga ik zin maken? Wat ik meestal probeer te doen als zingeving, is reflectie. Reflecteren ontbreekt bij velen. Ik probeer ze te confronteren met hun daden. Dat is aftasten in het begin. Soms moet je een band opbouwen. Er was een gedetineerde aan wie ik pas na vier jaar durfde te vragen wat hij had gedaan. Hij was afstandelijk, hij wilde niet praten. Na vier jaar kwamen de tranen. Ik had dat goed gevoeld.’
Fungeer jij als geestelijk verzorger als een soort geweten?
‘Ja, dat probeer ik soms. Vorige week had ik zo’n gesprek met iemand waarbij ik een gevoelige snaar raakte. Het was een jongen die veel geld verdiende met verkeerde dingen. Ik zeg: “Stel nou dat jij voor God staat op de Dag des Oordeels, en God zegt tegen jou: ik heb jou een intellect gegeven, je bent jong, je zou gemakkelijk op de goede wijze leven (wij noemen dat halal), wat ga je dan zeggen?”’
‘Toen was hij even stil. Dan kijk ik hoe hij reageert. Hij zei: “Je hebt helemaal gelijk, maar… Ja, maar! Ik wil ook zo’n grote dikke auto hebben, ik wil ook een leuk huis hebben.”’
‘Dan probeer ik zo iemand terug te halen, zijn geweten wakker te schudden. “Luister, zeg nou eerlijk, heb je wel rust?” “Nee, want ik moet constant om mij heen kijken. Ik raak het geld ook snel kwijt aan verkeerde dingen, het heeft geen waarde.” Het leven dat hij leeft heeft dus geen waarde! Dus ik probeer hem te wijzen op een leven dat wel waarde heeft. Toen merkte ik, hij wil hier verder niks mee. Nou ja, ik heb in ieder geval mijn best gedaan. De rest is aan hem.’
‘Gelukkig heb je ook gedetineerden die wel goed naar hun geweten luisteren. En soms moet je shockeren. Wat vaak helpt, is om te beginnen over de ouders, en zeker de moeder. Volgens de profetische traditie zei Mohammed – vrede zij met hem – “het paradijs is onder de voeten van de moeder”. En dan zie je de traantjes komen. Daar wil ik geen misbruik van maken, maar het helpt wel. Dan zie je ze denken, o wacht, ik heb iemand pijn gedaan.’
Op Schiphol zitten ook vluchtelingen, asielzoekers; je hebt met hen gewerkt, is dat anders?
‘Het is moeilijker, eerlijk gezegd. Omdat ik weinig kan betekenen voor hun re-integratie. Ik kan wel een luisterend oor bieden en dat is ook een vorm van geestelijke verzorging. Gewoon je aanwezigheid. Luisteren. Je hoort de meest verschrikkelijke verhalen, uit het land van herkomst, uit oorlogsgebieden. Mishandeling. Misbruik. Ik voelde me machteloos. Ik kon er zo weinig mee. Op een gegeven moment heb ik het losgelaten. Deze mannen vragen mij niet om hen te bevrijden of hun advocaat of rechter te zijn, maar gewoon te luisteren naar hun verhaal.’
Kom je weleens mensen tegen die een ander idee hebben van de islam dan jij? En hoe ga je daar dan mee om?
‘Mooie vraag! Kijk, deze inrichting is een wereld in het klein. Je hebt verschillende culturen, verschillende nationaliteiten, verschillende stromingen. Dus die vragen krijg je zeker. Bij een vrijdagsdienst sta je naast elkaar, schouder tegen schouder, voeten tegen elkaar. Er staat een Turkse gedetineerde naast een Marokkaanse gedetineerde. In de Turkse gemeenschap doen ze hun voeten en schouders niet tegen elkaar. Marokkanen wel. Krijgen ze ruzie. Dan is het mijn taak om naar de middenweg te zoeken. Het is helemaal niet verplicht om schouder tegen schouder te staan. Maar dat weet die jongen niet. Het gaat om de juiste bronnen.’
‘Iemand was in hongerstaking in de isoleercel en ik ging naar hem toe met een mondkapje op en stelde me voor als imam. Hij zei: “Waar is je baard?” Ik moest er wel om lachen. Ik heb een klein baardje, dat hij niet kon zien door het mondkapje. Ik neem dat niet erg serieus, we hebben een leuk gesprek gehad.’
Hij neemt het wel serieus. Jij lijkt ons een tolerante imam, hoe ga je met mensen om die een extreme interpretatie van de islam aanhangen?
‘Die ben ik zeker tegengekomen. Ik zit met een aantal andere islamitische geestelijk verzorgers in een commissie deradicalisering. We worden daarvoor opgeleid. Hoe moet je mogelijk geradicaliseerde gedetineerden begeleiden? Ik heb gemerkt dat je de deuren niet gelijk moet sluiten.’
‘In het begin is er frictie. Ik ben altijd vriendelijk. Jij hebt een mening, ik heb een mening, laten we daarover in discussie gaan, mijn deur is altijd open. Ik zeg niet: wat jij doet is verkeerd, je bent niet meer welkom. Nee, ik vraag: “Kun je wat jij zegt beargumenteren met de juiste bronnen?” Het is een soort schaakspel. Je moet die persoon altijd respecteren.’
En dat doe je ook echt?
‘Dat doe ik oprecht. Want ik weet dat hij fout zit. Hij is gewoon verkeerd ingelicht en gebrainwasht. Dat heeft tijd nodig. Het gaat om de juiste bronnen. Het internet is goed, maar ook heel slecht. Je hebt mensen, ik noem ze geen geleerden, maar wolven in schaapskleren, die veel Koranteksten kennen, allerlei overleveringen.’
‘Zo’n jong iemand weet niet veel, heeft wel vaak een bepaald verleden gehad, ze zijn mishandeld, misbruikt, gediscrimineerd, ze zoeken naar een identiteit. En in de islam is broederschap belangrijk. Als je bij zo’n groep zogenaamde “moslims” komt en je voelt die liefde en broederschap, dan ga je automatisch mee. En je zegt ja en amen.’
‘Ik had hier op Schiphol een keer een groepsgesprek en er was iemand bij die was altijd stil. IS was toen een hot item. Toen gooide ik – dat doe ik weleens vaker – de term jihad in de groep. Puur om te kijken wat er in de hoofden speelt. Er is niks mis met het woordje “jihad”, het betekent gewoon inspanning. Na een paar weken kwam er iets uit, ik dacht: wow. Hij noemde de naam van een imam, die had gezegd dat “wij naar Syrië moeten gaan”. En hij noemde daarbij een vers of een overlevering.’
‘Ik wist dat deze jongen bijna vrij zou komen. Wij gingen in discussie met elkaar, het was muisstil. Ik merkte dat hij mij niet als autoriteit zag. Nee, die andere imam wist het beter. Was ouder misschien, had een langere baard, weet ik het. Toen dacht ik: hoe ga ik dit de volgende keer doen?’
‘Hij kwam terug, gelukkig maar. Dat is omdat ik die deur openhoud. Ik dacht, ik laat de geleerden aan het woord. Ik heb dus een filmpje meegenomen van geleerden die tegen terrorisme zijn, tegen IS, tegen Al-Qaeda. Ik zat achter hem. We keken naar het scherm. Af en toe keek ik hem aan. En dit zeg ik met veel respect voor deze jongen, want ik vind het heel goed wat hij daarna heeft gedaan. Op een gegeven moment zag ik zijn hoofd naar beneden gaan, en hij keek mij aan met een glimlach. Want hij begreep dat het voor hem was.’
‘Toen we klaar waren kwam hij naar me toe. Hij zei, mag ik jouw telefoonnummer hebben, imam? Ik wil graag begeleid worden door jou. Helaas moet ik dan nee zeggen, want wij mogen geen contact hebben met ex-gedetineerden.’
Dan laat je hem in de kou staan?
‘De regels staan het niet toe. Ik vond het heel erg om nee te zeggen, maar het moet. En ik moet erbij zeggen, wij zijn ermee bezig, er is nazorg.’
Je noemde discriminatie als een van de mogelijke redenen dat iemand zich aangetrokken gaat voelen tot het idee van radicale broederschap. Er wordt nu overal ter wereld gedemonstreerd tegen racisme, politiegeweld. Leeft dat hier ook, merk je dat?
‘Racisme en discriminatie spelen altijd bij deze jongens, en niet alleen bij geradicaliseerde, ook bij de gewone gedetineerden. Wat ik doe, is weer dat reflecteren. Ik noem het verhaal van Jozef, de profeet Jozef. Die onschuldig in de gevangenis heeft gezeten.’
‘De jongens zeggen vaak, ik heb een strafblad, ik word gediscrimineerd. Ik zeg: “Waarom ga je niet gewoon werken voor een baas? Dan maar een minimumloon!” (Ja dat moet ik niet zeggen natuurlijk.) “Wie gaat mij aannemen met de naam Achmed, of Mohammed?” Dan zeg ik: “Wie van jullie heeft hier weleens gesolliciteerd?” Misschien twee vingers. “En hoe vaak?” Eén keer misschien. Ik zeg: “Ik heb veertig sollicitatiebrieven gestuurd. Alle veertig keer afgewezen. Maar ik heb het niet opgegeven. Ik ben imam, ik ben nog nooit gediscrimineerd in Nederland. Ik praktiseer mijn geloof. Niemand verplicht mij om alcohol te gaan drinken of iets te doen wat niet mag volgens de islam. Het kan wel!”’
‘En dan kom ik met het verhaal van de profeet Jozef die jarenlang onschuldig in de gevangenis zat. Vlak voordat hij vrijkwam, heeft hij niet gezegd: ik ben zo zielig. Nee, hij zei tegen de farao: ik eis de hoogste positie die ik maar kan krijgen. En hij werd de rechterhand van de koning.’
‘Zo moet je het dus doen. Benut jouw tijd hier. Je kunt een opleiding krijgen. Het zijn slimme jongens. Ik maak vaak een grapje, het is niet makkelijk om een bank te beroven, ik zou dat niet kunnen. Je moet tactisch zijn en analytisch. Ik zeg: vertaal dat naar iets goeds. Vaak hebben ze die kant nog niet geproefd. Het proberen. Probeer maar gewoon. Het kan wel! Als je doorzettingsvermogen hebt. En ik geef mijzelf als voorbeeld.’
Jozef had toch een paar dromen van de farao goed uitgelegd? Hij had een talent!
‘Juist, hij heeft zijn talent weten te benutten. Deze jongens hebben ook talent. We hebben echt kunstenaars gehad. Ik ben soms verbaasd over wat zij kunnen. Ik zit samen met een vijftal andere islamitische geestelijk verzorgers in een agenda-commissie. Elk jaar maken we een agenda, voor en met moslimgedetineerden. We bedenken een thema dat met zingeving te maken heeft en we vragen hen om daar iets over te schrijven. Een gedichtje. Of een tekening. Maakt niet uit wat. Wij kiezen drie winnaars uit. Ik heb hier een gedicht van 2021. Het thema is ‘Wie ben ik?’ We kiezen die thema’s expres zo dat de gedetineerden in gesprek gaan met de imam, of met elkaar.’
‘Dit is de winnaar van de nieuwe agenda:
“De staat waarin ik ben
is juist wat ik niet ken
zwervend tussen de werkelijkheid
raak ik de grip kwijt tussen de realiteit
komt het ooit nog goed
of is dit de weg die ik moet gaan
een ui moet je pellen
van vel naar nog meer vellen
tot je komt bij de kern
dit proces kun je niet versnellen
kijken naar mijn verleden
heb ik veel geleden
nu rest me nog 1 ding
teruggaan naar het begin
en met gods wil sta ik even bij het leven stil
en ja, ik wil, ik moet, en ik ga naar de plek in mijzelf
ik snij de ui door de helft
en zie daar de kern is mijzelf.”
En weet je wat zo mooi is? Dit is de kern van mijn werk! De zorg voor het verhaal.’
‘Als je moet uitleggen wat het verschil is tussen een geestelijk verzorger en een psycholoog, of een vertrouwenspersoon, dan is de gv gespecialiseerd in de zorg voor het verhaal. Deze jongen heeft een dilemma en door te pellen kom je tot de kern. Hij zegt precies wat ik doe. En het heeft tijd nodig. Eenmaal bij de kern kun je proberen de negatieve spiraal om te buigen in iets positiefs.’
‘Dat doen we samen. Ik ben nooit degene die het antwoord heeft. Een imam buiten heeft vaak het antwoord. Charismatisch. Eenzijdig verkeer, eenzijdige monoloog. Bij een geestelijk verzorger is het een dialoog. Ik help iemand om de weg te vinden naar de kern van het probleem. Maar ik laat het aan hem over.’
Wat bedoel je met verhaal?
‘Het is het levensverhaal. Het is allesomvattend. In het verhaal zit ook de identiteit van iemand. En die ontwikkelt zich constant, net als in een film of boek. Zo is het leven ook, in elke ontwikkeling zitten obstakels. Daar gaat het om.’
Je hebt ook bij de politie gewerkt, wat deed je daar?
‘Ik ben begonnen met een pilot. Jaren geleden werd er gezegd: is een islamitisch geestelijk verzorger wel nodig binnen de politie? De politie wil immers neutraal wil werken. Ze hebben mij binnengehaald om een test te draaien. En we kunnen wel zeggen dat dat goed is gegaan. Er is behoefte aan omdat je veel moslimcollega’s hebt binnen de politie. Je zou kunnen zeggen, een christelijke collega kan het gesprek ook heel goed aangaan, maar je mist toch een bepaalde verdieping. Waar het op neerkomt, is dat er wel degelijk een geestelijk verzorger nodig is met een islamitische achtergrond. De pilot is met succes afgerond. Maar ik heb de keuze gemaakt om toch in de detentiewereld te blijven.’
‘Niet dat het niet leuk was bij politie. Wat ik daar waarschijnlijk ga missen is het religieuze. Het algemene werk. Geestelijke verzorging daar is gericht op het politievakmanschap. Bovendien zijn deze mensen vaak opgeleid en hebben ze kennis over de islam. De jongens hier zijn bij wijze van spreken uitgespuugd door de maatschappij. Ik vind het geweldig om te zien hoe zij zich kunnen ontwikkelen. Dat is voor mij de grote uitdaging.’
Wat is de zin van het leven?
‘Dat is subjectief. Voor mij is het dat je je persoonlijk ontwikkelt. Ik probeer ervoor te zorgen dat ik elke dag de beste ik kan zijn. Vanuit een islamitisch perspectief is het doel van het leven en de zin van het leven dat je je voorbereidt op het volgende leven. Aan gedetineerden geef ik vaak het volgende voorbeeld: als je op vakantie gaat, verheug je je en je werkt er hard voor. En je bereidt je goed voor. Je doet alles om met een gerust hart en zonder stress je vakantie te gaan vieren. Zo is het leven ook. Dat is mijn leven. Ik kan wel namens de moslims spreken, want dat is hoe wij in het leven staan. Het beste zijn van jezelf en niet alleen voor jezelf maar voor je gezin, voor je omgeving. Wij zijn uiteindelijk wereldburgers en ik ben niet alleen moslim thuis, ik ben moslim op mijn werk, in de maatschappij, in mijn stad, op die manier probeer ik mijn steentje bij te dragen aan het leven.’
Vind je je werk als geestelijk verzorger zwaar?
‘In het begin wel. Nu is het mijn roeping. In het begin was het zoeken. Mijn allereerste gesprek was met iemand die zijn vrouw had vermoord. Ik kom redelijk rustig over denk ik, maar vanbinnen was ik bang. Ik dacht, wat is dit? Dat soort verhalen nam ik in het begin mee naar huis. Gaandeweg ga je het leren. Ik praat erover met collega’s. Als je dat niet doet, raak je verbitterd. Dat is mij ook overkomen. Ik dacht, waar ben ik toch in terechtgekomen? Wat is dit voor wereldje? Je kunt ook niet iedereen helpen. In het begin denk je dat dat kan, later word je wat volwassener. Je doet wat je kunt om jezelf te ontwikkelen.’
Het woord dat je het vaakst gebruikt is ‘rust’. Daar gaat het om, daar streef je naar?
‘Innerlijke rust, absoluut. Ik heb dat wel gevonden in de twaalfenhalf jaar dat ik werk. Ik zou ook niets anders willen doen. Ik zeg weleens dat mijn beste vrienden de gedetineerden zijn. Want je hebt meer boeven buiten dan binnen. Buiten weet je niet hoe iemand reageert op iets. Daarom zijn we vaak bang voor elkaar. Hier weet ik hoe ze reageren. En ze zijn vaak open naar mij. En ik ben open naar hen. Om verbinding te zoeken vertel ik over de scheiding van mijn ouders, of de dood van mijn moeder. Zij zijn ook mijn geestelijk verzorgers!’
‘Dat heb ik bij de politie ook gezegd, na die aanslag in Utrecht. We kwamen met de Marokkaanse collega’s bij elkaar. Ik vond het geweldig hoe kwetsbaar ze zich opstelden. Agenten die aan het huilen waren. Ik zei, geweldig wat jullie doen, respect! Jullie zijn ook mijn geestelijk verzorgers. We zijn elkaars spiegels.’
‘Over discriminatie gesproken, dat heb je binnen de politie. Ik hoor soms verhalen over Marokkaanse en Turkse agenten, dat ik denk: wat doe je nog bij de politie? Ze zijn zo sterk. Iemand zei tegen mij: “Als ik nu stop, dan houdt dit nooit op.” Dat vond ik geweldig. Ze blijven voor de volgende generatie. Echt, petje af!’
Gaat dat over discriminatie binnen of buiten de politie?
‘Zowel binnen als buiten. Het is er, en het is overal. Ik kan als geestelijk verzorger alleen een luisterend oor bieden; en soms heb ik de functie van bemiddelaar. Als er onenigheid is kan ik tussenbeide komen. En het is niet zozeer discriminatie als wel het gevoel van verraad. Sommige agenten krijgen naar zich toe geworpen dat ze een verrader zijn omdat ze agent zijn. “Je werkt voor de Nederlandse overheid…” Terwijl de agent er echt voor jou is. Voor jouw veiligheid. Dat zijn trieste verhalen. En dat vinden ze erger dan discriminatie binnen het korps.’