De spelers die je verkoopt zijn belangrijker dan de spelers die je koopt – en meer voetballessen van de nieuwe trainer van PSV

Michiel de Hoog
Correspondent Sport
Foto: Fox Photos / Getty

De Duitser Roger Schmidt is de nieuwe trainer van PSV. Hij schreef een boekje over zijn ervaringen bij Beijing Guoan. Tussen de open deuren is veel moois te ontdekken – Eindhoven kan in elk geval razendsnel voetbal verwachten.

De nieuwe trainer van PSV, de Duitser Roger Schmidt, de werktuigbouwkundige die pas negen jaar geleden professioneel trainer werd, heeft een boek gepubliceerd: Das Buch eines Trainers. Het is voor het grootste deel een dagboek van zijn tijd (2017-2019) als trainer van Beijing Guoan. Tussendoor staan er passages op pagina’s met de kleur waarin Schmidt zijn denken over coachen uit de doeken doet.

Als je tijd wilt besparen, dan kun je volstaan met de medium zeegroene pagina’s, zeker als je ze goed belicht, want dan kun je ze nog lezen ook. Medium sea green is een prachtkleur, maar het is niet ideaal in combinatie met zwarte letters. (Of misschien moet ik wat vaker uit mijn grot komen, dat kan ook.)

Hoe dan ook: de medium sea green pagina’s maken het boek de moeite waard. Want zoals wel meer boeken van trainers of voetballers vraagt Das Buch eines Trainers van de lezer enige tolerantie voor tekst die er alleen maar lijkt te zijn omdat er tekst moest zijn. (En Das Buch eines Trainers bevat geen seks-, drank- en drugs-dichtheid zoals we die kennen van de boeken van Wim Kieft, Rene van der Gijp, of Andy van der Meijde.)

Zo schrijft Schmidt op pagina 134, als het gaat over de opstelling voor een wedstrijd, dat hij er ‘soms met zijn beslissingen ook naast zit – en dat concludeer ik dan achteraf heel duidelijk. Maar voor een trainer speelt het voetbal zich nu eenmaal niet achteraf af.’ Check.

En op pagina 43 – overigens op een medium zeegroene pagina: ‘Ik wil de 90 minuten met mijn elftal gebruiken om beter te zijn dan de tegenstander. Hem weinig doelkansen te geven. Tegelijkertijd wil ik zelf zo veel mogelijk kansen creëren.’ Joh.

Het lucht wel lekker door, die open deuren tegen elkaar. Maar dit soort teksten zijn gewoon een conventie van het genre, net als de lichte inconsistenties. Op pagina 127 stellen de Chinese media ‘telkens weer’ dezelfde domme vragen; op pagina 135 zijn de lokale journalisten ‘nog meer dan de Europese [journalisten] in de inhoud geïnteresseerd’. Op pagina 11 speelt ‘het economische aspect’ ‘de beslissende rol’ om in Beijing trainer te worden; op pagina 19 is de ‘persoonlijke verbinding’ met de eigenaar van de club ‘doorslaggevend’. Ik trek de conclusie dan maar zelf: het ging om het geld.

Een voetbalclub is een slangenkuil

De minpunten zijn daarmee wel behandeld. Verder zit er veel moois in het boek, met name op de pagina’s met de genoemde kleur. Het zijn geen grote openbaringen of zo, maar al met al kom je toch tot een fraai lijstje onderstrepingen, nog afgezien van Schmidts regelmatige verwijzingen naar het lot, het toeval, en de ‘deemoed’ voor de uitslag, die ik in

Zo geeft Schmidt een mooie analyse van de zieke cultuur op de werkvloer van clubs. Werken bij een voetbalclub heeft veel pluspunten voor werknemers: aanzien, een goed salaris, en korte werkdagen. ‘Zo’n baan’, begrijpt Schmidt, ‘wil je zo goed mogelijk beschermen.’ En een manier om dat te doen is om nooit helemaal loyaal te zijn aan de trainer. Ook al is de trainer de belangrijkste figuur in de club, iets wat clubs volgens Schmidt zelf benadrukken.

Het is intussen volledig uitgesloten dat onprofessionele spelers openlijk de waarheid wordt gezegd

Waarom dat zo is? Als je je lot te nauw verbindt met de trainer zit je in een lastige positie als de trainer zijn baan kwijtraakt. En dat kan nogal snel gebeuren, weet Schmidt. ‘Ik heb me weleens afgevraagd’, schrijft hij, ‘hoe groot de loyaliteit en inzet van de medewerkers zouden zijn, als ze bij uitblijvend succes samen met de trainer weg moesten.’ De passages suggereren genoeg over bij Leverkusen, en het legt (bedoeld of niet) een morele druk bij de medewerkers van PSV.

Ook spelers zijn weinig loyaal, ook al hebben ze veel aan een trainer te danken. ‘Maar als ze het dan – bijvoorbeeld door concurrentie [van nieuwe spelers] – weer moeilijk hebben, vergeten ze snel wat ze aan jou als trainer te danken hebben.’ Sommige spelers kennen geen zelfkritiek, en gedragen zich soms zo slecht, ‘dat je als trainer moet oppassen dat je niet afstompt.’ Het wangedrag van spelers wordt mogelijk gemaakt en getolereerd (door de leiding) door hun soms grote marktwaarde. Je hebt als trainer daardoor beperkte ruimte voor kritiek.

‘Het is intussen volledig uitgesloten’, schrijft Schmidt, ‘dat onprofessionele spelers openlijk de waarheid wordt gezegd.’

Visie is als een olifant die het zicht belemmert

Ook voor spelers zitten er boodschappen in het boek. Eén is dat ze hard zullen moeten werken. Het gunnen van vrijheid van spelers, daar gelooft Schmidt niet in. Dat lijkt hem eerder een eufemisme voor luiheid. Ook tactisch-theoretisch is hij veeleisend: ‘Je moet spelers continu op hun huid zitten. Zodra je ze met rust laat, worden ze slechter. Hun concentratie- en leervermogen kun je trainen. Op een zeker moment kunnen ze dan ook de inhoud van een vijftig minuten durende wedstrijdbespreking absorberen.’

Of dat niet tot afstomping kan leiden? Dat kan. Maar Schmidt kan en wil er geen rekening mee houden. Er is geen lange termijn in het voetbal. De buitenwacht hoort graag over ‘visies en grote doelen’, schrijft Schmidt, waardoor trainers die zeggen dat ze zich alleen richten op de volgende wedstrijd als ‘saai en laf’ worden gezien. Maar die zinnen zijn gewoon waar, vindt hij. ‘Elke wedstrijd zie ik als een project op zich.’

Kritiek op collega’s heeft hij trouwens ook. Trainers en media noemen vaak ‘individuele fouten’ en ‘een gebrek aan kwaliteit en concentratie’ als verklaring voor nederlagen, maar Schmidt vindt dat onzin. ‘[A]ls een speler precies weet hoe hij zich in bepaalde speelsituaties moet gedragen, zullen hem zulke fouten veel minder overkomen.’

Verder vindt hij het verhaal van trainers dat ze tijd nodig hebben om een elftal naar hun hand te zetten een Floskel. Een cliché, een smoesje. ‘Je kunt als trainer in een korte tijd veel bewerkstelligen, maar dan moet je wel een plan hebben.’ Vanaf het begin zullen we dus zien hoe hij PSV wil laten spelen.

Hoe extremer de speelstijl hoe beter

Hoe PSV gaat spelen? De speelwijze van Schmidt is eigenlijk altijd dezelfde: extreem snel. ‘Tegen de bal’, dus als de tegenstander de bal heeft, storten de spelers in de buurt van de bal zich collectief op de tegenstander. Is de bal eenmaal veroverd, dan gaat het pijlsnel naar voren. Met name in Salzburg, ‘een experimenteerlaboratorium’, heeft Schmidt zijn stijl van spelen en de bijhorende oefeningen ontwikkeld. ‘We wilden de grenzen van het actieve voetbal verleggen.’

En: ‘Hoe extremer en consequenter we dit type voetbal doorzetten, hoe groter de waarschijnlijkheid op succes.’ Kortom: het PSV-stadion gaat aanmerkelijk sneller voetbal zien dan in vorige seizoenen, en niet na een tijdje, maar direct. Altijd de eigen speelwijze. ‘Voor de tegenstander was het nauwelijks mogelijk zich aan onze speelwijze te onttrekken’, schrijft hij over zijn tijd in Salzburg. ‘Elke wedstrijd werd onze wedstrijd. We waren immers volledig onafhankelijk van de tactiek van de tegenstander.’

We wilden de grenzen van het actieve voetbal verleggen

Is dat dan niet voorspelbaar? Nee, want deze speelwijze kennen (als tegenstander) is wat anders dan hem ervaren, eind 2014 tegen de Westfälische Rundschau. Daar zit wat in. De hele Eredivisie wist dat Erik ten Hag met Utrecht in een 3-5-2-formatie speelde, maar toch hadden bijna alle tegenstanders er moeite mee, simpelweg omdat ze er niet aan gewend waren.

In Beijing heeft Schmidt trouwens concessies moeten doen aan zijn hogedrukvoetbal, vanwege de hoge temperaturen en de grote niveauverschillen tussen de spelers (met name de jonge Chinese spelers en de buitenlandse sterren). Die jonge Chinese spelers waren door een quotum verplicht; het idee was om daarmee Chinees talent te stimuleren. Schmidt denkt dat het contraproductief is. ‘Jonge spelers die zonder er al te hard voor te hebben gewerkt, opeens bakken met geld verdienen.’

Gerelateerd: de omgeving van de spelers, in China en Europa, bestaat vrijwel compleet uit slijmballen. Schmidt weet dat hij direct na de wedstrijd nog geen perfect begrip heeft van wat er goed en fout ging. In een ideale wereld zou hij dus een dag wachten met het geven van feedback aan zijn ploeg. Toch doet hij het meteen, want de spelers krijgen van vrienden, familie, media en zaakwaarnemers ook direct feedback, ‘en dan mag de belangrijkste feedback van de trainer niet ontbreken’. Geen valse bescheidenheid: plus. Overigens ook omdat zijn teksten tijdens interviews en de persconferentie na afloop ‘niet identiek zijn aan datgene wat hij intern bespreekt’. Ofwel: dat zijn soms kletspraatjes.

Vertrekkende spelers kunnen belangrijker zijn dan komende spelers

Over het transferbeleid heeft Schmidt ook wat te melden: vertrekkende spelers zijn misschien wel belangrijker dan komende spelers. Dat komt omdat je toch nooit een hele selectie kunt vervangen, en omdat het negatieve effect van ‘rotte appels’ groter is dan het positieve effect van inkomende transfers. ‘Door het wegvallen van stoorfactoren kun je nieuw potentieel vrijmaken en kan er iets nieuws ontstaan.’

Juist bij het uitdunnen van de selectie moet de trainer druk zetten op de directie, schrijft Schmidt, want de directie snapt niet zo goed hoe vervelend het is om dagelijks met rotte appels te werken. Heel vervelend. Daardoor is Schmidt ‘[t]egenwoordig veel sneller bereid om spelers weg te sturen’. Kansen ziet hij in spelers die om een of andere reden nog niet alles eruit hebben gehaald. Die zijn vaak ervaren ‘en bereid nieuwe dingen te leren, omdat ze de nieuwe trainer soms als laatste kans voor zichzelf zien’.

Ook nog de moeite: Schmidt heeft een persoonlijke assistent, Jörn Wolf, die ook naar Eindhoven komt. Iedereen wil continu aandacht van de trainer: media, sponsors, het clubmanagement, zaakwaarnemers, stagelopers, verkopers en goede doelen. Dat begrijpt hij, maar hij vindt het wel lastig. Vandaar de ‘PA’, die hem op die terreinen van alles uit handen kan nemen, zodat Schmidt zo veel mogelijk met de ploeg aan de slag kan.

Tot slot: als je Duits goed genoeg is, en je besluit het boek zelf te lezen, kijk dan eerst bij de Sportschau Club. Ik had het boek gelezen voordat ik het gesprek zag, en het gesprek veranderde toch mijn lezing. Het is de meerwaarde van podcasts waar de schrijver Michael Lewis je interpreteert woorden anders als je de juiste toon erbij hoort. Schmidt staat in Duitsland wegens twee schorsingen na confrontaties met scheidsrechters als onstuimig, en dat kan kloppen, maar in de televisiestudio praat hij eerder als een fluisterende monnik.

Meer lezen?