Ooit werkte ik in de farmaceutische industrie. Meer bepaald voor Tibotec, een jong bedrijf dat onderzoek deed naar zogeheten antiretrovirale middelen, aidsremmers dus. De meeste medewerkers waren, net als de bazen, wetenschappers. De gebouwen bestonden vooral uit laboratoria en onze gesprekken gingen over de toxiciteit van molecule A of het resistentieprofiel van molecule B. Iedereen wilde vooral een zo goed mogelijk geneesmiddel maken. Geld, daar hadden we het zelden over. Eerst een goed product, dan volgt de winst wel.

Bedrijven als Tibotec bestaan nog, maar ze zijn in de farmaceutische industrie een uitzondering geworden. 

Natuurlijk weet ik al lang dat het businessmodel van de meeste farmaceuten rammelt. Ik schreef er het afgelopen jaar als correspondent Big Pharma vaak over. Zo hebben we veel van de pillen die ze ontwikkelen terwijl er te weinig wordt geïnvesteerd in die geneesmiddelen Veel geneesmiddelen zijn te duur en de methodes die de industrie gebruikt om zo veel mogelijk van deze pillen te slijten zijn

Maar het probleem zit dieper. De essentie van de farmaceutische industrie is tegenwoordig niet meer het ontdekken en ontwikkelen van geneesmiddelen om die vervolgens (te duur) te verkopen. Medicijnen zijn bijna een bijzaak geworden. Het doel van farmaceuten is steeds vaker het geld dat ze bezitten gebruiken om zo snel mogelijk zo veel mogelijk meer geld te verdienen. 

Farmabedrijven ontwikkelen zelf veel minder medicijnen

In april publiceerde kenniscentrum een over de farmaceutische industrie. Twee onderzoekers analyseerden van de 27 grootste farmaceutische bedrijven de jaarlijkse tussen 2000 en 2018. Hun conclusie: op die balansen staan steeds meer intangible assets. Dat zijn, de naam zegt het al, bezittingen die niet tastbaar zijn. Met intangible assets kun je geen pillen ontdekken, ontwikkelen of produceren. Het zijn geen laboratoria, productielijnen of pipetteerrobots. Wat zijn het dan wel? 

Grotendeels patenten. Monopolies op een stukje kennis dus. 

In het jaar 2000 hadden deze bedrijven in totaal 48 miljard aan intangible assets op hun balans staan, zo’n 13 procent van de totale bezittingen. In 2018 was dat bedrag gestegen tot 857 miljard – meer dan de helft van de totale waarde aan bezittingen.

Dat lijkt nauwelijks relevant, meer iets voor boekhouders of fiscalisten, maar het zegt wel degelijk iets. De stijging toont aan dat farmaceutische bedrijven steeds minder investeren in de zoektocht naar nieuwe kennis. Daar heb je namelijk tangible assets voor nodig, zoals laboratoria. In plaats daarvan investeren farmabedrijven in het verwerven en monopoliseren van bestaande kennis. Die kennis kopen ze gewoon, door startende farmabedrijfjes over te nemen, of deals te sluiten met academische instellingen.

Onderzoek is risicovol. Je kunt ook wachten op een ontdekking van een ander en die snel opkopen 

Onderzoek is een traag en risicovol proces. In plaats van zelf te investeren in onderzoekers en laboratoria kun je ook gewoon afwachten tot er een veelbelovend stukje kennis opduikt, een potentieel nieuw geneesmiddel bijvoorbeeld. Vervolgens zet je je enorme cash-reserves in om het te verwerven. Daarna moet je het enkel nog testen op mensen, in grote hoeveelheden produceren en uiteindelijk (duur) verkopen. 

Soms gaat het bij deze strategie niet eens om het verwerven van nieuwe kennis: bij zogenoemde neemt een farmabedrijf een ander over en zet het onderzoek van dat bedrijf stop. Het doel: potentiële concurrenten uitschakelen om de eigen monopoliepositie te behouden. 

Bedrijven kopen kennis en monopolies

Dat grote farmabedrijven tegenwoordig vooral bezig zijn met het opkopen en verdedigen van monopolies blijkt niet alleen uit de groei van de intangible assets. Uit een van de nieuwe geneesmiddelen die twee farmagiganten in 2017 op de markt brachten, bleek dat zij maar een klein deeltje zelf ontdekten. Bij Pfizer was maar 23 procent van de 44 nieuwe geneesmiddelen afkomstig uit de eigen labo’s. Johnson & Johnson scoort nog slechter: slechts 11 procent van de 18 nieuwe geneesmiddelen die ze in 2017 op de markt brachten ontdekten ze zelf. Alle andere kochten ze gewoon.

Ook Tibotec, het farmaceutisch bedrijf waar ik lang geleden voor werkte, werd het slachtoffer van zo’n overname. In 2002 werd het opgekocht door Johnson & Johnson. Dat veranderde alles. Plots doken er nieuwe managers op, geen wetenschappers zoals onze oude bazen, maar mensen met een op zak. Ze wisten niets over virussen of geneesmiddelen, maar alles over geld verdienen. Ooit probeerde ik de beginselen van de moleculaire biologie uit te leggen aan een van deze nieuwkomers. Dat was geen succes. Hij kwam uit de olie-industrie en wat wij precies deden interesseerde hem geen zier: geld is geld. 

Nu, meer dan tien jaar later, bestaat Tibotec niet meer. De gebouwen zijn verkocht en de meeste personeelsleden zijn verdwenen. Het enige wat overblijft is kennis: enkele wetenschappers en vooral een hele resem patenten.

Vooral de aandeelhouder profiteert

En het wrange is: tegenwoordig heb je als farmaceut vaak niet eens meer een geneesmiddel nodig om geld te verdienen. Begin mei meldde Moderna, een bedrijf dat een vaccinkandidaat tegen het coronavirus ontwikkelt, dat hun middel een immuunrespons veroorzaakte. Wetenschappers waren niet echt onder de indruk van meer dan een persbericht was het niet, ondersteunende data ontbraken. 

De aandeelhouders waren minder kritisch. Na de aankondiging steeg de beurswaarde van Moderna met meer dan 25 procent. Daar maakten de topmanagers van dat bedrijf, die ook een deel van de aandelen in hun bezit hadden, handig gebruik van. Ze verkochten onmiddellijk een groot pakket van hun Het leverde de chief medical officer van Moderna 8,2 miljoen dollar op. De chief financial officer kon na de verkoop van zijn aandelen zelfs 16,8 miljoen dollar op zijn bankrekening bijschrijven. 

Zelfs als je dus nog geen geneesmiddel op de markt hebt, kun je als farmaceutisch bedrijf eenvoudig je beurswaarde opdrijven. Je moet enkel je aandeelhouders overtuigen dat er ooit veel winst gemaakt zal worden, waarna de beurskoers stijgt. Bestuursvoorzitter blij, want zijn loon wordt grotendeels bepaald door de beurskoers. Ook de aandeelhouders zijn blij, want hun portefeuille stijgt in waarde.

Natuurlijk worden veel van deze beloftes nooit ingelost. Veel potentiële medicijnen sneuvelen ergens in het proces. Maar dat maakt niet uit: als je net als de toplui van Moderna op het juiste moment verkoopt, heb je het geld binnen. Wat er op langere termijn met het bedrijf gebeurt, is dan niet meer belangrijk. Dat de bubbel ooit barst is jouw probleem niet meer.

Dividend in plaats van investeringen

Zoals vaker blijkt dat het in de geneesmiddelenindustrie niet gaat om het ontdekken en maken van de beste medicijnen, maar om kortetermijnwinst De onderzoekers van het SOMO-rapport ontdekten ook dat tussen 2000 en 2018 de 27 grootste farmaceuten in totaal meer dan 1.500 miljard dollar uitkeerden aan hun Dat is meer dan ze spendeerden aan onderzoek. En het wordt steeds erger. In 2006 spendeerde Big Pharma nog ongeveer evenveel geld aan onderzoek als aan dividenduitkeringen. In 2018 kregen die aandeelhouders al anderhalve keer meer dan de onderzoeksafdelingen. 

Die 1.500 miljard dollar die nu in de zakken van de aandeelhouders eindigde had de industrie ook kunnen gebruiken voor iets waar de patiënt baat bij had; onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen, bijvoorbeeld.

Het mantra van de industrie dat ze zo veel geld voor hun medicijnen moeten vragen om nieuwe innovatieve geneesmiddelen te ontdekken klinkt nu wel erg cynisch. De winsten gaan nauwelijks naar onderzoek, maar worden doorgesluisd naar de  

Alle farmaceuten beweren dat voor hen de patiënt centraal staat. Heather Bresch, de bestuursvoorzitter van het farmaceutische bedrijf Mylan, was tenminste eerlijk toen ze verklaarde waarom haar bedrijf meer dan 600 dollar vroeg voor een geneesmiddel waarvan de kostprijs slechts enkele dollars was: 

‘We zijn een winstgedreven bedrijf, en we hebben een verplichting naar onze aandeelhouders.’