Hoe de verzorgingsstaat mensen niet langer helpt, maar in de problemen brengt
Ooit zorgde de verzorgingsstaat voor bestaanszekerheid. Voor geld. Voor banen. Maar de overheid zorgt niet meer voor oplossingen, maar bestrijdt vooral nog symptomen. En onbedoeld brengt ze burgers daarmee juist in de problemen.
Op een landtong in Amsterdam-Oost had de gemeente een dun straatje met betonnen woningen neergezet. Het was er grauw en troosteloos. En dan het uitzicht: links een slachterij, rechts het lozingskanaal waar de Amsterdamse rans de Zuiderzee in stroomde.
Maar goed, het uitzicht – hier woonden mensen met negenennegentig problemen, en daar was het uitzicht er niet één van.
Het was 1926. De sociaaldemocratische wethouder Floor Wibaut ruimde de krotten om er door heel Amsterdam duizenden woningen voor in de plaats te bouwen. Werkende mensen kregen opeens toegang tot prachtige woningen van de Amsterdamse School. Eigenlijk was het een beetje overdreven, zo veel pracht en praal, vond men stiekem ook op het gemeentehuis. Maar ach.
Toch werd niet iedereen meegenomen in de verheffing. Voor – ik citeer – ‘gezinnen die door hun levenswijze ongeschikt blijken’ had Wibaut een alternatief. Deze zogenoemde ‘ontoelaatbaren’ moesten heropgevoed worden in het Zeeburgerdorp, die landtong in Amsterdam-Oost.
Hier woonden mensen met negenennegentig problemen, en daar was het uitzicht er niet één van
Daar hield een woningopzichter alles in de gaten. De vrouwen moesten hun huis schoonhouden en regelmatig het beddengoed wassen; de mannen moesten aan het werk en van de drank, de kinderen moesten netjes praten en braaf hun huiswerk doen. Als bewoners zich misdroegen, kregen ze een aantekening in het grote boek van de opzichter.
Zoals op elke plek waar de armoede zo diep is, stikte het op Zeeburgerdorp van de geesteszieken: van de verwarden tot de afgestompten. Arie Querido, later Eerste Kamerlid voor de PvdA, werkte er als psychiater. Hij introduceerde de sociale psychiatrie in Nederland met zijn studie naar de bewoners van Zeeburgerdorp.
Hier waren de mensen ronduit achterlijk, constateerde hij. Citaat: ‘Dit openbaart zich in een volslagen gebrek aan interesse buiten den engsten belangenkring; in een onvermogen om ook maar korten tijd vooruit te denken; in zorgeloosheid en gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel; in zelfingenomenheid, licht geraakte eigenwijsheid, in het slaafs volgen van een ingeslepen sleur.’
De oplossingen voor deze ‘onmaatschappelijken’? Die moesten vooral gezocht worden in meer controle en dwang. ‘Wil men eenig resultaat boeken’, zei Querido op een congres van psychiaters in 1937, ‘dan zal men moeten beginnen het zieke gezin te isoleeren’. Het liefst ergens in de bossen – dan zouden de mannen leren zagen en de vrouwen leren naaien. Arbeidstherapie, noemde hij dat.
Querido voorzag wel één moeilijkheid: hier zal niemand vrijwillig aan meewerken. En dus moest er een wettelijke regeling komen om deze ‘asocialen en onvolwaardigen’ onder toezicht te stellen.
Die regeling kwam er nooit. Goddank, vond hij zelf later ook. ‘Onze plannen van toen deugden absoluut niet’, zei Querido aan het eind van zijn leven.
De blindheid van de sociaaldemocraten
De heropvoedingsdorpen – er waren er vele in Nederland – werden uiteindelijk gesloten en vergeten. Niemand was eigenlijk tevreden. Zeeburgerdorp had de gemeente veel geld gekost, met nauwelijks resultaat.
De bewoners waren getekend door de vernedering. De opzichters schaamden zich. ‘Eigenlijk mankeerde er maar één ding aan die mensen’, herinnerde een van hen zich jaren later. ‘Ze waren aan de verkeerde kant van de maatschappij geboren.’
Als we nu terugkijken op deze zwarte geschiedenis, dan is het schrijnend om te zien hoe blind de sociaaldemocraten waren. Kwade bedoelingen hadden ze niet. Ze wilden achtergestelden helpen, maar uiteindelijk bestreden ze symptomen (smerig beddengoed, dronken vaders, brutale kinderen), en geen oorzaken (armoede en gebrek).
Binnen een halve eeuw zouden de meeste bewoners van Zeeburgerdorp overeind zijn geholpen door dezelfde overheid die hen zo had vernederd. Er woonde een oudere groenteman met reuma, een bouwvakker die was ontslagen na een staking, een diabeet die niet meer kon werken, een man die scharrelde in vuilnisemmers en een vrouw die Querido nog omschreef als ‘een prikkelbare, kwaadaardige slons’.
De verzorgingsstaat zou ál deze oudere, gehandicapte en werkloze Zeeburgerdorpers de bestaanszekerheid geven die ze toen niet hadden. En ja, zelfs zo’n ‘prikkelbare, kwaadaardige slons’ was daar vermoedelijk mee geholpen.
Toen er nog oorzaken werden aangepakt
Dat was de sociaaldemocratie op haar best. We pakten oorzaken aan met oplossingen die even groots als meeslepend waren:
- Ouderen waren arm, want ze hadden geen geld, dus gaven we ze geld (Noodwet van Drees, 1946).
- Mensen woonden in krotten, want ze hadden geen woningen, dus bouwden we woningen (de Volkshuisvesting, 1920).
- Er heerste armoede, want mensen hadden geen inkomen, dus gaven we ze een inkomen (de WW, Algemene bijstandswet, 1965).
- Mensen kregen geen werk, want er waren geen banen, dus maakten we banen (conjunctuurpolitiek, 1945-1976).
Dat was échte verheffing.
Wie dan de afgelopen dertig jaar overziet, moet constateren dat de sociaaldemocratie heeft verzaakt.
We zijn weer terug bij af. We zijn weer bij de ‘onmaatschappelijkheidsbestrijding’. We hebben het vooral over symptomen, niet over oorzaken. We wantrouwen de mensen die om hulp vragen, net als we dat in de jaren twintig deden.
Wie zijn rekeningen niet betaalt, die zal wel niet deugen
Wie voor een uitkering komt, wordt behandeld als aspirant-oplichter. Wie zijn rekeningen niet betaalt, die zal wel niet deugen. En wie werkloos is, die heeft dat aan zichzelf te danken.
Ja, soms vinden we het zielig dat mensen achterblijven. Dan maken we geld vrij voor nog meer hulpverleners, of we komen met nóg een potje, nóg een plannetje, nóg een proefballonnetje.
Maar echte ideeën hebben we niet meer. In ieder geval niets dat zo groots, zo meeslepend en zo simpel is als de bijstand of de AOW.
Want kijk nu eens naar Sander
Begin 2017 verdiepte ik mij voor het eerst in de schuldenindustrie van Nederland. Nu moet u weten: schulden gaan zelden over schulden alleen. Vrijwel ieder maatschappelijk probleem begint of eindigt met mensen in het rood.
En door die lens leerde ik de verzorgingsstaat kennen.
Ik had een mailbox vol verhalen. Veel van die mails begonnen met de disclaimer ‘het is een beetje een lang verhaal’ of ‘ik kan er wel een boek over schrijven’.
Nou, dat bleek. Mensen stuurden mij hele hoofdstukken over hun barre beslommeringen langs kastjes en muren. Maar op een dag kreeg ik een mail met alleen deze foto.
U ziet het, Sanders leven was een tikje ontspoord. Hij was weggezakt in het drijfzand van schulden.
Nu was Sander altijd al een beetje een moeilijke man. Zeg gerust: een ‘onmaatschappelijke’. Zo eindigde zijn dienstplicht begin jaren negentig voor de krijgsraad.
Maar goed, daar was hij na een paar jaar zitten vanaf. En sindsdien werkte hij als grafisch vormgever aan foldertjes, displays, beurzen, auto’s en winkeltjes.
En als hij weer eens ontslag had genomen, dan verdiende hij bij als vrachtwagenchauffeur bij een uitzendbureau.
Sander had regelmatig last van depressies, maar hij had ook werk, sociale contacten, en zelfs een vriendin. Soms was hij even van de radar, maar altijd kwam hij weer bovendrijven.
Totdat het helemaal misging.
‘Ik had een grote freelanceklus en trok nachtenlang door’, vertelde hij me. ‘Ik leefde met een jetlag.’ Het was begin 2010 en voor Sander ging toen alles op zwart – alle systemen op nul. Hij kwam alleen naar buiten om naar de supermarkt te gaan, om kwart voor negen ’s avonds, als er bijna niemand meer in de winkel was.
De verplichtingen die bij het leven horen, de rekeningen, de aanvragen, de aangiftes – hij liet ze gaan. Brieven stapelden zich op achter zijn voordeur. Hij kon er niks mee. Al die post vertelde hem dat zijn leven klote was, maar ja, dat wist hij zelf ook wel.
Al die post vertelde hem dat zijn leven klote was, maar ja, dat wist hij zelf ook wel
Buiten draaide de wereld gewoon door. Sander had bijvoorbeeld een stuk of twintig klusmotoren. De meeste daarvan reden niet meer – het was schroot in zijn schuur. Maar doordat hij de verzekering van deze motoren niet betaalde, kreeg hij boete na boete van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), wegens onverzekerd rondrijden (wat hij uiteraard niet deed). Bij elkaar liepen de boetes op tot tienduizenden euro’s.
Op een dag belde de politie aan. De rechter had vastgesteld dat hij zijn boetes niet betaalde. Het gevolg: Sander moest drie maanden de gevangenis van Lelystad in. Op de foto van zijn intake ziet hij eruit als een schipbreukeling: verwilderd, verward, verwaarloosd.
In de gevangenis bereikte hij een nieuw dieptepunt. Hij stopte met eten, zag het leven niet meer zitten. En dus werd Sander overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen, waar ze hem aan de dwangvoeding en zware medicijnen zetten. Daarna kon hij weer terug naar Lelystad.
Sander had nog ongeveer twee maanden te gaan, toen een psychiater besloot dat hij vanwege zijn suïcideneigingen ‘detentieongeschikt’ was. Hij werd overgeplaatst naar Mentrum, een psychiatrische crisisopvang in Amsterdam.
Waarom hij daar na anderhalve maand werd ontslagen, weet hij niet meer. Beter voelde hij zich in ieder geval niet. Door zijn gevangenschap had hij naast zijn depressie ook een posttraumatische stressstoornis ontwikkeld. En nu zat hij weer thuis.
Om onduidelijke redenen kwam de politie hem vlak voor Sinterklaas nóg een keer ophalen. Het hele weekend zat hij vast in een politiecel. Tot hij – tot grote verbazing van het aanwezige gevangenispersoneel – weer in Lelystad terechtkwam. ‘Toen hebben ze maar een taxi voor me gebeld’, vertelde hij me.
Wie helpt deze man?
Uiteindelijk lukte het een maatschappelijk werker om de incassomachine van het CJIB te stoppen. Ze deed een gratieverzoek en wist Sanders gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Sander ontving een erfenis, waardoor hij met behulp van de maatschappelijk werker ook regelingen met andere schuldeisers kon treffen. Het nadeel van die erfenis: zijn uitkering werd per direct stopgezet.
Dat laatste bleek een tikkende tijdbom. Toen het geld op was, moest Sander een nieuwe uitkering aanvragen. Het lukte hem niet. Steeds werd hij afgewezen: hij miste een formulier of reageerde te laat. Automatische incasso’s werden niet geïncasseerd en de hele molen begon opnieuw te draaien.
Sander was nog steeds depressief. Natúúrlijk was hij nog steeds depressief. Hij ging het ene na het andere ggz-traject in: psychologen om mee te praten, psychiaters voor de medicijnen. Telkens moest hij zijn verhaal doen, van het begin af aan. ‘Je hebt zesentwintig gesprekken per jaar’, vertelt hij. ‘In het begin leer je elkaar kennen, dan is de behandeling op, en moet je weer naar de volgende instelling.’
Terwijl Sander voor tienduizenden euro’s aan ggz-kosten maakte, probeerden deurwaarders voor tienduizenden euro’s aan schulden te incasseren. Niemand die hem daarbij hielp. Ja, er was wel een ‘signaleringsplan’ opgesteld door zijn hulpverleners.
Toch werd Sander in april 2017 uit zijn huis gezet.
‘Hoe gaat het?’ vroeg zijn psycholoog de volgende dag.
‘Slecht’, antwoordde Sander. ‘Ik ben net mijn huis uitgezet.’
Dakloos zijn is een dagtaak, weet Sander inmiddels. Hij had geen inkomen meer, want zonder adres geen uitkering. Dit was het begin van een nieuwe bureaucratische odyssee.
‘Slaap je op straat?’ vroegen ze bij de sociale dienst.
‘Nee’, zei Sander. ‘Ik slaap bij een vriendin.’
‘Kun jij je daar inschrijven?’
‘Nee.’
‘Oké, dan kunnen we je ook geen uitkering geven. Je hebt een adres of je bent dakloos.’
Na veel administratieve beslommeringen wist Sander zowaar een postadres te bemachtigen. Een brievenbus onder het politiekantoor, waar hij nog was opgesloten vanwege die onverzekerde motoren. Hij vindt het verschrikkelijk dat hij daar steeds heen moet. Hij háát het.
Met zijn schulden is Sander nog steeds bezig. ‘Bij Doras zeggen ze dan: hier heb je een map, als jij nu even je post gaat uitzoeken. Maar als je depressief bent, dan is dat zó vreselijk zwaar.’
Doordeweeks gaat hij naar de dagbesteding om te schilderen en te tekenen: abstracte langwerpige hoofden, kleurrijke verzinbeestjes, en ja, dit soort tekeningen over wat hem is overkomen.
Hoe het verder moet met zijn leven: hij weet het niet. Het gaat nog jaren duren voordat hij van zijn schulden af is. Hoe hij een huis gaat krijgen, geen idee. En of hij ooit nog werk zal vinden?
Men is ermee bezig.
Hoe dieper in de shit, hoe verder weg de hulp
De econoom John Maynard Keynes adviseerde ooit: laat de werklozen gaten graven om ze vervolgens door anderen dicht te laten gooien.
Dat advies hebben we in onze moderne verzorgingsstaat ter harte genomen. De ene overheidsdienst begraaft mensen in de problemen, zodat een andere ze weer kan opgraven.
Nu vertel ik Sanders verhaal niet omdat er honderdduizenden zijn zoals hij. Natuurlijk, hij is een extreem geval. Ik vertel zijn verhaal omdat het de logica van ons systeem blootlegt. In het jaar dat ik me in schulden verdiepte, ben ik tot de conclusie gekomen dat achter deze waanzin namelijk steeds dezelfde mechanismen schuilgaan.
Hoe minder je hebt, hoe meer bureaucratie er over je heen wordt gestort
In de eerste plaats: hoe dieper je in de shit zit, hoe moeilijker het is om hulp te krijgen. Het recht is steeds vaker iets wat je moet halen. Het komt al lang niet meer naar je toe. Je moet loketten aflopen, formulieren invullen, intakegesprekken voeren.
Hier is iets vreemds aan de hand: hoe minder je hebt, hoe meer bureaucratie er over je heen wordt gestort. Terwijl je daar juist steeds minder energie voor hebt.
Laat dit even tot u doordringen: in de moderne verzorgingsstaat wordt je probleem een reden om je uit te sluiten van een oplossing. Je hebt een drugsprobleem, daarom zit je in de verslavingszorg, maar daar word je geschorst omdat je drugs blijft gebruiken. Je hebt een gedragsprobleem, daarom zit je bij een jeugdzorginstelling, maar daar moet je weg omdat jij je niet gedraagt.
Sander zit in een vergelijkbare spagaat. Zo is hij niet in staat zijn post te openen en deze te ordenen. Hij is het overzicht volledig kwijt. En ja, daarom heeft hij nu schulden. Maar om toegelaten te worden tot de schuldhulpverlening moet hij eerst zijn post openen, deze ordenen en een overzicht krijgen.
Tenzij je iets fout doet: dan word je geplukt
En zo komen we op het tweede mechanisme: als je iets fout hebt gedaan, dan komt het ‘recht’ ineens razendsnel naar je toe. Sterker nog, dan dendert het als een sneltrein over je heen.
Neem de stortvloed van boetes die Sander ontving. In 2011 nam de Tweede Kamer een wet aan waardoor er ‘honderdprocenthandhaving’ op onverzekerde voertuigen kwam. Alle linkse partijen stemden voor, inclusief de Partij van de Arbeid.
Het gevolg: elke vier maanden doet de Rijksdienst Wegverkeer (RDW) nu een check – staat een voertuig in het kentekenregister, maar niet in het verzekeringsregister? Hop! Een boete uit naam van ambtenaar ‘404040’ – dat klinkt als een computer, want dat is een computer.
En om ervoor te zorgen dat bekeurde burgers hun boetes ook op tijd betalen, verhoogt de wetgever de kosten als het geld niet snel genoeg binnenkomt. Een boete van 400 euro, dat wordt na drie maanden 1.200 euro.
Of dat mensen in de problemen brengt – misschien kun je 400 euro niet betalen, en dus 1.200 euro al helemaal niet –, daarover maakte geen enkel Kamerlid zich druk tijdens de wetsbehandeling.
O ja, en als je in beroep wilt tegen een boetebesluit, dat kan binnen zes weken, mits je de boete eerst betaalt. Als je dat niet kunt, dan heb je pech.
Kortom: keer op keer blijkt dat de overheid het vooral makkelijk wil maken voor zichzelf, niet voor de burger.
En: de problemen zijn verdeeld over talloze instellingen
Het derde mechanisme: Nederland is bezaaid met instellingen die afgerekend worden op het oplossen van deelproblemen.
Het CJIB wil dat Sander zijn boetes betaalt. De deurwaarder wil geld zien. De politie wil hem opsluiten. De crisisopvang wil hem weer thuis krijgen. De sociale dienst wil dat hij aan het werk gaat. De psychiater wil hem van zijn depressie genezen. De maatschappelijk werker wil hem in de schuldhulpverlening. De schuldhulpverlening wil dat hij zijn post opent. En de dagbesteding wil hem bezighouden.
En zo zijn we honderden manuren en tienduizenden euro’s verder, terwijl Sanders problemen alleen maar zijn gegroeid.
In de wereld van echte mensen met echte problemen heeft deze wet verwoestende gevolgen
Hoe kan dat?
Neem nog eens die wet uit 2011 over onverzekerde voertuigen. Wat was de opdracht aan de Rijksdienst Wegverkeer? Antwoord: verminder het onverzekerd rijden.
En wat dat betreft zou je de wet een daverend succes kunnen noemen. Sinds de invoering is de onverzekerde schade met 2,5 miljoen euro per jaar gedaald. De RDW blij, de minister blij.
Maar in de wereld van echte mensen met echte problemen heeft deze wet verwoestende gevolgen. Tussen 2011 en 2017 heeft de overheid namelijk voor zo’n 422 miljoen euro aan boetes voor onverzekerde voertuigen opgelegd. Daar kwam nog een bedrag van 447 miljoen euro (!) aan boetes op boetes bovenop.
We legden dus bijna een miljard euro aan boetes op, om elk jaar 2,5 miljoen euro te besparen. Operatie geslaagd, patiënt – alsook de rest van zijn vrienden, familie al hun buren en vage kennissen – overleden.
Het wordt nog erger.
Maar liefst 18.733 keer werd een wanbetaler tussen 2011 en 2017 door de overheid gevangengenomen, omdat hij of zij de boete niet betaalde. Of iemand niet wilde of niet kon betalen – dat maakte niet uit.
Een memorandum van het CJIB, dat ik via een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur kreeg, verwoordt het zo: ‘Op dit moment is [het gijzelingsproces] volledig gestandaardiseerd en geautomatiseerd, waardoor een individuele beoordeling wellicht niet altijd meer mogelijk is.’
Dat is het CJIB een zorg. Het incassobureau rekenen we namelijk af op hoeveel geld het binnenharkt. En dan blijkt: als je gaat dreigen met gevangenisstraf, willen mensen wel over de brug komen. Misschien betalen ze dan de huur niet, maar ja, daar heeft het CJIB niets mee te maken. Pas in 2016 – nadat rechters besloten niet meer mee te werken en de Nationale ombudsman vele woedende rapporten schreef – is het gijzelen door algoritmes stopgezet.
Hé Sander, wat wil jij eigenlijk?
Murw gebeukt door de incassomachine klopt Sander dan uiteindelijk aan bij de schuldhulpverlening. Die zijn blij dat ze hem niet hoeven te helpen. Sander is namelijk een moeilijk geval. Als je hem wegstuurt met een checklist van vier A4’tjes aan voorwaarden en verplichtingen, komt hij nooit meer terug. En dat is mooi, want dan telt hij ook niet mee in de prestatiecijfers.
Kortom: de systemen die we in Nederland hebben opgetuigd, vinden Sanders probleem niet hun probleem. Goddank zijn er duizenden professionals met beroepseer, mensen die buiten de lijntjes kleuren om te doen wat nodig is.
En dan nog één ding. Wat mij aan Sanders gruwelijke verhaal nog het meeste opviel is dat niemand ooit die ene, o zo simpele vraag aan Sander heeft gesteld: wat denk jij eigenlijk dat je nodig hebt?
Als ik het hem vraag, zeven jaar nadat alle ellende begon, zeven jaar nadat de overheid tienduizenden euro’s heeft besteed aan het opsluiten en behandelen, betuttelen en dresseren, beboeten en vernederen van deze medeburger, dan zegt Sander vooral bestaanszekerheid te missen.
Een huis. Een inkomen. Een baan. En ja, misschien iemand die af en toe langskomt om te kijken of hij niet weer van het padje is.
Maar juist die bestaanszekerheid, waar het de sociaaldemocratie ooit allemaal om begonnen is, brokkelt steeds verder af.
En het bizarre is dat de PvdA een hoofdrol heeft gespeeld in het sloopwerk.
Toen de PvdA de bestaanszekerheid sloopte
Het is 2009. De crisis is net begonnen. Een mooi moment, moet de PvdA hebben gedacht, om het moeilijker te maken voor jongeren om een uitkering te krijgen. Dat heet dan natuurlijk: Wet investeren in jongeren.
Staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA) legde uit wat de bedoeling was: ‘Alle jongeren die niet actief zijn moeten een duidelijk signaal krijgen dat men op jonge leeftijd moet werken of leren voor zijn toekomst.’
Tot je zevenentwintigste krijg je geen bijstandsuitkering meer, maar een ‘werkleeraanbod met inkomensvoorziening’. Een fijne bijkomstigheid: de overheid bespaart daarmee 143 miljoen euro per jaar.
Onmaatschappelijk gedrag – niet werken, niet leren – moet worden bestraft. Maar waarom zoeken die jongeren dan geen werk en hebben ze geen opleiding? Zijn ze lui en ongemotiveerd? Of is er iets anders aan de hand?
De mensen die buiten de boot vallen, zie je in beleidsdocumenten niet meer terug
Eén ding is zeker: veel van deze jongeren hebben een zwaar leven achter de rug. Bijna de helft van de jongere bijstandsgerechtigden heeft een achtergrond in de jeugdzorg.
Maar goed, de wet wordt ingevoerd. En dan begint de ellende pas echt.
Uit onderzoek van het Centraal Planbureau blijkt dat er maar liefst 24 procent minder jongeren de bijstand in zijn gekomen.
Vergis je niet: die jongeren vonden niet vaker werk, en volgden ook niet vaker een opleiding. Het enige wat Klijnsma heeft bereikt, is dat duizenden jongeren zijn verdwenen in een zwart gat.
Want wat zal er zijn gebeurd? Zwart werk? Schulden? Criminaliteit? Dakloosheid? Wie zal het zeggen. De mensen die buiten de boot vallen, zie je in beleidsdocumenten niet meer terug, hooguit als restcategorie: ‘Uitstroom naar onbekend.’
Gevolg: waanzin, vernedering, verspilling
Misschien is het goed als ik hier nog even in herinnering roep waar de bijstand ooit voor bedoeld was.
In 1963 wist onze eerste vrouwelijke minister Marga Klompé (KVP) de Algemene bijstandswet door de Tweede Kamer te loodsen. Voortaan was een leven zonder armoede niet langer, zo schreef ze, ‘een zaak van barmhartigheid, maar van recht’. En de uitkering moest vooral niet te karig zijn. ‘Een bloemetje op tafel hoort erbij’, vond Klompé.
Dat bloemetje dat kun je inmiddels wel vergeten: de bijstand ligt vaak onder de armoedegrens.
En van een recht is al helemaal niet meer te spreken. De bijstand is volgehangen met voorwaarden en verplichtingen. Zo bestaat inmiddels een identificatieplicht, een arbeidsplicht, een inlichtingenplicht, een budgetteringsplicht, een medewerkingsplicht, een taaleis en een tegenprestatie.
En al die verplichtingen moeten natuurlijk gehandhaafd worden. Daarvoor hebben we een gigantisch controleapparaat opgetuigd.
Ook hier geldt: ik zou u tientallen voorbeelden kunnen geven die allemaal binnenstroomden in mijn mailbox.
Maar ik laat het bij één verhaal, waar eigenlijk alles wel in zit. De waanzin. De vernedering. De verspilling.
Kijk maar eens naar Anna en Germaine
Het begon met een paar anonieme meldingen bij de gemeente Heerhugowaard. ‘Al meer dan zes maanden woont een neger op nummer veertien’, vertelde een buurtbewoner. ‘Het betreft een neger’, bevestigde een tweede. ‘Een onsympathiek figuur met veel praatjes.’
De gemeente besloot onmiddellijk poolshoogte te nemen bij Anna, die op nummer veertien woonde. Er werd een camera opgehangen om te observeren hoe de voordeur van de woning werd geopend en er, ik citeer uit het dossier van de sociale recherche, ‘een donker gekleurde man naar buiten kwam om in een groene Mitsubishi te stappen’. De ambtenaren noteren: ‘Het haar van de man zit strak achterover en hij lijkt een dun staartje te hebben.’
Na een jaar onderzoek weet de gemeente genoeg. Er woont ene Germaine op nummer veertien.
Wat hadden Anna en Germaine eigenlijk misdaan?
Het is tijd voor actie. Anna heeft net haar zoontje naar school gebracht als de politie met loeiende sirenes voorrijdt. Tijdens de inval in haar woning treffen de agenten ‘bewijsstukken’ aan: herenkleding, giroafschriften waaruit blijkt dat Anna en Germaine, ik citeer, ‘samen gebruikmaken van de diensten van een escortdame’, en dagboeken, waarin Anna seksuele dromen met Germaine heeft opgetekend.
Dan nu de grote vraag: wat hadden Anna en Germaine eigenlijk misdaan?
Ze woonden samen, althans dat vond de sociale dienst. En dit was nooit aangegeven op het ‘rechtmatigheidsonderzoeksformulier’.
Het gevolg? Anna’s uitkering werd stopgezet en ze moest drie jaar aan bijstand à 49.362 euro terugbetalen. Op haar schamele bijstandsinkomen betekent dat nog maar 82 jaar aflossen – een fraudeschuld komt namelijk niet in aanmerking voor schuldsanering.
We maken wetten voor de uitzondering
Anna en Germaine zijn een schrijnend voorbeeld van de kloof tussen de systeemwereld en het echte leven. Want natuurlijk bestaat er een schemergebied tussen ‘alleenstaand’ en ‘samenwonen’. Anna heeft een soort van vriend, die komt enkele dagen per week over de vloer, maar ja, woon je dan samen? Germaine had in de tussentijd nog een kind verwekt bij een andere vrouw – wil je daar dan mee samenwonen? Wil je daar financieel afhankelijk van zijn?
Voor de sociale dienst was ‘samenwonen’ een administratieve handeling, voor Anna was het een emotionele beslissing.
Na bezwaar en hoger beroep – we zijn dan een jaar verder – krijgt Anna gelijk. Het leven van haar en haar zoontje is dan al op z’n kop gezet, ambtenaren hebben haar dagboeken gelezen en er zijn honderden uren besteed aan een bizarre heksenjacht.
Kortom: we behandelen mensen van goede trouw als oplichters en fraudeurs. Twee bestuurskundigen kwamen na inspectie van honderden fraudedossiers zelfs tot de conclusie dat in slechts één derde van de gevallen sprake was van doelbewuste fraude.
Bij de rest was bijna altijd sprake van onkunde of onwetendheid.
In de krant lezen we over Bulgarenfraudes, maar niet over de Anna’s van Nederland, die door de Nederlandse overheid worden achtervolgd en lastiggevallen. En dat terwijl uit cijfers van de Inspectie voor Sociale Zaken blijkt dat bij nog geen procent van alle uitkeringen sprake is van fraude.
Minister Klompé draait zich om in haar graf.
Al in 1963 wilden sommige partijen de bijstand volhangen met verplichtingen en sancties. Maar daar was Klompé mordicus tegen. Iedere bevolkingsgroep moest met opgeheven hoofd om hulp kunnen vragen. In haar woorden: ‘Ik wilde er niet van uitgaan dat wie een beroep doet op bijstand een fraudeur is. Dat mag je de 99 procent van de mensen die het goed doet niet aandoen.’
Helaas maken we in Nederland de wetten niet voor die 99 procent, maar voor de 1 procent.
In plaats van oplossingen, zetten we in op symptoombestrijding
Ook het afgelopen kabinet realiseerde zich dat er gaten in ons sociale vangnet zijn ontstaan.
En dus is er nog harder ingezet op symptoombestrijding.
Neem de honderd miljoen euro die Jetta Klijnsma in 2016 beschikbaar stelde voor arme kinderen. Hun ouders hebben geen geld, daarom kunnen de kinderen niet op schoolreisje, volgen ze geen muziekles en gaan ze niet naar een sportvereniging.
Dus geven we kinderen voor 100 miljoen euro aan muziek, sport en schoolreisjes.
Althans, dat hopen we. Want die ouders moeten eerst hun weg vinden naar deze nieuwe toevoegingen aan het inmiddels toch al rijke arsenaal aan armoederegelingen. De gemeente Amsterdam heeft er minstens vijfendertig.
Uit een enquête onder arme Amsterdammers bleek dat de meerderheid geen enkele van deze regelingen kan noemen. Dus veel van het armoedegeld blijft op de plank liggen, zoals onderzoek na onderzoek uitwijst.
En om al die formulieren te verwerken en op rechtmatigheid te toetsen, hebben we ook een peperdure ambtelijke tussenlaag nodig. Zomaar een voorbeeld: de gemeente Enschede, waar een Rekenkamerrapport over moest constateren dat voor elke euro armoedegeld 38 cent naar uitvoerende ambtenaren ging.
En hebben kinderen wel echt een schoolreisje nodig? Heeft iemand het die kinderen ooit gevraagd?
Jazeker, de Kinderombudsman heeft dat gedaan. Kinderen vertelden haar dat ze zich vooral ongelukkig voelen. Omdat hun ouders geen tijd voor ze hebben en permanent gestrest zijn. Want dat doet armoede met mensen.
En zo blijven we de gaten in het vangnet beplakken met goedkope ducttape. Waardoor een wildgroei ontstaat aan formulieren, loketten en regelingen.
De Nationale ombudsman liet een paar jaar geleden zien dat een alleenstaande moeder met twee kinderen, een huurwoning, deeltijdwerk en een aanvullende bijstandsuitkering maar liefst tachtig betalingen ontvangt van acht instanties, waarvoor ze ieder jaar achttien formulieren moet invullen.
Dit is waanzin.
Steeds meer mensen die zichzelf overbodig maken
Ik kan je vertellen: mijn financiën zijn een stuk overzichtelijker. En ik heb een oom die me helpt bij de belastingaangifte (die ik steevast te laat doe). Als je arm bent, dan heb je die hulp niet, terwijl de consequenties vele malen groter zijn. Want je zou maar zo’n formulier verkeerd invullen – voor je het weet ben je een fraudeur.
Inmiddels investeren gemeenten, ik verzin dit niet, dan ook in ‘formulierenbrigades’. Zoals de naam al doet vermoeden: dit zijn mensen die mensen helpen formulieren in te vullen.
En dan is er nog de semipublieke groeimarkt van bewindvoerders. Inmiddels hebben maar liefst 255.000 Nederlanders de controle over hun geldzaken uit handen moeten geven aan een al dan niet deskundige derde.
Ooit waren het alleen psychiatrische patiënten en demente ouderen die onder bewind kwamen, nu zijn het steeds vaker mensen die het overzicht zijn verloren. En wie kan het ze kwalijk nemen.
Ondertussen betalen gemeenten de rekening. In 2015 waren ze maar liefst 115 miljoen euro kwijt aan het betalen van bewindvoerders. Bijna een verdubbeling ten opzichte van tien jaar eerder.
Wat zegt dit over onze verzorgingsstaat? Wat zegt het dat de overheid honderden miljoenen per jaar besteedt aan mensen die onze armlastigen door het doolhof van de verzorgingsstaat gidsen?
Het houdt ook niet op. In een SER-rapport over armoede in Nederland werd voorgesteld om een ‘armoederegisseur’ aan te stellen. Fijn, een armoederegisseur, nog een hulpverlener die kan aanschuiven tijdens het ‘netwerkoverleg’ met de bewindvoerder, veldregisseur, jeugdregisseur, wijkregisseur, gezinsregisseur, participatieregisseur, maatschappelijk werker, consulent jeugd, re-integratieconsulent, verslavingsarts, wijkcoach, gezinscoach, jobcoach en schuldhulpverlener.
Dat is een prijzig kopje koffie.
Al die hulpverleners willen mensen blijkbaar ‘zelfredzaam’ maken, zodat hun werk overbodig wordt. Maar dan heb ik een simpele vraag: hoe kan het dat steeds méér mensen bezig zijn zichzelf overbodig te maken?
'De patiënt ligt er prima bij'
Als ik me iets realiseerde in al die maanden dat ik onderzoek deed naar de Nederlandse schuldenindustrie, dan is het hoeveel geluk ik heb gehad.
U moet weten: ik was ooit een grootverbruiker van softdrugs. Rond mijn 23ste waren mijn voornaamste wapenfeiten een havodiploma en een Troll Shaman op level zeventig in het computerspel World of Warcraft.
Als mijn moeder me niet had geholpen, mij geen onderdak had geboden, en de rekeningen niet had betaald, dan was ik nu misschien wel zo’n Klijnsma-jongere. Of een Sander.
Als middenklassekind leer je bij maatschappijleer dat we in Nederland een verzorgingsstaat hebben. Maar ik heb zo veel mensen gesproken voor wie die verzorgingsstaat er niet is.
Mensen voor wie de overheid niet de vriend, maar de vijand is.
Een versie van deze tekst verscheen eerder op De Correspondent en is in 2017 uitgesproken als de Den Uyl-lezing.