Onschuldige loopneus? Laat je toch maar testen, zegt viroloog Marion Koopmans

Lex Bohlmeijer
Correspondent Goede gesprekken
Foto: Marijn Smulders (voor De Correspondent)

Vier maanden na het ingaan van de lockdown lijkt het goed te gaan: het virus houdt zich rustig, de coronamaatregelen zijn drastisch versoepeld, mensen gaan weer op vakantie. Maar dat we elkaar weer ontmoeten, brengt ook nieuwe besmettingsrisico’s met zich mee. Hoe dichtbij is die gevreesde tweede golf? Tijd om weer te praten met Marion Koopmans, viroloog.

Het is de dat ik Marion Koopmans spreek in de afgelopen vier maanden. Ze is hoofd van de afdeling Viroscience van het Erasmus MC en lid van het Outbreak Management Team. Ze heeft een nuchtere kijk op de dingen, en dat paart ze aan een grondig inzicht in het wetenschappelijke onderzoek.

Dus, een prettige gesprekspartner in verwarrende tijden. Iemand die niet pretendeert meer te weten dan ze weet en tegelijk geduldig alle mogelijke vragen probeert te beantwoorden. En dat levert dan toch weer inzichten op die wat houvast kunnen geven, zeker in een periode waarin allerlei leken zich mengen in de discussie en de berichten ronduit tegenstrijdig zijn.

Waar we het over gaan hebben

Ik heb met hulp van jullie weer een heleboel vragen verzameld voor deze derde ronde. Voor de helderheid heb ik die ondergebracht in een viertal categorieën.

  1. In de eerste plaats zijn er vragen over de staat van het virus zelf. Dat betreft (nog steeds) de wijze van verspreiding en de mate van besmettelijkheid. Daar hoort een serie concrete vragen bij. Het belangrijkste wat mij betreft, is de tegenstelling tussen buiten en binnen. Hierbij zullen de vermaledijde aerosolen ter sprake moeten komen. Alsmede ventilatiesystemen en wat het betekent voor het weer buitenshuis werken.
  2. Een tweede genre vragen gaat over onze houding als samenleving. Er is een opvallend contrast tussen laksheid en angst. Wat is juist? Of moeten we mensen een beroep laten doen op hun gezond verstand? En – ook pregnant – wordt er niet met verschillende maten gemeten, ten aanzien van de luchtvaart, verpleeghuizen en demonstraties bijvoorbeeld?
  3. Veel vragen vallen onder te brengen onder het kopje wetenschap: is er baanbrekend onderzoek, welk onderzoek is valide, is er langzamerhand een globaal beeld te schetsen van de ontwikkelingen? Anders gezegd: welken landen doen het het beste? En waarom?
  4. En tot slot: wat zijn de verwachtingen? Dan kun je het hebben over testcapaciteit, een corona-app en vaccins. En ook – nog verder weg – hebben we iets geleerd over de omgang met nu nog onbekende nieuwe virussen en eventuele pandemieën?

Bovendien is er nieuws. Deze week is bekend geworden dat Marion Koopmans een grote Europese onderzoeksgroep gaat leiden, VEO (Versatile Emerging infectious diseases Observatory). Deze onderzoeksgroep gaat op zoek naar een manier om een nieuwe pandemie vroegtijdig te detecteren. Twintig onderzoekers uit twaalf verschillende landen bundelen de krachten. Er is 15 miljoen euro mee gemoeid, voor vijf jaar. Het is de bedoeling te voorkomen dat we nog een keer zo overrompeld worden als nu. Het is gisteren bekendgemaakt, ook daar horen we uit de eerste hand meer over.

Is het zo, vraag ik, op zoek naar een beeld voor wat ze aan het doen is, dat ze als een rechercheur jacht maakt op een seriemoordenaar?

‘De biologie kent het begrip red queen hypothesis. Dat komt uit Alice in Wonderland, het is een figuurtje dat hard moet rennen om voor te blijven. Dat is het beeld dat ik heb voor waar ik vooral mee bezig ben. Kijken, wat gebeurt er en wat kunnen we hier vanuit de wetenschap aan bijdragen? En hoe doen we dat zo snel en zo goed mogelijk?’

Maar je loopt toch juist achter iets aan?

‘Je probeert wel vooruit te denken, stappen vooruit; hoe zit het met de immuniteit, waar moeten we op gaan letten als er vaccinatie komt, wat zijn de mogelijkheden voor plasmabehandeling, zijn er wellicht alternatieven voor de bron- en contactopsporing zoals we die nu doen? Dus toch een beetje vooruitdenken.’

‘Het is er nog. Het circuleert nog. We zien het hier en daar een beetje toenemen. Op dat er inmiddels is, zie je verschillen in Nederland. Als het virus verdwijnt zou dat het eerst in Noord-Nederland zijn. Maar het wordt her en der doorgegeven, dus ik verwacht niet, zeker met de versoepelingen, dat het terug zal gaan naar nul. Ook omdat mensen op vakantie gaan, weer terugkomen. De GGD registreert dat, of mensen op vakantie zijn geweest. Je ziet daar nu uit de teststraten de eerste positieven komen. Dus ik verwacht dat het door blijft sukkelen.’

Verwacht je ook dat er binnen twee weken, vanwege de versoepelingen en de vakanties, een opleving komt?

‘De kans dat je het virus tegenkomt is klein. Het hangt van het toeval af of je iets krijgt wat groter wordt. Dat is geen wetmatigheid. Als er bij een feest op een camping toevallig een paar positieven tussen zitten, dan kun je zomaar ineens een opleving hebben. Als het blijft bij her en der hier eentje en daar eentje, dan is dat prima bij te houden voor de GGD. Dan hoeft dat dus niet te leiden tot een heropleving; het is echt afhankelijk van toevalstreffers nu.’

Ik denk echt dat die tweede golf er kan komen en dat we ons niet te rijk moeten rekenen. Maar we kunnen zelf veel doen

Mijn lekenintuïtie zegt: we zitten er nu met z’n allen bovenop. Als het al opnieuw uitbreekt, dan kunnen we dat veel sneller in kaart brengen.

‘Dat hoop ik ook. De vraag die je veel hoort is: hoe zit het met die tweede golf? Ik denk echt dat die er kan komen en dat we ons niet te rijk moeten rekenen. Maar we kunnen zelf veel doen. Er zijn allerlei systemen om te meten, te testen, waar zit het virus? Waar ik me zorgen over maak, is of mensen dat überhaupt zullen gaan opzoeken. Dat horen we ook van de gedragswetenschappers van het RIVM. Als je mensen vraagt: laat je je testen als je klachten hebt?, dan zegt een groot deel: nou nee.’

Hoe komt dat?

‘Misschien omdat mensen denken dat dat virus toch zo ver weg is. Of omdat ze denken: ja, maar ik heb een loopneus, dat is geen corona. Dat is dus gevaarlijk. Want dat weten we niet. Zolang je niet test, weet je het niet. En het klopt dat er een heel kleine trefkans is. Ongeveer 1 op de 500 mensen die getest worden heeft het virus bij zich. In die zin hoef je je dus niet al te veel zorgen te maken. Maar het is een belangrijk deel van ons waarschuwingssysteem dat mensen zich wel blijven laten testen.’ 

Een angst is dat het virus al bezig is zich te muteren. Zo ontsnapt het door de mazen van het net. Daarom heb ik dat beeld van de jacht: het is al verdwenen in een andere gedaante.

‘Ja, het virus muteert. Het muteert bij maar het gedraagt zich niet anders. Dit virus heeft geen mutaties nodig om gemakkelijk te verspreiden. Het gaat wel spelen als er een vaccin komt, of als bepaalde geneesmiddelen ingrijpen op een deel van het virus. Dan is de vraag: werkt het vaccin nog wel voor de variant die er dan is? Dus dat moeten we goed in de gaten blijven houden en dat gaat ook georganiseerd worden. Er was vorige week in Kazachstan een melding van iets nieuws, een longontsteking die niet verklaard kon worden als corona. Het was een bericht vanuit de Chinese ambassade in Kazachstan.’

Dan gaan alle alarmbellen af? 

‘Het zou in deze tijd gek zijn als het geen corona was. Dus denken we: is dit niet een virus waar de testen niet goed meer op passen? We checken dat bij reizigers uit Kazachstan en die gegevens sturen we weer terug. Dat soort dingen gebeuren nu wereldwijd.’ 

Waarom doe je buiten zo moeilijk, zeggen sommige mensen. Nou, omdat er buiten, zeker in het drukbevolkte Nederland, situaties zijn waarin mensen dicht bij elkaar komen

Het virus verspreidt zich via de handen en via druppels, als je niest en hoest. Er lijkt een verschil te bestaan tussen binnen en buiten als het gaat over het risico van besmetting, is dat zo? 

‘Ja, dat zeiden de Chinezen al vrij vroeg. Zij zagen clusters in huishoudens en aanvankelijk ook in ziekenhuizen waar mensen niet beschermd waren. Verder vonden zij het niet zo besmettelijk (ik krijg nu wat naar mijn hoofd als ik dat hardop zeg). Toch blijft dat beeld overeind. Dat blijkt ook uit het bron- en contactonderzoek van de GGD. De bron is vaak binnen een huishouden. Logisch, want je zit dichter bij elkaar en je hebt lange contacttijden dus lang gelegenheid tot overdracht. Waarom doe je buiten dan zo moeilijk, zeggen sommige mensen. Nou omdat er buiten, zeker in het drukbevolkte Nederland, situaties zijn waarin mensen dicht bij elkaar komen. Het onderscheid is te klein om te zeggen dat je buiten geen maatregelen hoeft te nemen. Ik vind dat zelf in ieder geval riskant.’

Klopt het verhaal van de aerosolen, dat kleine vochtdeeltjes in de lucht meer dan we denken zorgen voor besmetting?

‘Het klopt dat aerosolen een rol kunnen spelen. Wat we echt niet weten – daar ben ik stellig in – is hoe belangrijk die rol is. We kennen voorbeelden van aerosol-genererende handelingen. Bijvoorbeeld het vernevelen van geneesmiddelen in ziekenhuizen. Dan creëer je aerosolen, dan creëer je een risico, dat is bekend. De vraag is, hoe belangrijk is dat in het geheel der dingen? Het RIVM heeft een literatuuroverzicht gemaakt. Hoe zit het met praten? Ja, er worden druppels gegenereerd. Hoe zit het met hoesten, niezen? Ja, er worden druppels gegenereerd en aerosolen. Het is niet het ene wel en het andere niet. Het is altijd een gradiënt. Maar in de literatuur zie je dat er tussen dichtbij praten en niezen een verschil zit van een factor duizend in volume van de druppels! Dat is een groot verschil in de kans dat het een probleem wordt.’ 

‘De stelligheid over aerosolen is gebaseerd op modelstudies in China die gebruik maakten van gegevens uit de vroege fase van de pandemie. Mensen met milde klachten werden daar niet meegerekend. Daardoor blijft het onduidelijk. Ja, verspreiding via aerosolen is mogelijk, maar hoe belangrijk is het in het geheel? Uit contactonderzoek op plekken met een beperkte introductie van het virus blijkt het met de klassieke ‘druppel- en hygiënemaatregelen’ gestopt te zijn. Dat zou niet gewerkt hebben als die aerosolverspreiding een belangrijk onderdeel was geweest.’

De tendens is wel dat besmetting vooral binnen gebeurt. Dus fixeren mensen zich op ventilatie, airconditioning, de kwaliteit van luchtfilters. Kun je daar winst mee boeken? 

‘Ik weet weinig van ventilatie, maar kenners zeggen dat je goede en minder goede ruimteventilatie hebt. Dus is het advies: zorg dat je aan de bouwnormen voor ventilatie voldoet, zeker bij instellingen. Zorg voor verversen: ramen open, deuren open. Maar als wetenschapper zeg ik: het is ongelofelijk lastig om daar harde evidence voor te vinden. In mijn team [aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam] zitten mensen die de overdracht via druppeltjes onderzoeken. In een diermodel, in fretten. Zij proberen dat nu voor elkaar te krijgen met betrekking tot de langere afstanden, de aerosolen. Dat is verschrikkelijk ingewikkeld. Want als je het ziet bij fretten, is dat dan relevant voor mensen? Een andere onderzoeksgroep in het ziekenhuis probeert dat te doen bij kinderen die griep hebben of het RS-virus. Dat is een andere luchtweginfectie waar zeker jonge kinderen behoorlijk benauwd van kunnen raken. Dan hebben zij veel virus bij zich, maar toch hebben de onderzoekers de grootste moeite om zelfs naast zo’n kind het virus te vangen. Laat staan dat ze het virus kweken, want je moet ook nog weten of dit virus wel besmettelijk is. Dus de vraag is heel legitiem, het beantwoorden door solide onderzoek is verschrikkelijk ingewikkeld. En daar hebben we last van in de discussie.’ 

Is het dan nog steeds verstandig om bijvoorbeeld kantoorruimtes te vermijden?

‘Ik denk het wel. De basisvaardigheid zit ’m in de afstandsregel en de hygiëne. Kantoor- en werkomgevingen zijn plekken waar veel mensen bij elkaar komen. Als veel mensen weer buitenshuis gaan werken, dan loopt ook het openbaar vervoer voller. De liften zijn voller. Het is dus een combinatie van momenten waarin steeds meer mensen bij elkaar komen, wat risicoverhogend werkt.’

Je zou het moeten doseren?

‘Ja. Daar zijn we ook mee bezig. Mijn hele afdeling heeft thuis gewerkt, behalve de mensen die aan corona werken. Nu vragen we ons af, hoe kunnen we het zo doen dat we niet alles volzetten. Maar zo dat mensen elkaar ook weer eens kunnen zien. Met een rooster. Van die groep is iedereen er vandaag. We hebben een grote ruimte, waarin we gewoon weer eens face to face kunnen overleggen. Want daar is iedereen wel weer aan toe.’

Bij jongeren lijkt het gevoel te ontstaan “dit gaat niet over ons”. Dat is begrijpelijk maar het is niet waar

Er is een scherp contrast tussen aan de ene kant mensen die bijna onverschillig en laks zijn en daar tegenover mensen die juist erg behoedzaam, op het angstige af zijn. Wat is de juiste houding? 

‘Voor een deel heeft dat te maken met welk risico mensen hebben. Oudere mensen zijn natuurlijk behoedzamer dan jongere mensen. Dat is terecht. Idealiter ga je toe naar een situatie waarin iedereen weer wat kan bewegen. Maar rekening-houdend-met… je merkt dat mensen daarin verschillen. Bij jongeren lijkt het gevoel te ontstaan “dit gaat niet over ons”. Dat is begrijpelijk maar het is niet waar. Dit is niet alleen een infectie van oude, zwakke mensen. Het is een infectie die breed mensen treft. We ontdekken nog steeds nieuwe dingen, ziektebeelden die niet een longontsteking zijn, maar neurologische klachten, gevolgen van effecten op de bloedstolling bij relatief jonge mensen. Dus ik zou er echt niet mee spotten.’ 

En die grote angst aan de andere kant, is die gerechtvaardigd, of moet je dat ook relativeren? 

‘Ik vind het begrijpelijk, maar je moet leren omgaan met het risico. Kijk, ook van de mensen die hoesten en proesten en die getest worden is maar 1 op de 500 positief. Dat betekent dus niet meteen dat als je iemand tegenkomt die verkouden lijkt, dat het dan gebeurd is.’

Wat is dan het verstandigste? Ik las een brief van een huisarts die pleit voor gezond verstand gebruiken. Ik vraag het ook omdat het soms lijkt – en dat knijpt – alsof er met verschillende maten wordt gemeten per sector. Concertzalen mogen nog steeds mondjesmaat mensen toelaten. Verpleeghuizen zitten voor een groot deel dicht. Maar de KLM mag weer vliegen, ‘hoe idioot!’.

‘Voor de virusverspreiding gelden dezelfde regels voor iedereen, wat mij betreft. Wat betreft het risico dat je durft te nemen: dat verschilt per persoon, want de impact verschilt. Als ik naar mijn ouders van 91 ga, dan moet ik echt voorzichtig zijn.’ 

Wat betekent dat? Dat je ze niet omhelst?

‘Dat klopt, dat doe ik nog steeds niet.’ 

Het gaat goed zolang het goed gaat. En het leven is risico’s nemen. Als je de deur uit stapt kan er ook wat gebeuren

Ik doe dat wel bij mijn moeder, die 93 is. Met dit soort verschillen moet je leven, op grond van je ervaring of je persoonlijkheid. Of je gezond verstand. 

‘Het gaat goed zolang het goed gaat. En het leven is risico’s nemen. Als je de deur uit stapt, kan er ook wat gebeuren. Dat is de portie gezond verstand. Maar ja, het is nu wel een beetje zoeken. De basisregels zijn echt niet anders voor iedereen. Maar je merkt dat de economie harder begint te knellen en dat leidt tot tegenstellingen. Dat is ook begrijpelijk. Sommigen zeggen: de economie gaat meer levens kosten dan die hele corona! Daar worden keuzes in gemaakt die niet altijd de mijne zijn. Moet je per se vliegen?’

Moet je per se willen vliegen, als ik het jou op de vrouw af vraag? 

‘Ik heb het niet voor het zeggen. Als het gaat om het risico dat je wilt nemen, vul je dat dan in met vliegen en op vakantie gaan, of vul je die ruimte zo in dat de verpleeghuizen weer open kunnen. Dat zijn lastige maatschappelijke keuzes die ik niet kan maken.’

Wij kunnen als mensen wel zelf de verantwoordelijkheid nemen. Ook al is er een economisch belang om de KLM te steunen kun je als burger zelf zeggen: ik ga niet vliegen.

‘Dat zijn individuele keuzes die iedereen kan maken. Je kunt op vakantie gaan en rekening houden met het risico. Weet ik hoe het er daar voor staat? Weet ik waar ik moet zijn als ik me niet goed voel? Je kunt ook op vakantie gaan en zeggen: nou, mij maakt het niet uit, ik ga gewoon lekker naar een dichtbevolkt resort en feesten. Dat zijn keuzes.’ 

In Florida dachten ze: die sterfte, dat stelt niks voor. Nu begint het op te lopen, de verspreiding is op gang en nu is het niet meer tegen te houden

Maar die hebben wel een maatschappelijke betekenis.

‘Het is belangrijk om weer een beetje te kunnen leven, dat is duidelijk. Maar je zult mij niet horen zeggen dat het risico verwaarloosbaar is, want dat is gewoon niet zo. Kijk wat er in de VS gebeurt. Daar zijn ze echt te vroeg afgeschaald. In Florida dachten ze: die sterfte, dat stelt niks voor. Nu begint het op te lopen, de verspreiding is op gang en nu is het niet meer tegen te houden. De ziekenhuizen liggen vol. Ik denk dat ze daar met code zwart te maken gaan krijgen.’ 

‘Het is een lastige balans tussen wat kan en wat niet. Ik denk wel dat de uitgangspositie nu veel beter is dan in februari, met alles wat er klaar is: testen, (rioolwater)monitoring, de teststraten. Maar we kunnen ons niet alles permitteren of alles zomaar loslaten.’ 

Burgers vergelijken landen graag met elkaar. Is er vanuit de wetenschap na vier maanden een globaal inzicht? Heeft het zin om te vergelijken en voorbeelden te stellen? 

‘Deze discussie gaat vooral over de vraag welk land het het beste gedaan heeft. Ik vind dat voorbarig. Want we zijn nog helemaal niet door de pandemie heen. De voorsprong die Duitsland had wat betreft testen, heeft geholpen. Duitsland zat als snel in de situatie die wij nu hebben: je hebt een aantal gevallen die je gemakkelijk aankan met al je bron- en contactopsporing.’

Zijn wij daarin nalatig geweest, in het vermogen om te testen?

‘We zijn er later in geweest, niet nalatig. Er was simpelweg een tekort aan van alles en nog wat. Duitsland was de eerste. De fabrikanten van zeldzame spullen stuurden die naar Duitsland, want daar waren gevallen. Wij konden ze daarna niet meer krijgen. Dat soort mechanismen heeft een rol gespeeld. Het is een harde les dat de economische verwevenheid van de wereld een enorme kwetsbaarheid is. Het dichtgaan van Wuhan en later China voor internationale transporten heeft hier enorme tekorten opgeleverd van spullen die we hard nodig hadden voor de bestrijding. Dat zal in de toekomst anders moeten.’

Zijn de epidemieën anders geweest? Zijn er verschillen in sterftecijfers?

‘Er zijn twee dingen die je nodig hebt: je moet weten hoeveel mensen deze infectie hebben gehad. Daarvoor moet je meer bevolkingsonderzoek doen met gestandaardiseerde bloedonderzoeken, ook bij mensen zonder klachten. Dan weet je hoeveel mensen het hebben gehad. En je moet weten hoeveel mensen in diezelfde periode zijn overleden, hoeveel hebben in het ziekenhuis gelegen, enzovoort. Deze vergelijkingen zijn er nog niet. Daar is betrouwbaar onderzoek voor nodig.’

Heb jij zelf in vier maanden tijd belangrijke wetenschappelijke inzichten moeten bijstellen?

‘Het belangrijkste was: hoe ziet de piramide eruit? Wat zit er allemaal onder de ernstige gevallen? We hebben geleerd hoe belangrijk de milde verspreiders zijn. Dat is echt anders dan met en En ook de beperkte immuniteit. Het heeft me niet zozeer verrast, maar het heeft wel bevestigd dat het helemaal niet zo ver af zit van de eerste schattingen die we uit China hoorden.’

Er is een geringe opbouw van immuniteit? 

‘Dat, maar ook hoeveel mensen het virus gehad hadden. We dachten eerst, wat je ziet in Wuhan betekent dat het ver verspreid is, maar dat melden ze niet. Wuhan heeft inmiddels zo’n bloedonderzoek gepubliceerd waaruit blijkt dat maar 4,5 procent van de mensen de infectie heeft gehad. Dus, met een relatief beperkte verspreiding is er een enorme impact.’ 

Collega-correspondent Michiel de Hoog wees mij op de begripsverwarring rond asymptomatisch en presymptomatisch. Kun je dat onderscheid nog eens helder uitleggen? 

‘Presymptomatisch betekent voorafgaand aan het symptomatisch zijn. Het betekent dat de infectie eraan zit te komen. Het begint te kriebelen maar het is nog niet echt symptomatisch. En morgen zeg je: o, nou weet ik waarom ik me gisteren niet fit voelde. Asymptomatisch betekent dat je de infectie hebt, maar je merkt er niks van.’

Dat maakt onderzoek lastig, lijkt me, als veel mensen geïnfecteerd zijn, maar geen klachten hebben.

‘Dat is niet ongewoon voor infecties. Bij polio heeft maar 1 op de 500 mensen merkbaar klachten. Het kan dus erg ondergronds gaan. Bij SARS en MERS was het percentage zonder klachten juist laag. Daar zit je mee aan het begin van zo’n nieuwe uitbraak: waar zit deze nou?’ 

Waar zit-ie? 

‘Ruim de helft is asymptomatisch, denk ik nu. Dat is gebaseerd op een studie naar En er is een nieuwe publicatie over een van de dorpen in Italië die op slot zijn gezet en waar een heleboel mensen zijn getest. Een fors deel van de mensen merkt er eigenlijk niks van. Hoe erg die mensen het verspreiden, weten we nog steeds niet goed. Daar hebben we virus-genetisch onderzoek voor nodig.’ 

Zou de ontwikkeling van een app juist hierbij kunnen helpen?

‘Dan ga je ervan uit dat de asymptomatische gevallen belangrijk zijn in de verspreiding en dat is dus de vraag. Ik denk dat het interessant is om te verkennen als iets wat helpt om mensen alert te houden. Bijvoorbeeld bij mensen die niets moeten hebben van het gedoe met een GGD-teststraat. Er was veel te doen die automatisch zeggen waar je zit en wie je bent. Er zijn apps in het buitenland waarbij dat volledig geanonimiseerd kan. Dat moet je willen vertrouwen, ik weet het niet, ik ben geen kenner.’

Een bron bij de Autoriteit Persoonsgegevens zegt dat dat niet bestaat. Dat kan niet anoniem zijn.

‘Ja, dat is lastig. Dan is de vraag: wie krijgt die gegevens? Als het gaat om verkeer van mijn telefoon naar degene met wie ik contact heb gehad, zonder bemoeienis van derden, dan zou ik zeggen: “Ja, waarom niet?” En mensen hebben de vrijheid om te kiezen.’

‘We hadden laatst een weddenschap. Ik heb gezegd 1 december. Er zitten inmiddels negen kandidaat-vaccins in trials

Wanneer is er een betrouwbaar vaccin? 

‘We hadden laatst een weddenschap. Ik heb gezegd 1 december. Er zitten inmiddels negen kandidaat-vaccins in trials. Dus dat gaat hard. Er zijn nog wel veel vragen. Hoe goed is die immuniteit? We horen nu de eerste geluiden dat de immuniteit van de natuurlijke infectie vrij snel terugloopt. Zeker als mensen niet erg ziek zijn geweest. Hoe gaat dat dan met vaccinatie?’

Alle hoop vestigen op een vaccin is ook overdreven? 

‘We weten dat die trajecten complex zijn en dat veel vaccins sneuvelen juist in de fase waar je nu zit, dat je het op grotere schaal moet gaan maken. Ongeveer 1 op de 25 blijft over. Er worden er nu ongeveer tweehonderd bekeken, dus statistisch moet dat lukken. Daarna komt de ingewikkelde vraag: wie ga je vaccineren? Er gaat nooit genoeg zijn voor de hele wereldbevolking dus je moet nadenken over de vraag hoe je dat vaccin gaat inzetten. Wie gaat het het eerst krijgen? Zijn dat die kwetsbare groepen, zijn dat de zorgverleners? Als je het inzet om verspreiding in te dammen dan moet je het misschien wel doen bij de jongeren, de middenvolwassenen die vrijer bewegen. Dat gaat een belangrijke maatschappelijke en politieke discussie worden.’ 

Nog één ding in de categorie verdachtmakingen. Er zijn mensen die zeggen dat het bedrijf waar Hugo de Jonge mee in zee gaat corrupt is.

‘Ik heb geen idee waarom ze dat zeggen. Het vaccin dat daar gemaakt wordt is ontwikkeld door Oxford University. Ik ken die groep als een behoorlijk goeie groep wetenschappers. Sommige mensen willen überhaupt geen vaccin. Die discussie kun je verwachten. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat wij wetenschappers maar ook de politiek niet het beeld laten ontstaan dat er maar wat gedaan wordt met die vaccins, dat er shortcuts genomen worden. Het moet duidelijk zijn dat er kritisch wordt gekeken, er wordt goed getoetst, om in ieder geval een stukje van die onrust weg te kunnen nemen.’

Er is ten slotte ook goed nieuws. Deze week is bekendgemaakt dat je voor vijf jaar een Europese onderzoeksgroep gaat leiden die zich bezighoudt met het vroegtijdig signaleren van pandemieën. VEO: Versatile Emerging infectious deseases Observatory. Wat is dat?

‘Dat is een projectplan dat ik meer dan een jaar geleden met een aantal mensen heb geschreven. Vanuit het idee: we moeten zorgen dat we beter kunnen voorspellen waar de risico’s ontstaan. De eerste toekenningsbrief was er al in januari maar toen hadden we nergens tijd voor.’

Het is niet acceptabel dat we zo achter de feiten aanhollen. Bij elke uitbraak in het verleden, zoals ebola, zeg je achteraf: we hadden het misschien wel kunnen zien aankomen

Is dit baanbrekend onderzoek?

‘Ik hoop dat het baanbrekende inzichten gaat geven. Het is niet acceptabel dat we zo achter de feiten aanhollen. Bij elke uitbraak in het verleden, zoals ebola, zeg je achteraf: we hadden het misschien wel kunnen zien aankomen. Waar zit ’m dat in? Dat gaan we proberen bij de kop te pakken. Vaak is er wel de benodigde kennis, maar die is verdeeld. Wij willen op zoek naar het soort informatie dat helpt om te zeggen: hé, wacht even, gek, hier moeten we op inzoomen. Welke gegevens kun je daarvoor gebruiken? Hoe breng je die gegevens bij elkaar op zo’n manier dat je ze kunt analyseren. Dat is een kant van het verhaal. De andere kant is dat we zeggen: als wij nou eens uitgaan van de belangrijke categorieën waarlangs wij nieuwe ziekten zien ontstaan, dat levert een aantal scenario’s op. Hoe ver zouden we dan komen? Als je bestaande data bij elkaar brengt om vooruit te blikken, wat ontbreekt daar dan nog aan? Kun je dat aanvullen. Bijvoorbeeld met citizen science, wat kunnen we met mensen die zelf gegevens gaan verzamelen? Gericht op bepaalde plekken alles meten wat er te meten valt voor een waarschuwingssysteem.’ 

Met de hoop dat je iets kunt voorkomen? 

‘In ieder geval vroeg detecteren, zodanig dat je nog kunt ingrijpen. In ieder geval vroeger dan we nu doen.’

We zijn als wereld nu overrompeld. 

‘Terwijl we van die dierenmarkten in China al lang weten dat ze een risico vormen. De vraag is: is daar iets veranderd waardoor dit nu net een toevalstreffer is? Hadden we het misschien toch eerder kunnen oppikken als we bijvoorbeeld syndroomsurveillance op die markt hadden gehad? Dat hebben we bij SARS gezien, achteraf. Voordat SARS in beeld kwam, was er al maandenlang een tekort aan twee producten bij een soort drogisterijen in China. Het ene was witte azijn, die wordt gebruikt om schoon te maken. Het andere was een kruidenthee die gebruikt wordt als je longontsteking hebt. Dit was een signaal dat er iets geks aan de hand was en dat mensen dachten dat het besmettelijk was. Dit is een voorbeeld van syndroomsurveillance. Als mensen verkouden worden gaan ze googelen. Neusverkoudheidsmiddeltjes. Internet geeft dus een signaal. Dat is het soort gegevens dat je kunt gebruiken.’

En de sleutel is dat jullie verschillende soorten gegevens met elkaar gaan verbinden?

‘Ja, dat is de sleutel. Want elk van die individuele gegevensbronnen is superonbetrouwbaar. Daar kun je niks mee. Maar als je én een Twittersignaal ziet, én een ander syndroomsignaal, én wat meldingen bij ProMED, een wereldwijde berichtenservice, dan ga je misschien zeggen: één en één is vier. De verwachting is dat we zodoende sneller kunnen signaleren. ‘

‘We weten ook dat het risico op nieuwe uitbraken toeneemt als er veel verandert. Bijvoorbeeld een sterke toename van een bepaalde diersoort. Of klimaatverandering. Daarom hebben we scenario’s bedacht. Een uitbraak in Europa van muggen overdraagbare infecties is een voorbeeldscenario. Een tweede is de zoönose, maar dan via vogels. De vogelgriep is een voorbeeld, maar er zijn ook andere. Een derde is gerelateerd aan veranderingen in het klimaat. Het is een scenario dat het poolijs en de permafrost ontdooien met alles wat daar al honderden, duizenden jaren ingevroren zit, inclusief pathogenen. Zitten daar risico’s aan? En een vierde is een sluipende verspreiding die gebruikmaakt van de grote steden en snelle verbindingen. Welke gegevens heb je nodig om te kunnen zien: er is hier een verandering die in dit scenario een groter risico geeft?’

En de vijfde is nog onbekend? 

‘De vijfde is ziekte X en dat is eigenlijk alles. We hebben teruggekeken naar de hoofdroutes bij de grote lijst aan uitbraken van de afgelopen decennia. Langs welke weg zijn die ontstaan? Dit zijn de belangrijke scenario’s.’ 

Het schitterende is dat er door twintig universiteiten in twaalf landen binnen Europa wordt samengewerkt.

‘Als je zo’n project schrijft, zoek je er mensen bij. Tijdens het schrijven zijn er diverse brainstorms en voel je dat het gaat werken. Wat ik gemerkt heb, is dat een deel van de concepten ook bij corona al werken. Collega’s uit Zwitserland, Hongarije en Italië zijn samen met twitterdata aan de slag gegaan. Die hebben ze vanaf januari verzameld. In Hongarije zit een astrofysicus die zoekt naar de connecties van mensen. Een fysicus in Italië kijkt of er netwerken in zitten. Ze zagen groepen opkomen van mensen die niet geloven in maatregelen bijvoorbeeld. Of mensen met complottheorieën. Dat is verreweg het grootste deel van alle Twitterberichten. Ze hebben een soort ranglijst gemaakt van de twintig belangrijkste categorieën. De eerste zeventien gaan over complotten, antivaccinatie, Trump, anti-China, daarna komt de WHO.’ 

En wat is dan de relatie met het het vroegtijdig opsporen van een pandemie? 

‘We zijn voor informatie afhankelijk van de verschillende media. Je moet het kaf van het koren leren scheiden. Ze zijn op zoek naar manieren om dat zodanig te doen dat je precies dat deel van de informatie overhoudt dat nodig is voor signalering.’

Lees of luister verder