De klappen van de coronacrisis vielen in de kledingindustrie in Bangladesh. Wij reconstrueerden hoe C&A zijn naaisters liet vallen

Illustraties door Ibrahim Rayintakath (voor De Correspondent)

Uit een unieke dataset en e-mails blijkt dat C&A in maart alle bestellingen bij kledingleveranciers in Bangladesh stopzette. De beslissing had direct gevolgen voor arbeiders van de fabrieken – die kregen hun loon niet. En dat terwijl ‘respect voor mens en milieu’ naar eigen zeggen in het DNA van het bedrijf van de rijkste familie van Nederland zou zitten.

Het begint allemaal met een Op 23 maart schrijft Martijn van der Zee, nummer twee van modegroep C&A, een bericht aan alle leveranciers in Bangladesh: ‘Buitengewone tijden vragen om uitzonderlijke maatregelen.’

C&A laat weten alle bestellingen vanaf maart tot zeker juni ‘met onmiddellijke ingang’ te annuleren. Zelfs kleding die al is genaaid laat het bedrijf liggen in de magazijnen in Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh. ‘De door de overheid opgelegde shutdowns [maken] wereldwijd de detailhandel voor C&A juridisch en operationeel onmogelijk,’ legt Van der Zee uit. En: dat valt helaas ‘buiten de controle van C&A.’ 

Het gaat niet om een paar T-shirts en spijkerbroeken: C&A heeft orders ter waarde van 166 miljoen dollar on-hold gezet of geannuleerd. Dat blijkt uit van handelsorganisatie BGMEA, waarin Bengaalse textielexporteurs zijn verenigd.

De dataset, die eind maart is opgesteld, is in handen van het Zwitserse onderzoeksplatform waarmee ik voor dit artikel De tabel met 7.854 geannuleerde of uitgestelde bestellingen toont voor het eerst in detail hoe textielbedrijven aan het begin van de coronacrisis handelden: door teruglopende verkopen en uit angst om met een berg onverkochte kleren te blijven zitten, schortten westerse kledingbedrijven massaal hun orders op en vroegen om kortingen Naast C&A staat de lijst vol bekende namen als H&M, Inditex (Zara), Mango, Hema en Adidas. 

De beslissingen van de modemerken hebben grote gevolgen voor miljoenen mensen die overleven Bangladesh is voor 80 procent van zijn export en 10 procent van zijn afhankelijk van de

Dit is het verhaal van een industrie die al jaren beloftes doet over duurzame en eerlijke productie – maar die direct laat varen in tijden van crisis. En het verhaal van één van Nederlands bekendste kledingmerken, van de rijkste familie van ons land, dat hierin een sleutelrol speelt.

De pleuris breekt uit in Bangladesh

Als Van der Zee zijn e-mail stuurt, op 23 maart, zijn de meeste kledingfabrieken in Bangladesh nog gewoon Pas als het land op 26 maart in een tiendaagse lockdown gaat om de verspreiding van het coronavirus in te perken, sluiten de fabrieken en trekken honderdduizenden, voornamelijk vrouwelijke kledingarbeiders, vanuit de grote stad naar hun geboortedorpen om de lockdown uit te zitten. ‘Een landelijke vakantie,’

Half april keren de meeste kledingmakers terug naar Dhaka. Ze willen weer aan het werk, maar vooral: ze willen hun loon Ongeveer de helft van de meer dan vier miljoen fabrieksarbeiders die het land naar schatting telt, ontving op 15 april nog geen loon

Een van hen is Jamila. Ze werkt nu vijf jaar in de fabriek van Dazzling Dresses, waar ze kleding naait voor C&A. Maar als ze op de telefoon van een andere arbeider een foto ziet van de fabriek met een bordje en daarop de tekst ‘voor onbepaalde tijd gesloten’ schrikt ze.

Tienduizenden kledingarbeiders demonstreren, omdat ze bang zijn honger te lijden

Jamila is naar schatting 25 tot 28 jaar oud, ze heeft geen geboorteakte. Op een foto die ze opstuurt, draagt ​​ze een gele joggingbroek, haar haar heeft ze vastgebonden in een knot. Ze lacht naar haar dochtertje in haar armen. Samen met haar man, schoonmoeder en twee dochters woont ze in een kamer in een van de tienduizenden barakken die zijn ontstaan ​​rond fabrieken als Dazzling Dresses. Het hele gezin leeft van de ongeveer 105 euro die Jamila elke maand verdient. 43 euro is ze alleen al kwijt voor de huur. Maar door die ene mail van de top van C&A dreigt ze haar volledige inkomen nu plots te verliezen. 

En ze is geen uitzondering. 

Tienduizenden kledingarbeiders gaan vanaf begin april de straat op. Ze demonstreren voor hun fabrieken, eisen een heropening en roepen hun werkgever en de overheid op om tenminste uit te keren. Ze zijn, net als Jamila, bang om honger te lijden. Soms leidt het tot gewelddadige confrontaties met de politie. Tientallen demonstranten raken gewond,

Orders zijn massaal geannuleerd

Dat de protesten in Bangladesh zo massaal zijn, komt omdat C&A lang niet de enige is die in maart een mail naar leveranciers stuurt om bestellingen per direct te annuleren. H&M, Zara, Next, Tommy Hilfiger, Primark. Ook waaronder

De bedragen zijn gigantisch.  

H&M zette orders voor bijna 178 miljoen dollar on hold. Zara’s moederbedrijf Inditex deed dat voor 109 miljoen dollar. In totaal werden orders van 3,18 miljard dollar geannuleerd of opgeschort, zo blijkt uit de dataset – bijna een tiende van de van het land. 

Bangladesh is na China de grootste textielproducent ter wereld. Jaarlijks verscheept het voor bijna 35 miljard dollar aan T-shirts, broeken, truien en andere kledingstukken Vooral Europese bedrijven laten hun kleren produceren in Bangladesh, mede omdat het land belastingvrij en zonder quota textiel naar Europa Nederland is een van zijn In 2017 kwamen alleen al 91 miljoen shirts rechtstreeks uit Bangladesh

De kans dat je nu iets draagt met het labeltje made in Bangladesh is dus heel groot. 

De reden is simpel: Bangladesh is goedkoop. Spotgoedkoop. In 2018 lag de gemiddelde importprijs van een shirtje uit Bangladesh naar Nederland rond de twee euro, tegenover tweeënhalve euro uit China, drie euro uit India en vijf euro uit Turkije. 

De industrie is voor het land een onmisbare bron van inkomsten, en schept veel werkgelegenheid. Maar wie profiteert het meest van de goedkope arbeid?

Dat zijn de merken waar wij ons dagelijks in kleden, waar wij goedkoop onze kleren shoppen. En die dus nu, ondanks de mooie beloftes rondom verantwoorde, eerlijke en duurzame productie, de mensen die onze kleren maken massaal in de steek laten. 

Wat zijn de mooie beloftes waard in een pandemie?

Want beloftes, daar grossieren kledingmerken in, C&A voorop. Als je de pagina’s en rapporten over maatschappelijk verantwoord ondernemen van grote modemerken erbij pakt, krijg je soms eerder de indruk dat het goede doelen zijn dan miljardenbedrijven. 

De Brenninkmeijers, voor 100 procent eigenaar van C&A, omschrijven zichzelf en zijn nooit te moe om te benadrukken dat ze er hoge ethische normen op nahouden. Het moederbedrijf van C&A is de – met het hoofdkantoor in het laagbelaste kanton Zug, Zwitserland. De holding is eigendom van de familie Brenninkmeijer, die met naar schatting aan vermogen de rijkste van Nederland is.

Ze staan van oudsher bekend als een gulle gever. Uit onderzoek van in 2017 over liefdadigheid in Nederland bleek dat van de dertig families die in 2015 samen 246,4 miljoen euro weggaven, de Brenninkmeijers zeker 40 procent voor hun rekening namen. De familie gaf in dat jaar meer dan 100 miljoen euro aan

De Brenninkmeijers, voor 100 procent eigenaar van C&A, omschrijven zichzelf als filantropen

Ook is C&A, net als veel andere modemerken, de afgelopen decennia een stuk transparanter geworden over waar zijn producten worden gemaakt. Alle leveranciers zijn te vinden Bovendien financiert de Laudes Foundation, de non-profitafdeling van C&A, onder meer een opensourceproject dat alle fabrieken in Dhaka in kaart brengt, inclusief personeel en klanten. 

Op de website van C&A ‘Kleding die gemaakt is met respect voor mens en milieu. Dat zit in ons DNA. Wij hebben bijna 60.000 medewerkers en onze leveranciers hebben meer dan een miljoen werknemers die kleding produceren om elke dag aan de vraag van 2 miljoen klanten te kunnen voldoen. Wij zijn ons bewust van de verantwoordelijkheid die dit met zich meebrengt.’  

In tijden van crisis wordt duidelijk hoe veel deze woorden waard zijn. 

De 28-jarige Kulsum is één van die miljoen werknemers voor wie C&A zich zo verantwoordelijk voelt. Ze werkt voor Sams Attire, een fabriek die jurken en broeken, overhemden en t-shirts produceert voor C&A. Met haar salaris betaalt ze normaal gesproken de huur van de kamer bij de fabriek en de schoolkosten van haar twee kinderen.

‘Mijn man trekt met de hand een riksja’, zegt Kulsum. ‘Met zijn loon kan hij eten kopen.’ Maar als haar inkomen in april door de coronacrisis is weggevallen, vraagt haar huurbaas dagelijks naar de verschuldigde huur. Kulsum is bang dat hij hen op straat zal zetten. ‘Als deze situatie veel langer gaat duren, zal het erg moeilijk zijn om te overleven. Degenen die arm zijn, zullen sterven.’ 

Leveranciers nemen alle risico's

Je zou kunnen denken: waarom doen de fabrikanten in Bangladesh zélf niet meer om hun werknemers te beschermen? 

Probleem is: dat kunnen of durven ze nauwelijks. Dat heeft alles te maken met de scheve machtsverhoudingen in de sector.

Een bedrijf als C&A bepaalt alles. In de die C&A stelt aan leveranciers in de contracten, en die wij in handen hebben, is te zien dat het bedrijf op sneaky manieren de facturen van leveranciers tot 12 procent kan verlagen. C&A verleent zichzelf bijvoorbeeld een ‘korting van 4,5 procent’ als het de factuur binnen 10 dagen betaalt. Nog eens 7,5 procent kan worden afgetrokken als een leverancier een ‘ander product’ of ‘minder dan besteld’

De leveranciers in Bangladesh nemen alle financiële risico’s. Ze betalen vooraf voor grondstoffen en lonen, proberen veel te strakke deadlines te halen en uiteindelijk blijft Altijd volgens het motto: beter een slechte bestelling dan géén bestelling.

Deze omstandigheden beïnvloeden ook het leven van de naaisters, die worden geconfronteerd met lage lonen en onrealistische doelen. Human Rights Watch concludeert in een onderzoek dat kledingbedrijven leveranciers zo zwaar onder druk zetten dat deze ‘grote prikkels voelen om hun kosten door exploitatie

En dus stappen ze naar de pers

En dus kozen de leveranciers in Bangladesh voor een ongebruikelijke aanpak: waar ze normaal nooit publiciteit zoeken – uit angst om klanten te verliezen – hekelen ze nu publiekelijk de acties van Europese kledingbedrijven en smeken hen om hun bestellingen alsnog te betalen.

Mostafiz Uddin, uitvoerend directeur van de fabriek Denim Expert, en een bekend gezicht in de Bengaalse kledingindustrie, besluit naar buiten te treden in de hoop dat het de bedrijven onder druk zet. Eind maart stuurt hij ons foto’s met stapels dozen vol kleren die klaar staan om verscheept te worden, en een opslaghal die vol ligt met rollen stoffen die hij heeft aangeschaft voor de toekomstige orders die nu zijn geannuleerd. 

Arcadia Group, het bedrijf waar onder meer Topshop onder valt en dat gerund wordt door de Britse miljardair Philip Green, weigert volgens hem te betalen voor al geproduceerde kleding en heeft alle toekomstige orders ‘Sommige cliënten zeggen dat ze over 180 dagen zullen betalen, maar hoe kan ik mijn 2000 werkers dan hun loon geven?’

Uddin en veel andere fabriekseigenaren zijn ten einde raad. 

Dit naming and shaming in de media werpt al snel zijn vruchten H&M laat eind maart, als een van de eerste modebedrijven, weten dat het zal betalen voor de producten die al zijn gemaakt en voor de orders die nu in Niet veel later volgen ook Inditex (Zara), PVH (Calvin Klein en Tommy Hilfiger) en Marks & Spencer. 

Na de eerste publicaties laten H&M en C&A weten toch te betalen voor kleding die in productie is

Martijn van der Zee schrijft op 9 april, in duidelijk zachtere bewoordingen dan de eerdere e-mail aan zijn leveranciers: ‘We weten dat onze eerste brief u heeft geschokt (...). We werden ook hard geraakt en hadden toen geen andere keus dan onmiddellijk drastische maatregelen te nemen.’

Ook C&A laat weten de reeds verzonden goederen te betalen en het grootste deel van de bestelde kleding door te laten gaan. Op 23 april publiceert het bedrijf waarin staat dat 93 procent van de bestellingen C&A zegt niet naar welke productielanden en naar welke periode het getal verwijst.

Hoeveel productie is nu écht hervat? 

Het blijft dan ook onduidelijk wat er precies klopt van dit persbericht van C&A. Het staat namelijk nog altijd van bedrijven die, samen met merken als Primark, Arcadia (Topshop) en Urban Outfitters, niet hun verantwoordelijkheid nemen tijdens de crisis.

Een leverancier in Bangladesh zegt begin mei dat C&A nog altijd bestellingen tegenhoudt. Er komen nauwelijks nieuwe orders binnen, en volgens hem staan er nog veel orders ‘in de wacht’. Hij heeft echter geen statistieken. 

De handelsorganisatie BGMEA concludeerde begin mei na overleg met haar leden dat C&A zeker 40 procent van zijn toekomstige bestellingen heeft geannuleerd, dat 20 procent is uitgesteld tot december en nog eens 40 procent tot volgend jaar. 

Een meer onafhankelijke onderzoeker, Scott Nova van het Amerikaanse niet-gouvernementele bedrijf Worker Rights Consortium, heeft contact met C&A en de BGMEA en stelt op basis daarvan dat C&A – in lijn met het eigen persbericht – ongeveer 90 procent van de bestellingen heeft gereactiveerd. 

Maar tot die 90 procent behoren ook bestellingen die nu met een jaar zijn uitgesteld, en die leveranciers alsnog grote schade toebrengen.

‘In feite is dit annulering,’ zegt Nova. ‘Hoe kan het bedrijf garanderen dat het de kleren een jaar later wel zal afnemen en betalen?’

Bovendien moeten leveranciers dan stoffen en kleding professioneel opslaan, anders zouden ze gaan schimmelen door de hoge luchtvochtigheid in Bangladesh. Zijn conclusie: ook met de huidige C&A-aanpak komt de financiële klap terecht bij de leveranciers, en dus bij de naaisters.

‘Conservatief geschat is er een kloof van 20 tot 30 miljoen dollar’, zegt Nova. Waarvan twee tot drie miljoen naar de lonen van arbeiders zou moeten gaan. Omgerekend komt dit overeen met het maandloon (100 dollar) van 20.000 tot 30.000 naaisters, rekent Nova uit.

Jens Voelmicke, woordvoerder van C&A Europa, laat op 15 juni in een reactie per mail weten dat ‘een volledige hervatting van de productie niet mogelijk is aangezien de productie in veel leverancierslanden wekenlang volledig werd onderbroken en op dit moment nog steeds slechts in beperkte mate kan worden hervat om fabrieksarbeiders te beschermen.’ Volgens hem heeft C&A dan in totaal 97 procent van vóór de crisis uitgesproken bestellingen geaccepteerd en hun betaling gegarandeerd.

Weer aan het werk

Kulsum ontvangt rond 20 april alsnog haar volledige loon van de maand maart. Kort daarna, op 1 mei, hoort zij dat ze de volgende dag weer aan het werk kan. Door de druk van de protesten en uit angst dat kledingbedrijven hun productie anders naar landen als Cambodja en Vietnam zullen verplaatsen, heeft de regering namelijk eind april toegezegd dat fabrieken weer open mogen.

Op de ochtend van de heropening staan bij de ingang van de fabriek cirkels geschilderd, om anderhalve meter afstand te houden. Die dag naait ze zwarte kinderbroeken. In zestig minuten maakt ze vijftig taillebanden.

In de fabriek waar zij werkt, van Sams Attire, werken tot zesduizend naaisters, zeshonderd tot zevenhonderd per verdieping. Volgens Kulsum is de fabriek vanaf het begin bijna volledig bezet, hoewel slechts 30 procent van het personeel

Velen zijn net als Kulsum bang om het virus te krijgen, maar gaan toch omdat ze anders vrezen De BGMEA meldde begin juni dat 299 kledingarbeiders waren geïnfecteerd met het virus, maar dat het werkelijke infectiepercentage waarschijnlijk vele malen hoger is aangezien er nauwelijks wordt getest. Als de eerste dienst eindigt, wil iedereen tegelijk naar buiten: ‘Het is moeilijk om de nodige afstand te houden’, zegt Kulsum. 

Half mei ontvangt Kulsum iets minder dan 59 dollar, dat is 60 procent van haar aprilloon. 

En Kulsum is nog een van de gelukkigen. Begin juni becijfert de BGMEA de omvang van de crisis: tegenover een groep journalisten vertelt Rubana Huq, president van de BGMEA, dat van de 4.500 fabrieken die onder de textielorganisatie vallen, 1.926 deels de productie hebben hervat – voor slechts 55 procent van de normale capaciteit, vanwege krimpende bestellingen. Volgens Huq missen fabrikanten in totaal nog een bedrag van 430 miljoen dollar om de lonen van de naaister mee te kunnen betalen. Ongeveer de helft van de banen in de Bengaalse textielsector loopt gevaar.

Rubana Huq, president van de BGMEA, dreigt vervolgstappen te gaan nemen: ‘Bedrijven die weigeren te betalen en niet reageren op vragen van hun leveranciers, zetten we op een zwarte lijst.’ Het wordt moeilijker voor hen om te produceren in Bangladesh, en, voegt ze eraan toe, ‘individuele leveranciers zullen kopers

Conclusie

Rest nog wel de vraag: waarom weigeren bedrijven om te betalen voor wat ze hebben besteld? Voor deze multinationals is een bestelling van een paar miljoen toch peanuts? De Brenninkmeijers hebben een vermogen van 22 miljard, en toch annuleerde het voor een paar honderd miljoen aan bestellingen met grote consequenties voor talloze families in Bangladesh.

Waarom zetten ze hun reputatie daarvoor op het spel? Omdat ze denken er toch wel mee weg te komen? Of zijn deze bedrijven echt in acute, financiële nood?

In het geval van C&A lijkt dat laatste best te kunnen. Hoewel het familiebedrijf geen jaarverslagen of financiële gegevens publiceert, is bekend dat de verkopen in Duitsland, een belangrijke afzetmarkt van C&A, Ook sloot het bedrijf afgelopen jaren tientallen winkels in onder meer Duitsland en Frankrijk.

Het Duitse tijdschrift Der schreef onlangs in een artikel dat C&A’s CEO Edward Brenninkmeijer in een e-mail aan alle werknemers bekendmaakte dat ‘drastische maatregelen’ nodig zijn om te overleven. En in een recent interview met het Duitse zei C&A-topman Martijn van der Zee dat de impact van corona ‘rampzalig’ is en dat hij een omzetverlies in dubbele cijfers verwacht. 

Wat het ook mag zijn geweest: de coronacrisis toont de enorme kwetsbaarheid van een systeem dat jaar in jaar uit door kledingbedrijven is uitgehold. Het moet altijd sneller en goedkoper, waardoor fabrikanten én arbeiders geen spaargeld hebben om op terug te vallen. 

De silver lining van dit verhaal: het heeft zin om je bek open te trekken. Dankzij de mondige leveranciers verschuift de machtsbalans in de textielsector nu misschien een tikje ten gunste van de mensen in Bangladesh. 

En gelukkig ziet de Europese Commissie – na jarenlang van mening te zijn geweest dat de industrie het zelf wel kan fixen – door de coronacrisis nu eindelijk een rol voor zichzelf. Ze is van plan om bedrijven aan hun plichten te houden

Kulsum gaat inmiddels weer zes tot soms wel zeven dagen per week naar de fabriek – soms van half acht ‘s ochtends tot tien uur ‘s avonds. Zij en haar man hopen uiteindelijk een eigen huis te kunnen bouwen, en haar zoon en dochter een goede opleiding te kunnen geven. ‘Zodat ze er een beter mens door worden.’

Correctie 22 juni 2020: in een eerdere versie stond dat Mostafiz Uddin directeur was, dit moest zijn uitvoerend directeur. Ook werd in een eerdere versie gesproken over 200 werkers in plaats van 2000 werkers.

Deze productie is tot stand gekomen uit een gezamenlijk onderzoek met het Zwitserse onderzoeksplatform Reflekt en De Correspondent. Meer onderzoeksartikelen van Reflekt, vind je op hun website:

Meer lezen?