Podcast: Alles moet maar makkelijker, maar zonder frictie komen we nergens, zegt deze filosoof
WhatsApp, een slimme energiemeter, of digitale agenda; filosoof Miriam Rasch doet er niet aan mee. In plaats daarvan probeert ze zich te ontworstelen aan dit soort datagedreven oplossingen die het leven makkelijker moeten maken. Het moet juist schuren, vindt ze.
Eerst is er een noot. Dan komt er eentje bij, en gebeurt er iets: er ontstaat spanning, een klein drama, door de verhouding tussen die twee. De ruimte tussen de noten, is die te vangen in de vorm van data? Het is maar een van de vele vragen die Miriam Rasch, filosoof en literatuurwetenschapper, oppert in haar essayistische, avontuurlijke boek Frictie. Ethiek in tijden van dataïsme.
Dataïsme is het heilige geloof dat alles, ja alles, het hele leven, onder te brengen is in data. En dat je daarmee het leven aanmerkelijk aangenamer kunt maken. Makkelijker. Beter.
Rasch doet twee dingen in haar boek. Ze onderzoekt wat data eigenlijk zijn. Kloppen de pretenties van de dataïsten? Komt dat overeen met de werkelijkheid? En liggen ze alsof het dingen zijn zomaar voor het oprapen? Tevens zoekt ze naar manieren om eraan te ontsnappen. Mogelijkheden van verzet, van frictie. Een voorzichtig geformuleerde ethiek, hoe je je moet gedragen tegenover dat allesoverheersende gebruik van data.
Rasch hanteert een persoonlijke, literaire, hier en daar zelfs poëtische stijl. Zoekend, tastend, kwetsbaar. Dat moet ook wel, want ze is kritisch tegenover de universele pretenties van het dataïsme. Het gaat erom juist het individuele er onder vandaan te slepen. Ze koestert een grote liefde voor taal en literatuur, een van de sleutelwoorden in Frictie is ‘vertalen’. Haar vader was vertaler, niet de minste.
In feite gaat het hele gesprek over vrijheid en autonomie, zonder dat die woorden vallen. En het gaat over het enkelvoud van data, de pijn van het lichaam, de kunst als instrument om te de-automatiseren, ambiguïteit, metaforen en nog veel meer.
We hebben afgesproken aan de voet van de Euromast in Rotterdam, en lopen daarna Het Park in. Goeie plek, zeg ik: als je de hoogte in gaat heb je uitzicht over de stad, de mensen, en kun je alle bewegingen in kaart brengen.
‘Maar de details kun je niet meer onderscheiden. Alles wordt een stroom, een systeem waarin de individuele onderdelen verloren gaan. Bij dataïsme is dat wat er misgaat. Het is belangrijk om wel in te zoomen op de individuele onderdelen van het systeem. Je moet het individu niet gelijkstellen aan de grote stromen die zich voordoen.’
We staan nu op een datapunt. Dat is het enkelvoud van data. We zullen in beweging komen, en wie beweegt verraadt zich; het klinkt als een kinderspelletje, maar wat betekent het?
‘De verschillende dataverzamelingssystemen die ons graag in de gaten houden, slaan aan op beweging. Ze beginnen te werken op het moment dat je je telefoon pakt en een app opent. Zolang je dat niet doet, gebeurt er ook van alles, maar in ieder geval veel minder.’
Als je eraan wilt ontsnappen moet je stil blijven zitten en niks doen.
‘Dat was mijn eerste intuïtie. Maar dat kan geen oplossing zijn want dan houdt het leven op.’
Het onheilspellende zit ’m in het woordje ‘verraad’.
‘Zo voelt het voor mij vaak wel. Ik houd erg van het internet en van alles wat het te bieden heeft. Door er gebruik van te maken verraad ik mijzelf aan de nare kanten ervan. En daar wil ik graag iets tegenover zetten. Soms ben ik daar pessimistisch over, maar ik probeer ernaar te kijken vanuit de ethiek. En dan bedoel ik niet de ethische boards zoals die hier en daar worden opgezet, dat heeft vrij weinig met ethiek te maken. Ethiek is een praktische filosofie, die gaat over handelen en keuzes maken. Je uitspreken. Het begint ermee dat je je er niet bij neerlegt dat je moet ophouden met bewegen om maar te ontsnappen aan het worden vastgelegd in data. Nee, we willen bewegen en dingen doen maar niet op de voorwaarden die gesteld zijn.’
Ik geloof niet dat de mens een algoritme is. Dat je dus helemaal kan voorspellen wat hij gaat doen en wat hij wenst en waar hij bang voor is
Je bent pessimistisch maar er zijn vormen van ontsnapping mogelijk?
‘Ik heb een optimistisch beeld van wat de mens nog kan doen. Ik geloof niet dat de mens een algoritme is. Dat je dus helemaal kan voorspellen wat hij gaat doen en wat hij wenst en waar hij bang voor is. Dat je zijn politieke overtuigingen kunt beïnvloeden door zomaar wat reclames op zijn Facebookpagina. De mens is tot veel meer in staat en daar moeten we soms aan herinnerd worden.’
Dataïsme definieer je als het geloof dat alles te vertalen is in data. En dat je met die data de wereld kunt verbeteren. Welk ideaal ligt eraan ten grondslag?
‘Het ideaal van de universele alomvattende kennis. Het idee dat alles te kennen is en dat dit vervolgens ook in een universele taal of code weer te geven is.’
Vind je het een aantrekkelijk ideaal?
‘Nee, ik vind het geen aantrekkelijk ideaal. Maar ik kan me voorstellen dat het in tijden van onzekerheid, zoals de afgelopen maanden, aantrekkelijk voorkomt. Als je niet weet wat er op je afkomt, wat je moet doen, wat de toekomst te brengen heeft, dan is het aantrekkelijk om te geloven dat je alles kunt weten, en die complete kennis op een transparante manier kunt verzamelen.’
Het moet leiden tot een leven van gemak. Dat ideaal zit er toch ook achter, een ethiek van het gemak?
‘Ja, en dat is zeker aantrekkelijk, dat herken ik wel. Het is fijn als dingen vanzelf gaan en niet te veel energie kosten. Zo zit de mens in elkaar, je krijgt het liefst de dingen op een presenteerblaadje aangereikt, zodat je niet hoeft na te denken.’
Je speelt nu de advocaat van de duivel?
‘Het is een ideaal of utopie, maar een utopie is een niet-bestaande plaats. Je hebt er dus weinig aan om het gemak tot richtsnoer van alles te maken. Bovendien, betekenisvolle ervaringen komen voort uit de doorbreking van het automatische en het gemak. Als je geconfronteerd wordt met wat je zelf wilde kiezen of doen, momenten waarop je een andere richting geeft aan inzichten of je hele leven zelfs. Dat zijn geen gemakservaringen, maar wel zeer belangrijke.’
Op die momenten krijgt het leven betekenis en wordt het zinvol. Als alles automatisch en gemakkelijk gaat, en je weet alles, dan is het leven betekenisloos en sterker nog: zinloos.
‘Ik weet niet of er überhaupt iets bestaat als “zin” in deze wereld. Maar betekenisloosheid zeker. Het dataïsme sluit de wegen af naar iets nieuws, naar verbetering of vooruitgang, een woord dat je bijna niet meer mag gebruiken zonder voorbehoud. We zijn het erover eens dat de wereld beter kan. Zonder de momenten waarop we worden geconfronteerd met wát er dan beter moet, en hoe dat zou kunnen, gaat het niet gebeuren.’
Dus het is een heilloze weg?
‘Het dataïsme is een heilloze weg ja.’
Weet je nu beter wat data zijn?
‘Ik ben begonnen met de vraag die weinig mensen die schrijven over data stellen. Inderdaad: wat zijn data? En wat is het enkelvoud van data? Als je het filosofisch benadert, hardcore epistemologisch of ontologisch, dan ontstaan data als zich een verschil voordoet in de wereld. Hoe kun je daar kennis van nemen?’
De pretentie dat je de hele wereld in kaart kunt brengen via data, waarom deugt die niet?
‘Als we het hebben over data, gaat het om signalen die afgaan, of het is een code, de befaamde nullen en enen, of het zijn datavisualisaties; dus er zitten allerlei stappen tussen het datapunt sec, en het praten over data. Je hebt het allang niet meer over de rauwe of ruwe data, daar wordt altijd bij gezegd: die bestaan niet. Want data komen altijd tot ons in een bepaalde vorm, anders kunnen we er überhaupt niks mee, als mens met onze zintuigen.’
We zijn gaan denken dat data de werkelijkheid zijn, terwijl er een fundamenteel verschil is met hoe wij hier zitten, op dit puntje in het park, in de schaduw.
‘Dat is een eerste begripsverwarring. Dat kun je afdoen als filosofisch geneuzel, maar de data en de pretenties die eromheen hangen zijn zo alomtegenwoordig en doorslaggevend, in politieke beslissingen bijvoorbeeld, dat je het er toch over moet hebben wat het nou eigenlijk zijn. Wat ermee samenhangt is dat die data worden verzameld en opgeslagen in een universele taal waarmee de wereld kan worden weergegeven. En dat klopt niet. Het is mijn overtuiging dat er niet zoiets kan bestaan als een universele taal want er zit altijd een bepaald perspectief in, of een visie. Data worden niet zomaar verzameld, maar met een bepaald doel en binnen een interpretatiekader.’
Mensen hebben er belangen bij?
‘Dat niet eens. Dan lijkt het alsof iedereen altijd stiekeme agenda’s heeft. Maar als je data begint te verzamelen doe je dat vanuit een bepaald kader, je maakt keuzes: welke data verzamel je, hoe worden de categorieën benoemd? Dat perspectief is er altijd, daar ontkomen we niet aan. Dat ontkennen vind ik kwalijk.’
Dan bedrieg je?
‘Misschien niet intentioneel maar je kunt beter weten.’
Sommige passages en zeker het laatste hoofdstuk zitten dicht tegen de poëzie aan. Er zit onzekerheid in, kwetsbaarheid, wat me juist aanspreekt. Aspecten die je niet vindt in de wereld van het geautomatiseerde denken in data.
‘Ik kom altijd terug op mijn grote liefde voor de literatuur. Ik heb literatuurwetenschappen gestudeerd, er zit zeker een literaire ambitie in het boek.’
Waarom hou je zo van lezen?
‘Ik heb het heel mijn leven uitzonderlijk veel gedaan. Het is me met de paplepel ingegoten en er zit zeker ook iets van escapisme in. Ik heb me altijd verwonderd over de wereld. Ik begrijp het allemaal niet zo goed, met het vage idee: ben ik nou gek? Als je literatuur leest kom je erachter dat je misschien wel gek bent, maar heel veel andere mensen ook. En niemand begrijpt hoe de wereld in elkaar zit. Er zijn talloze facetten. Misschien is jouw verhaal ook wel prima. En ik hou erg van taal.’
Die paplepel is je vader, de befaamde vertaler Gerard Rasch. Hij heeft de schitterende poëzie van Wisława Szymborska uit het Pools vertaald.
‘Het is ook mijn moeder, hoor. Mijn ouders hebben elkaar ontmoet omdat ze allebei Pools studeerden. Ze waren op een soort uitwisseling. Mijn moeder is Deens en mijn vader kwam uit Nederland. Zij hebben elkaar door taal en literatuur ontmoet. Ja, dan kan ik daar niet aan ontsnappen, al heb ik het wel geprobeerd.’
Het mooie van die duim als likeknop was dat het van alles kon betekenen! Die ene optie nodigde uit tot interpretatie
Je schrijft ergens: digitalisering leidt tot meer onnauwkeurigheid. Hè?
‘Dat was een eyeopener voor mij. Een voorbeeld. Op Facebook had je in het begin alleen een duim waar je op kon klikken als like. Dat is uitgebreid naar zes verschillende opties. Die staan los van elkaar, zijn discreet, te tellen, daar is op zich niks onduidelijks aan, zou je kunnen zeggen. Maar mensen hebben erop gewezen dat die zes opties juist beperkt zijn in wat ze kunnen zeggen. Het mooie van die duim als likeknop was dat het van alles kon betekenen! Die ene optie nodigde uit tot interpretatie.’
‘Het is tegen-intuïtief, maar ik baseer het op de wiskunde. Als je iets meet aan de werkelijkheid is het getal dat daaruit komt altijd een afronding. Op het moment dat je gaat rekenen met al die verschillende getallen die allemaal een afronding zijn neemt de onnauwkeurigheid toe. Dat inzicht bestaat al eeuwen in de wiskunde. In het dataïsme wordt daar overheen gestapt. Je hebt er niks aan als je bezig bent met het controleren van de bevolking of het verdienen van veel geld.’
Een andere verrassende uitspraak is dat dataïsten in feite het geloof van predestinatie aanhangen. Die zag ik niet aankomen.
‘Nee? Het idee dat de mens een algoritme is, is breed uitgedragen door Yuval Noah Harari, vooral in Homo Deus. De mens is net als al het andere in de wereld terug te brengen tot een soort stappenplan. Als je alle data weet over een mens, als je precies weet hoe het stappenplan in elkaar zit, kun je nauwkeurig voorspellen wat iemand gaat doen. Dan ligt alles dus vast.’
En zijn we terug bij af, bij het vroegere christelijk geloof en de voorbeschikking, dat alles al door God bepaald is.
‘Het vreemde is dat de toekomst toch niet helemaal vastligt. Je kunt beginnen met nudging, of door iemand bepaalde keuzes door de strot te duwen kun je ervoor zorgen dat de toekomst optimaal gaat verlopen. Dus er zit een soort contradictie in, waar de dataïsten zich niet mee bezighouden, dat is in hun ogen filosofisch geneuzel.’
Zoals alles wat niet past in het beeld wordt genegeerd. Met name het menselijke lichaam. Onder dat schitterende oppervlak van kennis en gemak zit, om zo te zeggen, de waarheid van het lichaam. Daar zit pijn, en verdriet en verlies.
‘Het gaat om twee dingen. Het lichaam is een voorbeeld van het filosofische ding an sich. Je kunt er nooit helemaal in doordringen. We zitten er zelf in, dus we hebben er een aparte relatie mee. Het is ook iets democratisch, want iedereen heeft een lichaam. Iedereen die probeert erin door te dringen zal ontdekken, dat is mijn overtuiging, dat de wereld niet zo transparant is als de dataïsten ons doen geloven. Het is een bron van kennis van de andere soort.
Mij lijkt het niet fijn om alleen maar een geest in een computer te zijn, maar dat is mijn persoonlijke mening
‘Het tweede is dat het lichaam in het dataïsme sterk over het hoofd wordt gezien. De meest extreme dataïsten zijn bezig met singulariteit; dat wil zeggen dat we onze geest kunnen uploaden in een computer, want hèhè, dan zijn we eindelijk van dat stomme lichaam af! Dat is namelijk wat ons tegenhoudt om echt een Homo Deus te worden, want dat lichaam wordt ziek en gaat dood, vreselijk! Mij lijkt het niet fijn om alleen maar een geest in een computer te zijn, maar dat is mijn persoonlijke mening.’
‘Los daarvan, we zijn nog lang niet zover dat de singulariteit bestaat. In de tussentijd zijn er lichamen die lijden. Dat is waar het op neerkomt. En wat gebeurt daarmee? Die mooie dataïstische verhalen over het gemak kunnen bestaan omdat er ergens op de wereld mensen zware psychische en mentale arbeid verrichten om dat mogelijk te maken. Bijvoorbeeld omdat ze content-moderatie doen voor Facebook en YouTube. Dat is een zware vorm van psychisch en fysiek lijden. Urenlang alleen maar klikken, klikken, klikken.’
‘Ze moeten beoordelen of bepaalde content (filmpjes, foto’s) die zijn aangemerkt als een overtreding van de regels verwijderd moeten worden. Ze worden dus dag in, dag uit geconfronteerd met kinderporno, zelfmoorden, martelingen. En dan hebben we het nog niet eens over alle mensen die de kostbare grondstoffen voor die technologie uit mijnen halen. De lijst is eindeloos. De technologie heeft daadwerkelijk impact op het lichamelijk bestaan van veel mensen. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik dat niet hoef te doen, maar er een boek over mag schrijven.’
Het idee dat we de wereld nu volledig zullen leren kennen heeft een lange filosofische en wetenschappelijke geschiedenis. Daar wordt te gemakkelijk aan voorbijgegaan
De komst van digitalisering lijkt het begin van een nieuwe wereld. Maar de digitale mal die het mogelijk heeft gemaakt is veel ouder.
‘Als we het vanuit de westerse filosofie bekijken, gaat dat terug tot de oude Grieken. Het idee dat je de wereld kunt opdelen in discrete onderdeeltjes die je kunt tellen en van elkaar kunt onderscheiden. Het loont om die geschiedenis erbij te betrekken als iets wordt gepresenteerd als het nieuwste van het nieuwste. Het idee dat we de wereld nu volledig zullen leren kennen heeft een lange filosofische en wetenschappelijke geschiedenis. Daar wordt te gemakkelijk aan voorbijgegaan. Zowel in hoe de technologie aan ons wordt verkocht, als in de kritiek die daarop te leveren valt.’
Je zoekt naar een ethiek waarin je jezelf niet verraadt aan het dataïsme. De belangrijkste elementen daarin zijn voor mij: frictie, ambiguïteit en de metafoor. Elke vorm van frictie is vruchtbaar.
‘Frictie grijpt terug op wat in technologie frictieloos design wordt genoemd. Het idee dat alles vanzelf moet gaan. Dat is in technologisch onderzoek uitgewerkt als het wegnemen van frictie.’
In verzet komen is dus frictie maken, weerstand oproepen?
‘Ja, dat zijn momenten waarop er iets nieuws kan gebeuren. Iets anders dan het algoritme van de mens zou voorspellen. Op zo’n moment gaan de dingen niet vanzelf, dat is een confrontatie, het vraagt iets van je, een actie, een handeling of een keuze.’
Wat zijn aantrekkelijke vormen van frictie? Je moet wel leren houden van het echec, bijvoorbeeld.
‘Echec is een woord van Simone de Beauvoir. Zij zegt wel dat je niet alleen maar van de mislukking moet houden. Het is naar en confronterend, maar het is niet alleen maar een nederlaag. Het is ook een vreugde. Zelf probeer ik om vrij activistisch nee te zeggen tegen bepaalde dingen die “nou eenmaal zo zijn”. Allerlei “smart-toepassingen” zoals de slimme meter of de digitale agenda. Ik besluit om er niet in mee te gaan. Ik heb ook geen WhatsApp. Het kost wat meer moeite, maar het kan gewoon. Ik geef toe dat ik een leven heb waarin dat kan. Dat geldt niet voor iedereen. Maar ik haal daar wel plezier uit.’
Ik kan geen boek schrijven tegen universele kennis en kritisch zijn over die technologie zonder dat in mijn eigen leven te incorporeren. Dan zou ik mezelf niet serieus nemen
En vraag je jezelf weleens af waarom je zo moeilijk doet?
‘Ja natuurlijk, maar ik kan geen boek schrijven tegen universele kennis en kritisch zijn over die technologie zonder dat in mijn eigen leven te incorporeren. Dan zou ik mezelf niet serieus nemen. En ik ben niet roomser dan de paus; ik probeer een meer experimentele houding in te nemen. In de zomer installeer ik WhatsApp tijdelijk, omdat er veel festivals zijn bijvoorbeeld, en dan haal ik het er in september weer af. Zo weet je wat je mist, en wat je daarna weer terugkrijgt. Maar de slimme meter kun je niet een maandje nemen. Die heb ik dus gewoon niet.’
De Russische literatuurwetenschapper Viktor Sjklovski beweerde honderd jaar geleden al dat kunst ook frictie aanbiedt, als een manier om te vervreemden. Van jezelf, of van de wereld.
‘Ik was blij verrast met dat inzicht. Sjklovski heeft het over de-automatisering; de specifieke vorm van vervreemding die de kunst kan bieden. We leven met een automatisch zicht op onze buitenwereld. Kunst breekt daarin in. Dan worden we gede-automatiseerd. En dat is een moment van frictie. Je wordt teruggeworpen op je eigen houding ten opzichte van de wereld. Wat gebeurt hier? Wat vind ik daarvan? Welke betekenis geef ik daaraan? Vervolgens is het leuk om daarover in gesprek te gaan. Dat zou ik echt rijk noemen. Maar we kunnen het ook meemaken in ons dagelijks leven. Je moet er alleen oog voor hebben. Als je alleen maar bezig bent met de dingen die worden voorgeschoteld op je smartphone, dan is daar geen ruimte meer voor.’
Een tweede spoor is ambiguïteit. Waarom is dat zo’n aantrekkelijk begrip?
‘Dat heeft te maken met de notie van vertaling. Data zijn een soort universele vertaling. Als je iets eenmaal in data hebt vertaald dan spreekt dat zogenaamd voor zich. Het is eenduidig en transparant. Niet ambigu. Zo werkt het vertalen in andere gebieden niet. Bij poëzievertalingen is er nooit een definitieve vertaling van een gedicht. Er kunnen honderd vertalingen naast elkaar bestaan. Ze zullen lang niet allemaal evenveel hout snijden, maar ze kunnen wel verschillende waardes hebben. Er kan er altijd nog één bij.’
‘In de loop van de tijd moet er een nieuwe vertaling komen, dus een vertaling is altijd voorlopig. Dat wil niet zeggen dat hij daarom minder waard is. Waarde zit ook in de voorlopigheid. Dat is een mooi beeld als je het hebt over ambiguïteit.’
‘Als wij met elkaar praten hoeven we elkaar niet altijd te begrijpen. Maar hoe weet je dat? Er zit productiviteit in het misverstand, er kan juist veel uit komen. Alleen leidt het tegenwoordig helaas vaak tot het dichtklappen van discussies.’
De stelligheid waarmee dingen beweerd worden is een onvermogen om met ambiguïteit om te gaan, het feit dat iets meer dan één ding tegelijk kan betekenen. Dat is mooi aan vertalen. Het is hetzelfde, én niet hetzelfde. Dat kan niet, en toch is het waar.
‘Twee dingen kunnen tegelijk bestaan. Betekenissen kunnen zich ontwikkelen. Dat is normaal. Het gebeurt in de loop van de tijd met de taal zelf. Met overtuigingen, of met iemands eigen persoonlijke taal. Ik praat nu anders dan twintig jaar geleden. Daar zit die voorlopigheid in. Het is een groot probleem dat dat niet meer wordt geaccepteerd.’
Volgens mij vinden mensen het moeilijk.
‘Het is ook een ervaring. Vrijwel iedereen zal herkennen dat dingen tegelijk bestaan. Dat is nu eenmaal zo. Je kunt erg houden van je ouders, en tegelijk boos op ze zijn om andere redenen. Je kunt niet weten wat je verder moet met je leven, maar wel bepaalde overtuigingen hebben. Dat zou iedereen bij zichzelf moeten kunnen onderkennen. Het is iets wat maatschappelijk niet meer geaccepteerd lijkt te worden. Dat komt mede door de invloed van digitale technologie. Die werken het best op eenduidige systemen, met polarisatie tot gevolg. Helderheid en transparantie in het beeld. Je moet zijn wie je zegt dat je bent, en dat kan niet opeens iemand anders zijn. Op Facebook kun je maar één identiteit hebben, geen ontelbare identiteiten.’
Wat gewoon onwaar is.
‘Ik ben optimistisch omdat ik denk dat veel mensen dat zullen herkennen. Het is altijd makkelijker om het bij jezelf te herkennen dan om te erkennen dat het bij anderen ook zo werkt.’
Maar kunst is het domein van de ambiguïteit?
‘Jazeker. Daar komt ook interpretatie bij kijken. Betekenissen ontwikkelen zich. Grote kunstwerken spreken door de tijd heen op verschillende manieren tot ons. Ze zijn plekken die uitnodigen tot een gesprek of discussie daarover. Zonder dat je meteen tegenover elkaar komt te staan.’
Een derde spoor van ontsnapping aan automatisering: de metafoor. Verrassend.
‘Een metafoor kan erg sprekend zijn. Ik ben op het pad van de metafoor gekomen door de object-georiënteerde ontologie. Dat is een hedendaagse filosofische stroming die zich weer bezig is gaan houden met het ding. Het is een interessante manier om na te denken over wat er ontsnapt aan de vertaling in data. Het lichaam is daar een voorbeeld van. De object-georiënteerde ontologie gaat ervan uit dat je het ding niet wezenlijk kunt kennen. Het is van jou verwijderd en je hebt er via je zintuigen een relatie mee. De filosoof Graham Harman komt erop uit dat de beste manier om iets over het ding te weten te komen, is door die relatie op te vatten als een metafoor. Je moet je verplaatsen in dat ding – het gaan belichamen – en dat is een metaforische relatie. Dat is intrigerend.’
Je vergelijkt het ene ding met het andere, en dan ontstaat er ruimte tussen die twee.
‘Hij voert dat dus aan als een kennisinstrument. Het draagt weer die voorlopigheid in zich, want het vraagt om een emotionele of fysieke beweging. Je ziet niet alleen maar iets; je moet er met je eigen lichaam als object een rol in gaan spelen. Dat is concreet en praktisch. Dat vind ik fascinerend.’
Valt alles onder de term ding onder te brengen?
‘Volgens deze stroming zijn er ook fictieve dingen, of dingen uit het verleden. Dat is hun manier om de wereld te beschrijven. Maar al die dingen zijn hun eigen dingen. Het is niet een universalistische manier om de wereld te beschrijven. Het ene ding verandert niet via de metafoor in het andere. Het wordt niet in een 1 of 0 vertaald. De twee dingen komen alleen met elkaar in relatie te staan.’
In de muziek gaat het om wat zich tussen twee noten afspeelt. Dat kun je vergelijken met het soort relaties waar je het nu over hebt.
‘Ja, en de stilte is veelzeggend. Wat zegt stilte in muziek? Dat ontsnapt aan dataficatie.’
Kakkerlakken zijn er zo veel langer dan wij, en ze zullen er waarschijnlijk zo veel langer zijn dan wij. Langer dan de “Homo Deus”
Praten over dataïsme heeft een hoge graad van abstractie. Maar het kan over kakkerlakken gaan, nietwaar?
Clarice Lispector heeft een roman geschreven: De passie volgens G.H. Het is een verslag van een soort mystieke ervaring. Die mystieke ervaring wordt opgeroepen wanneer de hoofdpersoon geconfronteerd wordt met een kakkerlak. Die raakt klem in een kastdeur en de hoofdpersoon duwt nog even aan. Dan barst hij open, en het binnenste van het ding komt naar buiten. Er zit een mooie passage in waarin de hoofdpersoon, in de contemplatie die ze dan ondergaat, terugdenkt aan de geschiedenis van de kakkerlak. Ze lopen al miljoenen jaren op aarde rond. Ze zijn er zo veel langer dan wij, en ze zullen er waarschijnlijk zo veel langer zijn dan wij. Langer dan de “Homo Deus”, al denk ik dat we eerder een climate whipe-out zullen krijgen dan een Homo Deus. Maar de kakkerlak zal zelfs dat waarschijnlijk overleven.’
‘Als zij de kakkerlak open doet barsten, dan komt het binnenste van het ding an sich naar buiten. En zelfs als je het openbreekt weet je nog niet wat het is. Als uit een tube tandpasta komt die witte smurrie naar buiten gezet. Een stroperige werkelijkheid.’
Daartegenover staat het ideaal van de dataïsten: het gladde oppervlak waar alles gemakkelijk voortstroomt; zij het betekenisloos.
‘Nu klinkt het niet per se alsof mensen zouden willen kiezen voor zo’n opengebarsten kakkerlak!’
Maar op dat moment ontstaat er frictie. Er gebeurt iets.
‘In die roman gebeurt iets mystieks, wat wij als gewone stervelingen over het algemeen niet meemaken. Maar zonder die frictie gaat het sowieso niet gebeuren.’