Sinds maart organiseert De Correspondent een project waarin we volgen hoe verschillende landen surveillancetechnologie inzetten als reactie op de pandemie. We hebben gezien dat om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan gebruik wordt gemaakt van van tracking met hulp van en van

Duidelijk werd dat maar weinig regeringen een ​​ongewenste technologie aan de bevolking kunnen opleggen zonder dat ze het risico lopen aan populariteit in te boeten. En al gebeurt dat niet, dan nog zal de app nauwelijks worden gebruikt en daardoor zijn nut verliezen.

Zogenoemde ‘dataculturen’ zijn de afgelopen maanden dan ook een grote rol gaan spelen. Plotseling zijn overheden zich hyperbewust van hoe de bevolking tegenover het gebruik van haar gegevens staat. Gaat het om een technisch onderlegd volk dat redelijk vertrouwd is met overheidscontrole, zoals de Chinezen? Of bestaat in een land een natuurlijke afkeer van alles wat naar staatstoezicht riekt, zoals in Duitsland, waar de herinnering aan de Gestapo en de Stasi voortleeft?

De Correspondent vroeg drie journalisten en experts om vanuit hun thuisland een ‘ansichtkaart’ te sturen. De eerste drie kaarten, afkomstig uit Japan, Brazilië en Zuid-Afrika, illustreren hoe groot de onderlinge verschillen tussen dataculturen zijn, waarbij gebeurtenissen uit het verleden, factoren als inkomensongelijkheid en de kennis van het onderwerp een rol spelen.

Japans goedkeuring van de nieuwe contact-tracing-app van Apple en Google markeert bijvoorbeeld een belangrijke verandering in dit land, waar de bevolking een sterke privacygevoeligheid ontwikkelde nadat ze zich tijdens de Tweede Wereldoorlog door de overheid verraden voelde.

In Brazilië, waar het datadebat vergeleken met Japan nog in de kinderschoenen staat, gaat een advocaat de strijd aan met een voortvarende, databeluste gouverneur, met het doel een ​​langzamere, meer gewetensvolle benadering af te dwingen. Het grote publiek laat het aan zich voorbijgaan.

En in Zuid-Afrika is het hele idee van een datacultuur vanwege een intense digitale ongelijkheid slechts voor de helft van de bevolking relevant, waardoor de regering zich nogal lauwtjes opstelt tegenover de ontwikkeling van nieuwe producten.

Hoe privacybewust Japan voor Apple en Google koos

Door Yohtaro Hamada, verslaggever bij The Asahi Shimbun, een van de vijf nationale kranten van Japan

Tokio, Japan. Waar en in hun reactie op het coronavirus zwaar leunen op het verzamelen van data, zag de regering van Japan zich gedwongen een andere benadering te kiezen dan haar buren. Traditioneel zijn Japanners nogal voorzichtig met hun privacy, vooral als het aankomt op overheidstoezicht. In tegenstelling tot andere Oost-Aziatische landen heeft Japan pas in 2015 een nationaal ID-nummer ingevoerd, en het gebruik daarvan is nog altijd beperkt.

Het kostte de regering tijdens de crisis zelfs moeite om ​​financiële gegevens van burgers te verzamelen, waarmee ze fiscale en financiële steun kon bieden. Om de economische tegenspoed als gevolg van de pandemie te verlichten, bepaalde premier Shinzo Abe dit voorjaar dat iedere burger 100.000 yen (zo’n 800 euro) zou ontvangen, ongeacht het inkomen. Ook deze maatregel had ermee te maken dat de autoriteiten moeilijk konden achterhalen wie de financiële steun wel en niet nodig had.

Het Japanse wantrouwen in de regering is terug te voeren op gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Gedurende de vier jaar dat Japan tegen de VS vocht, circuleerden voortdurend valse berichten waarin werd verkondigd dat Japan aan het winnen was, en werden burgers bovendien onder druk gezet elkaar aan te geven wanneer iemand zich gedroeg op een manier die als ‘onpatriottisch’ werd gezien.

Toen de keizer in augustus 1945 plotseling zijn onvoorwaardelijke overgave aan de geallieerden verkondigde, veroorzaakte dat bij de burgers een diep gevoel van verraad, en nog altijd zijn Japanners beducht op pogingen van de regering om de waarheid te verdoezelen en burgers in het gareel te houden.

Toen in april Japans chief information officer openlijk begon te spreken over het gebruik van een app voor het traceren van contacten, kwam de privacykwestie al naar boven. Maar toen werd aangekondigd dat de Japanse regering een door Apple en Google ontwikkeld systeem zou gebruiken, waren de zorgen al even snel weer verdwenen. Terwijl landen als het VK en Frankrijk wantrouwend staan tegenover betrokkenheid van de techreuzen bij het opsporen van contacten, werd het privacybewuste Japan hierdoor juist gerustgesteld.

Die geruststelling kan op zijn minst gedeeltelijk worden toegeschreven aan een groep activisten die zichzelf de ‘privacyfreaks’ noemen. Deze activisten, die zijn aangesloten bij het hebben als het op databescherming aankomt sinds lange tijd de rol van waakhond, waarbij ze kritiek leveren op bedrijven en overheidsinstanties die de privacy schenden of zich van persoonlijke data bedienen zonder hun gebruikers duidelijk op de hoogte te stellen.

Vijf dagen nadat de Japanse regering haar versie lanceerde van de Apple/Google-app, genaamd COCOA, prees Hiromitsu Takagi, een van de invloedrijkste cyberveiligheidsonderzoekers onder deze ‘freaks’, de techbedrijven voor het privacyvriendelijk ontwerpen van hun (application programming interface).

Als de overheid wil dat de app echt effectief is, moet die hoeveelheid downloads verder omhoog

Hij verklaarde dat beide bedrijven die in het verleden veel kritiek kregen op hun omgang met persoonlijke gegevens, hebben bewezen het belang van privacy onder ogen te zien en ‘de API zo perfect hebben ontworpen dat niemand er iets op aan kan merken’. Sindsdien is er nauwelijks kritiek op COCOA.

Op 11 augustus was de app ruim 12,7 miljoen keer gedownload, wat neerkomt op 10 procent van de totale Japanse bevolking van 126 miljoen inwoners. Bij een positieve test krijgt een gebruiker een uniek registratienummer dat hij vrijwillig kan invoeren. Alleen als de gebruiker dat doet, worden anderen die nauw contact hebben gehad met de besmette persoon geïnformeerd. Van degenen die de app hebben gedownload, hebben tot nu toe 165 mensen met een bevestigde infectie zich geregistreerd.

Maar als de overheid wil dat de app echt effectief is, moet die hoeveelheid downloads verder omhoog. De regering-Abe hoopt dat Japan kan afstappen van zijn traditionele houding ten opzichte van privacy en in plaats daarvan gehoor zal geven aan het advies van Takagi: om de app te zien als een mondkapje dat de verdere verspreiding van het virus helpt voorkomen.

De strijd tussen de gouverneur en de advocaat in het datadebat in Brazilië

Door Laís Martins, een freelance journalist uit São Paulo die eerder samenwerkte met Reuters Brazil

São Paulo, Brazilië. De eerste paar dagen van april vormde de staat São Paulo, in het zuidoosten van Brazilië, het epicentrum van covid-19. Het virus kwam het land eind februari binnen via een Maar ondanks de bijna duizend nieuwe gevallen die per dag in São Paulo werden geregistreerd, bleven de Paulistas, zoals inwoners van de staat bekendstaan,

Op 9 april kondigde gouverneur João Doria de lancering aan van een systeem dat samenwerkte met particuliere telecombedrijven om de Door de locatiegegevens van zijn mobiele gebruikers te delen, stelden telecombedrijven de overheid in staat te produceren, waarop te zien was waar in de staat de bevelen niet werden opgevolgd.

Maar een onthulde later dat die aankondiging begin april alleen voor de show was. Het systeem was al ruim twintig dagen in werking voordat de deal met het telecombedrijf officieel werd gesloten.

Terwijl Doria alles op alles zette om het virus in zijn staat met 44 miljoen inwoners in te dammen, nam een 38-jarige advocaat het op tegen de gouverneur. Vanuit de overtuiging dat het traceren een ​​schending was van de individuele rechten, diende Caio Zacharias een bevel in om zijn telefoonnummer uit de database te laten verwijderen. Hij vertelde UOL dat het systeem voor hem als inbreuk voelde en dat hij Een rechter stelde hem in zijn gelijk. Zacharias is nu die zijn uitgesloten van het systeem.

Nu machthebbers in Brazilië zich steeds autoritairder opstellen, verdient het overhaaste gebruik van privégegevens volgens critici speciale aandacht 

Het verzoek van Zacharias, een van de vele die bij rechtbanken door het hele land binnenkomen, illustreert de uiteenlopende meningen onder Brazilianen over het gebruik van persoonlijke data – een debat dat in het land niet eerder werd gevoerd. Aan de ene kant haasten zich om alle beschikbare middelen ter bestrijding van het virus aan te grijpen, aan de andere kant proberen advocaten en onderzoekers een meer gewetensvolle aanpak af te dwingen en ervoor te zorgen dat gegevens op legale wijze en enkel voor de juiste doeleinden worden gebruikt.

Nu zowel nationale als regionale machthebbers in Brazilië zich steeds autoritairder opstellen, verdient het overhaaste en niet altijd even doorzichtige gebruik van privégegevens volgens critici speciale aandacht. ‘Het grootste risico is de identificatie van het individu op basis van gegevens die in eerste instantie anoniem zijn, maar wanneer ze met een tweede gegeven worden gecombineerd, rechtstreeks leiden naar degene die de telefoonlijn gebruikt’, zegt Ana Lara Mangeth, rechts- en technologieonderzoeker aan onderzoeksinstituut ITS Rio.

Ondertussen gaat de discussie aan de meeste Brazilianen voorbij. In het land werd tot voor kort nauwelijks over het onderwerp gesproken, totdat de ‘Brazilianen hebben niet echt een idee van de implicaties van het onderwerp voor hun privéleven’, vertelt Zacharias.

In Zuid-Afrika bemoeilijkt digitale ongelijkheid het gebruik van traceringstools

Door Oarabile Mudongo, research fellow van de denktank Research ICT Africa

Kaapstad, Zuid-Afrika. Zuid-Afrika heeft met een officieel besmettingsaantal van te maken met een enorme coronagolf. ‘Dit is de storm waar we de Zuid-Afrikanen steeds voor hebben gewaarschuwd’, Ondanks deze cijfers probeert de regering de lockdownmaatregelen aan de hand van nieuwe technologieën op te heffen, vanuit de wens een land dat het economisch toch al zwaar heeft voor verdere destructieve gevolgen te behoeden.

In april werd er gesproken over de ontwikkeling van een nationale traceerdatabase, waarin Ook gingen er geruchten dat de overheid overwoog een ​​digitale app in te schakelen voor het traceren van contacten, die door een team van onder meer universitair onderzoekers en particuliere bedrijven was gelanceerd.

Maar niet iedereen in Zuid-Afrika heeft toegang tot een smartphone en niet iedereen kan dus van dergelijke technologieën profiteren.

Volgens een Research ICT Africa (RIA), heeft slechts 53 procent van de Zuid-Afrikaanse bevolking toegang tot internet – wat een grote digitale ongelijkheid impliceert. De belangrijkste belemmeringen om mensen online te krijgen zijn een gebrek aan smartphones en digitale kennis, die beide het gevolg zijn van armoede.

Smartphones zijn voor veel mensen onbetaalbaar. In een onderzoek van RIA gaf 36 procent van de mensen aan niet online te zijn vanwege de hoge kosten van apparaten, 15 procent verklaarde dat internet te duur was en 47 procent noemde de kosten van mobiel dataverkeer als een van de redenen om het gebruik ervan beperken.

Een meerderheid van de bevolking zou geen traceerapp kunnen gebruiken

De twee grote telecommunicatiebedrijven van het land, MTN en Vodacom, verlaagden hun dataprijzen in april dit jaar Maar Arthur Goldstuck, directeur van marktonderzoeksbureau World Wide Worx, verklaarde tegen de Zuid-Afrikaanse media-outlet Business Day dat dit niet voldoende ‘tegemoetkomt aan de behoefte van arme mensen aan echt goedkope data’.

De digitale kloof maakt dat de meerderheid van de bevolking geen traceerapp zou kunnen gebruiken. En als kwetsbare groepen er geen toegang toe hebben, wordt de doeltreffendheid van een dergelijke applicatie vanzelf beperkt.

De ontwikkelaars van de zijn zich bewust van dit risico en hebben een poging tot inclusiviteit gedaan door mensen zonder smartphone in staat te stellen hun QR-code te printen en op een papier bij zich te dragen. Maar QR-codes zijn alleen beschikbaar via de en de zodat gebruikers alsnog toegang moeten hebben tot de telefoon of computer van een vriend of familielid.

Misschien is dat de reden dat de overheid de app nog niet heeft goedgekeurd. Co-Pierre Georg, een van de ontwikkelaars van Covi-ID, ‘We hebben letterlijk duizenden e-mails naar overheidsfunctionarissen gestuurd om hun medewerking te krijgen voor een privacyveilige manier van contact tracing in Zuid-Afrika’, schreef hij. ‘Maar hoewel we geweldige steun kregen van de en het ministerie van Wetenschap en Technologie, is er geen serieuze interesse getoond door het nationale ministerie van Gezondheid of het ministerie van Gezondheid in de Westkaap.’

Zuid-Afrika is niet het enige land dat met deze ongelijkheid kampt. Andere landen, lopen tegen vergelijkbare problemen aan. ‘Die mensen [zonder internettoegang] lopen het risico uitgesloten te worden van een eventuele ​​op smartphones gebaseerde app voor het traceren van contacten, tenzij de overheid met spoed investeert in digitale training en ondersteuning om de kloof te dichten’, aldus Liz Williams, CEO van de in het VK gebaseerde organisatie die campagne voert om de meest kwetsbaren online te krijgen. ‘Ik ben bang dat sociale ongelijkheid hierdoor alleen maar toe zal nemen.’

Vertaald uit het Engels door Laura Weeda

From Japan to Brazil and South Africa: how countries’ ‘data cultures’ shape their response to coronavirus Lees dit verhaal in het Engels

Lees ook:

Telecombedrijven weten waar je heen gaat en met wie je afspreekt. En daarom spelen ze nu een hoofdrol in de coronacrisis Telecombedrijven spelen al jaren gevoelige data door aan overheden. De pandemie maakt die samenwerking nog hechter. In ten minste dertig landen gebruiken overheden nu telecomdata in de hoop daarmee de verspreiding van corona tegen te gaan – en de bedrijven noch de overheden leggen daar verantwoording over af. Lees mijn verhaal