Als we zo doorbouwen hebben we straks geen planeet meer over. Ik duik in de bouwput op zoek naar oplossingen
Overal ter wereld groeien steden hard, met vaak rampzalige gevolgen voor de natuur. Door het gebruik van eindige grondstoffen is de bouw op dit moment per definitie niet duurzaam. Dat kan en moet anders, bijvoorbeeld door ‘natuurinclusief’ en circulair te gaan bouwen. (Dit verhaal is ook te beluisteren)
Op 22 augustus dit jaar was het Earth Overshoot Day 2020, de dag in een jaar dat de mens meer grondstoffen heeft verbruikt dan de aarde in datzelfde jaar kan vernieuwen. 22 augustus, net over de helft van het jaar, en een groot deel van ons ‘bouwelixer’ was al op.
Zijn we na 22 augustus dan gestopt met het delven van deze grondstoffen? Nee. De belangrijkste reden om gewoon door te blijven gaan? De bouw.
Een paar maanden daarvoor stonden veel bouwers, net als de boeren, op het Malieveld te protesteren vanwege de stikstofcrisis. Door een niet-deugend stikstofbeleid waren plots duizenden bouwprojecten stilgelegd. De hamers en knetterende bouwradio met 100% NL echoden niet langer langs snelwegen en grote buitenstedelijke bouwplaatsen.
Door heel het land vond je verlaten bouwterreinen. Tot woede van de bouwers zelf.
Maar niet alleen het overschot aan stikstof geeft de bouwsector een milieuvervuilend label. De hoeveelheid grondstoffen die nodig is om te kunnen blijven bouwen in ons land, is op aan het raken. En met ‘op’ bedoel ik: we hebben er de maximale hoeveelheid van uit de grond gehaald. Elke gram meer betekent uitputting van grondstoffen en onherstelbare schade aan onze natuur.
Bouwen, bouwen en nog eens bouwen
Tot 2030 gaat zo’n 50 procent van alle grondstoffen die we in ons land gebruiken naar de bouwsector, ongeveer 1 miljard ton. Een derde daarvan kan met de huidige technieken uit hergebruik van materialen en afvalstoffen worden gehaald. De rest moet uit die kwetsbare (nu al) ‘voorbijgeschoten’ aarde komen.
Daar komt bij dat de Nederlandse bouw met de huidige groei van de geplande bouwprojecten in 2050 zo’n 40 procent van ons jaarlijkse energieverbruik voor zijn rekening neemt,* en 30 procent van het totale jaarlijkse waterverbruik in ons land.* Dat zijn flinke cijfers.
Daar is Nederland trouwens niet uniek in. Het zijn getallen die overal ter wereld ogenschijnlijk voor lief worden genomen.* Sinds 2007 woont meer dan de helft van de wereldbevolking in steden, en dit aandeel stijgt alleen maar verder. In 2030 wonen er 5 miljard mensen in steden, en in 2050 zo’n 70 procent van alle mensen op aarde.* Bestaande steden dijen dus steeds meer uit – de hoogte in, met megaflats, maar ook met nieuwe buitenwijken. En er komen zelfs hele nieuwe steden bij.
Toch wonen nog steeds bijna een miljard mensen op aarde in sloppenwijken, ook al behoren een goede woning, voldoende infrastructuur en toegang tot gas, water en licht tot de basisbehoeften waar ieder mens recht op heeft. Niet gek dus dat in veel landen alleen nog maar gedacht wordt aan bouwen, bouwen en nog eens bouwen.
Een paar jammerlijke cijfers die hier tegenover staan: het bouwen van en leven in deze steden staat garant voor 60 procent van ál het gebruik van beschikbare grondstoffen op aarde,* en voor bijna 40 procent van het wereldwijde energiegebruik.*
Schrijnende cijfers die ervoor zorgen dat ons milieu, de wereldwijde biodiversiteit en het klimaat structureel het onderspit blijven delven.
Tenzij de bouw veel en veel duurzamer wordt.
Bouwen heeft gevolgen (ver hiervandaan)
Mijn aardrijkskundedocent zei altijd: ‘Hoe meer we in Nederland wíllen, hoe minder ze elders kúnnen.’ Ze doelde hiermee op het begrip ‘afwenteling’. Veel dingen die Nederlanders voor lief nemen (zeg: een flatgebouw in Amsterdam), komen voort uit een reeks mens- en natuuronterende praktijken elders op de wereld (zoals koperwinning in Chili).
Zo ook in de bouw. Willen we de consequenties van al die ambitieuze maquettes in Nederland en de rest van de wereld begrijpen, dan moeten we kijken naar waar de grondstoffen voor de bouw vandaan komen, en, misschien nog wel belangrijker, waarom wij mensen zoveel grondstoffen ‘nodig’ hebben.
Om dat te begrijpen is Nederland te klein. Letterlijk, want veel van onze mooie nieuwe gebouwen kunnen op dit moment niet bestaan zonder grondstoffen die langs de hele wereldwijde keten hun vaak vieze, vervuilende sporen achterlaten.
Om te kunnen bouwen met materialen als glas, beton en bakstenen, hebben we grondstoffen nodig zoals klei, ijzererts, hout, zand, kobalt, tin en koper; de zogeheten kritieke grondstoffen. Al deze hachelijke goedjes halen we uit de bodem. Dit gebeurt vaak op plekken waar dit amper gereguleerd is, wat nogal wat schadelijke gevolgen heeft voor alles wat er op deze plekken groeit en leeft.
Neem de Chuquicamata-mijn in Chili. Al sinds 1882 wordt hier koper gedolven en het is nog steeds een van de grootste mijnen ter wereld. Jaarlijks wordt hier een kleine dertig miljoen ton koper uit de grond gehaald.* De impact op de natuurlijke omgeving en de mensen die er wonen is enorm. De naastgelegen stad (met dezelfde naam als de mijn) had dertig jaar geleden nog zo’n 25 duizend inwoners. Nu zijn dat er nog nul. De reden: zware luchtverontreiniging vanuit de mijn. De mensen die hier werken voor miezerige loontjes lijden in grote getalen aan astma en andere luchtwegziektes.*
Niet alleen mensen zijn hier de dupe, ook de flora en fauna. Mijnen is niets meer dan hakken, zagen en graven in grond waar planten groeien en dieren leven. Het resultaat: hun leefgebied wordt steeds kleiner. In contreien rond Chuquicamata die nog wél leefbaar zijn, worden jaarlijks als gevolg van het mijnen enorme hoeveelheden schadelijk koper in de grond van natuurgebieden gevonden. Door de zuurgraad is dit schadelijk voor het bodemleven en de planten die erop groeien.
Het delven van koper kost ook nog eens een hoop water, en daarnaast raakt een groot deel van het grond- en oppervlaktewater vervuild met zware metalen als lood en cadmium. Niet echt wenselijk midden in de gortdroge Atacama-woestijn.
Hoewel dit ‘slechts’ de gevolgen zijn van koperwinning, is de vervuiling tekenend voor ontzettend veel andere grondstoffen die gebruikt worden in onze bouwsector. Het gaat niet alleen om koper uit Chili, maar ook om kobalt uit Congo. Hout uit Brazilië. Allerlei mineralen uit Vietnam.
In de bouw lijkt het motto: wij de grondstoffen, zij de vervuiling. Vervuiling waar we in onze mooie nieuwe gebouwen in Nederland, tijdens het enthousiaste gebruik van onze koperen water- en gasleidingen, totaal aan voorbijgaan.
Het probleem is niet alleen dát we bouwen, maar ook wáár dat gebeurt
Het verdwijnen van leefgebied geldt als een van de grootste gevaren voor 85 procent van alle bedreigde diersoorten op aarde.* De mijn in Chili is een zo’n voorbeeld, maar wanneer er met deze grondstoffen daadwerkelijk gebouwd wordt, verdwijnt er ook nog een keer leefgebied van de flora en fauna die op deze plaatsen leeft. Geplande gebouwen in natuurgebieden, bossen die gekapt moeten worden voor nieuwe woningen, of wegverbredingen waarvoor een plak natuur flink in de weg ligt.
Eerder schreef ik over het getouwtrek tussen boer en natuur. Dit is in de bouw niet anders. Voor veel nieuwe bouwprojecten liggen natuur en bouw met elkaar in de clinch.
Een goed voorbeeld hiervan: kustgebieden. Vrijwel alle groeiende wereldsteden liggen aan of vlakbij zee. In deze gebieden wordt dus steeds meer gebouwd. Vaargeulen voor de handel, stortplaatsen voor het afval en havens voor het transport verwoesten de lokale ecosystemen die dieren nodig hebben voor hun voedsel, en als leefgebied.
Het wrange is dat er vaak voor beide partijen wat te zeggen valt. Zo werd de bouw van een fabriek van Tesla in Berlijn in eerste instantie geannuleerd omdat er 300 hectare bos voor gekapt moest worden, en daar waren natuurbeschermers het niet mee eens. Ze dienden driehonderd verschillende aanklachten in, maar de rechter besloot uiteindelijk toch om de bouw van de gigafactory van de ‘duurzame’ autofabrikant door te laten gaan. De voornaamste overweging: meer werkgelegenheid.
Ook de stikstofcrisis is een voorbeeld van de patstelling tussen natuur en de bouw
Ook de stikstofcrisis is een voorbeeld van de patstelling tussen natuur en de bouw. Er is – zeker in Nederland – grote vraag naar huizen. Maar de bouw zorgt voor een groot deel* van het neerslaan van stikstof in natuurgebieden. Daardoor raken veel bodems in natuurgebieden verzuurd, en wordt het bodemleven aangetast. Planten die houden van stikstof overwoekeren soorten die niet bestand zijn tegen de verzuring. Het gevolg: omdat de natuur bestaat uit complexe ecosystemen die allemaal met elkaar samenhangen, raken veel van deze systemen uit evenwicht. Dit heeft directe schadelijke gevolgen voor veel planten en dieren die in zulke aangetaste natuurgebieden leven.
Ofwel: de bouwsector wil doorbouwen, maar de natuur kan dat niet aan.
Beter bouwen voor een duurzame samenleving
Het winnen van grondstoffen is niet duurzaam, maar tegelijkertijd zal de vraag naar grondstoffen in de bouw tot 2060 bijna verdubbelen, stelde de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in 2018.*
Dat zorgt voor twee problemen: de grondstoffen hebben we niet, tenzij we willen dat Earth Overshoot Day al in januari plaatsvindt. En de impact op mens en natuur van zowel de extractie van deze grondstoffen elders, als van de bouwprojecten hier wordt steeds groter.
Om beide problemen op te lossen moet we anders gaan denken over grondstoffen. De bouw moet veel minder afhankelijk worden van eindige grondstoffen als koper, zand en ijzer. Dat betekent dat we simpelweg anders moeten gaan bouwen. Een lege kopermijn in Chili vult zichzelf immers niet meer aan.
Steeds meer (maar nog lang niet genoeg) bouwprojecten starten daarom vanuit circulaire principes. Ofwel: de grondstoffen die in eerdere bouwprojecten gebruikt zijn, moeten hergebruikt worden. Dat gebeurt nu nog maar mondjesmaat. Om het tweede probleem – de impact van bouwprojecten op de nabije natuur – aan te pakken, zullen nieuwe bouwprojecten beter ingebed moeten worden in de omgeving; zogenaamd natuurinclusief bouwen. Dit heeft te maken met de wijze van bouwen, maar ook met de locatie van nieuwe bouwprojecten. Zo kunnen alle gebruikers van de omgeving, mensen, dieren en planten, gezond samenleven.
Het bouwen aan een duurzame samenleving begint bij het verduurzamen van ons letterlijke fundament: de bouw. En daar draait het niet slechts om wat we bouwen. Het begint bij de oorsprong van de materialen: hoe een zandkorrel op een Marokkaans strand eindigt in een cementwagen in Assen. Hoe de dagelijkse opbrengst van een mijnwerker in Vietnam in handen komt van een bouwvakker in Koog aan de Zaan. Hoe het koper uit een natuurlijke bron in Chili uiteindelijk in een hoge flat in Amsterdam terechtkomt.
Hoe ik verduurzaming in de bouw ga onderzoeken
De bouw is groots en soms bijna allesomvattend. Daarom ga ik stapje voor stapje, steen voor steen, kijken naar waar echte verduurzaming te vinden is, en te halen valt. Ik ga kijken naar onze eigen zandwinning, naar natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen, en hoe we beter met onze schaarse grondstoffen om kunnen gaan. Ofwel, meer en vaker circulair kunnen bouwen.
Intussen schrijft archeoloog Maikel Kuijpers vanaf dinsdag 1 september een serie artikelen over materialen en hoe die de wereld om ons heen hebben gevormd. Ook hij besteedt veel aandacht aan de bouw en de impact van het materiaalgebruik, maar waar hij zich richt op de materialen zelf, duik ik in de natuurlijke oorsprong (grondstoffen) en de toepassing ervan (alternatieve bouwvormen).
Je hoort van me.