Wij, Nederlandse voetballiefhebbers, zijn gedoemd om alleen een karikatuur van Johan Cruijff te onthouden.

Die karikatuur ontstond vermoedelijk ergens in de jaren negentig. Cruijff was niet meer de geniale speler of geniale trainer na zijn vertrek bij Barcelona, maar werd een mediapersoonlijkheid, een generator van vreemde uitspraken, waar het land zich dagen om verkneukelde. Voor tv-makers was Cruijff onweerstaanbaar.

Mart Smeets behandelde Cruijff als nobele wilde en liet niet na de zonderlingheid van Cruijff te benadrukken; Tom Egbers was met zijn licht ironische stijl veel subtieler. Maar je zag bij hem ook de begrijpelijke, lichte verontrusting: ga ik dit live op tv kunnen volgen, laat staan interpreteren? De vragen die hij Cruijff stelde ter verduidelijking, accentueerden Cruijffs eigenaardigheid alleen maar. Als hij alleen zijn woorden had om op terug te vallen, kwam Cruijff niet goed uit de verf.

In plaats van scherp voetbaldenker werd Cruijff zo de knuffelverhaspelaar, de troeteltautoloog, de prachtpleonast. Een uitzending zonder nieuw aforisme was een teleurstelling. Zijn retorische onvermogen is waar de rest van Nederland zich mee troostte, omdat het niet zo veel talent had als Cruijff. Pieter Winsemius – oud-minister en soort van Cruijff-biograaf – beschreef deze minachting voor Cruijff goed in zijn Cruijff-boek

‘De voetballers van deze samenleving, met hun “heb” en “hun zeggen”, beheersen de vaderlandse spreektaal niet. “Dus” zal, kort door de bocht, het zooitje ongeregeld verder ook wel niet veel kunnen.’

Cruijff, serieus genomen

Maar kan het ook anders? Cruijff serieus nemen, zonder humorloos te worden, zonder te verafgoden? Dat weet ik niet zeker, wel dat het anders moet.

Met Pieter Zwart, nu hoofdredacteur van VI, vatte ik een paar jaar geleden het plan op om Cruijff te interviewen. Wat vond en dacht Cruijff nu precies over voetbal? We wilden aan de hand van videobeelden met hem gaan praten, en zijn ideeën over voetbal thematisch en met beelden uit de doeken doen. Het kwam er niet van. Enkele dagen nadat we het plan hadden besproken, kwam het nieuws dat Cruijff kanker had.

Ondanks de veelheid aan boeken over Cruijff, de boeken die er al waren en de boeken die er al kwamen, is die lacune er nog steeds. Levensverhalen van Cruijff zijn er zat. Vorig jaar zijn er twee heel fraaie bij gekomen. Auke Kok beschreef het leven van Cruijff Arthur van den Boogaard deed het op (opgehangen aan zijn laatste seizoen als speler).

Het nadeel dat Cruijff niet meer leeft, geeft het voordeel dat hij de schrijver niet meer kan verwarren

Jaap de Groot van De Telegraaf ghostwrote twee autobiografieën van Cruijff: Mijn verhaal, de klassieke postume autobiografie uit 2017, maar ook (2012), dat inderdaad over voetbal gaat, tot in detail. Cruijff legt bijvoorbeeld uit hoe je een bal op je dijbeen dood moet leggen: ‘‘Waar de bal ook op het dijbeen komt, het allerbelangrijkste is dat de dij volkomen ontspannen is. Anders springt de bal weg. Het dijbeen gaat daarom niet tegen de balbaan in, maar dempt als het ware de snelheid van de bal.’

Maar Mijn voetbal noteert zonder uit te leggen, zonder te illustreren, zonder voorbeelden te geven. Het pure voetbalboek, dat Cruijffs voetbaldenken toegankelijk en inspirerend uitlegt, is er dus nog niet. En de man die zo veel trainers heeft beïnvloed, en wiens ideeën over voetbal niet alleen springlevend zijn, maar dat vermoedelijk (kleine indekking) altijd zullen blijven, verdient zo’n boek wel. Hoe Cruijff over voetbal dacht aan de hand van zeven wedstrijden – zoiets.

Het nadeel dat Cruijff niet meer leeft, geeft het voordeel dat hij de schrijver niet meer kan verwarren.

Een Cruijff-encyclopedie waarin je wilt lezen

Rob Siekmann – jurist, Slavist en voetballiefhebber – heeft dit voorjaar de best denkbare basis voor zo’n gepubliceerd: Cruijffiaans – Uitspraken, gedachtegoed en voetbalvisie: een thematisch totaaloverzicht. Ik kreeg het pas deze zomer te zien, wat jammer is, want Siekmanns boek is bijzonder. Simpel in opzet, uitstekend in uitvoering.

Siekmann heeft de uitspraken van Cruijff uit andere uitsprakenbundels verzameld, gestructureerd naar thema en – waar nodig en heel soms waar onnodig – geredigeerd. Dit doet volgens Siekmann meer recht aan Cruijffs ideeën over voetbal dan de citaten chronologisch, humoristisch, of nauwelijks te ordenen.

Siekmann doet dat keurig transparant, zodat duidelijk is waar hij iets in- of aanvult. En hij doet dat bloedserieus, met een lange verantwoording, consequent, en soms met wat te veel ijver wat mij betreft. Neem de volgende alinea, over wat Cruijff zei over de beoordeling en selectie van spelers:

Spelers die moeten afvallen zijn totaal onbelangrijk, wij besteden alle aandacht aan de goede jongens. Zwakke spelers mogen meelopen [meedoen, RS], totdat we een betere speler hebben gevonden. Wie moet afvallen gaat [doet, RS] zo lang mee tot [dat, RS] we een betere speler hebben gevonden. [W/174] Wie gemakzuchtig is, valt onmiddellijk af. Als je dat [gedrag, RS] van [bij, RS] een speler toestaat [accepteert, RS], dan is [komt, RS] de volgende onderweg [er al aan, RS]. [B/138]

Een voorbeeld van de orde in Siekmanns boek.

Maar dat is klein bier. Het resultaat van Siekmanns werk is een encyclopedie die je niet alleen kunt gebruiken als naslagwerk, maar als leesboek, 452 geordende pagina’s lang. Als vanzelf dwaal je van thema naar thema; van ‘beoordeling en selectie van spelers’, naar ‘techniek en balbehandeling’, naar ‘Mooi voetbal versus resultaatvoetbal’, naar ‘Hoekschop’. Cruijff wist wat te doen als Engelse ploegen, met grote spelers, vier van die grote spelers naar voren stuurden bij een hoekschop.

Als die gasten met vier verdedigers naar voren komen, zijn ze niet te houden. Wat zeg ik dan [tegen mijn spelers, RS]? Ga [zelf, RS] maar met vier spelers naar voren, want dan zullen er wel een paar [van hen, RS] achter [moeten] blijven. Zo haal [los, RS] ik weg [op, RS]. [B/216]

Als je wilt weten wat Cruijff over voetbal zei, heb je geen ander boek meer nodig. Maar als je het wilt begrijpen, wilt voelen, wilt kunnen herkennen, dan is iets anders nodig – vind ik dan. Een bondig uitlegboek dat Cruijffs belangrijkste voetbaldenken bij het nekvel pakt en de lezer in het gezicht duwt. Niet compleet, wel dwingend, overtuigend, en inspirerend.

Misschien is een boek niet het goede medium. Een vodcast, beelden met gesproken en geschreven tekst, is vermoedelijk het beste. Zonder (bewegend) beeld laat voetbal zich behoorlijk lastig uitleggen.

Een extra suggestie: laat een wetenschapper gestructureerde interviews afnemen met spelers die training hebben gehad van Cruijff. Mijn vermoeden is dat Cruijff een grotere denker dan trainer was, maar wie weet wat we daarover te weten komen als het serieus wordt onderzocht. Wie dat gaat doen, kan niet voorbij aan Siekmanns geweldige boek als beginpunt en bron.

Meer lezen?

In zijn geboortewijk heeft iedereen wel een anekdote over Johan Cruijff, maar een standbeeld is er nooit gekomen Het afgelopen jaar schreef ik over Betondorp, de geboortewijk van Johan Cruijff. Voor een van de afleveringen sprak ik bewoners over hun herinneringen aan de eeuwige Nummer 14. Anekdotes hadden ze allemaal, maar pogingen een standbeeld op te richten sneuvelden omdat de buurtbewoners tezeer aan hun tuin waren gehecht. Lees het artikel hier