We leven in een wereld waarin je alles in overvloed kunt krijgen, behalve wat echt van waarde is
Het is in onze samenleving makkelijker om een maaltijd van sterrenkwaliteit bij je thuis te laten bezorgen dan als arts of verpleegkundige voldoende beschermingsmateriaal te krijgen. Zo is het systeem: we komen om in overbodige dingen, maar wat we echt nodig hebben ontbreekt. Dat kan – en moet – anders.
Er is iets vreemds met me aan de hand. Toen de lockdown begon, lieten kleine stukjes van mezelf langzaam los. Beetje bij beetje vielen de dingen weg die mijn karakter vormen – mijn waarden, mijn ambities. Zelfs grotere, fundamentele brokken van mijn persoonlijkheid, bouwstenen die zo’n wezenlijk deel van mijzelf vormden dat ik ze nooit in hun geheel kon overzien braken af.
Als ik zeg dat ze afbraken, bedoel ik dat na verloop van tijd mijn manier van leven me steeds merkwaardiger voorkwam. Mijn financiële drijfveren, in het bijzonder als het ging om het najagen van een bepaalde lifestyle – een groter huis, een mooiere auto, luxere vakanties – begonnen iets absurds te krijgen.
Ik hoorde dat mensen tijdens de lockdown zich juist meer bekommerden om hun huiselijke omgeving, dat ze die aanpakten en mooier maakten, omdat we nu zoveel thuiszitten. Maar bij mij gebeurde het tegenovergestelde. Ik begon mijn materiële omgeving juist te zien als iets overdadigs, als een gênant overschot aan welvaart. Als ik íets had, dan was het te veel ruimte, en te veel dingen die die ruimte innamen.
Mijn persoonlijke relaties – voor mij doorgaans een bron van trots – begonnen daarentegen grote gaten te vertonen. Vol schuldgevoel herinnerde ik me al die mensen die ooit lief voor me waren geweest, en met wie ik het contact was verloren, alleen omdat ik het zo druk had.
Zó druk, zei ik tegen mezelf. Te druk om contact te maken met vrienden en familie die me nodig hadden, met wie ik graag samen was, en wier afwezigheid schadelijk was voor mijn geestelijk welzijn.
Als ik terugkeek zag ik niet een logisch pad vol levensdoelen en mijlpalen – diploma's, robuuste vriendschappen, een carrière – maar een grillig spoor
Mijn leven was in de loop der jaren kleiner geworden. Efficiënter, maar ook verarmd door het gebrek aan menselijke steun, die ik zo nodig heb om gezond te blijven. Als ik terugkeek zag ik niet een logisch pad vol stevige stappen naar levensdoelen en mijlpalen – diploma’s, robuuste vriendschappen, een carrière – maar een grillig spoor. Ik zag onverwerkte trauma’s en niet-onderzochte relaties.
Het leek alsof alle delen die mij vormen tot nu toe alleen bij elkaar waren gehouden door pure snelheid – als een komeet die er voor het blote oog uitziet als een bol, maar in werkelijkheid een opeengepakte verzameling deeltjes is, bij elkaar gehouden door snelheid en hitte en zwaartekracht. Toen de pandemie eenmaal kwam, toen de lockdown begon, toen de snelheid eruit ging en het leven tot stilstand kwam, toen koelden mijn brokjes koortsige materie af en viel alles uit elkaar.
Even was ik bang dat ik een soort zenuwinzinking had, maar ik voelde me prima. Ik was niet neerslachtig, ik voelde me niet rot, ik was niet depressief. Ik voelde me alleen opgeschort. Ik had zo lang geleefd op manieren die me opgedrongen waren dat mijn bestaan niet meer gezond was. Ik had de verbindingen met mijn omgeving laten wegglippen, mijn individuele verlangens boven de behoeften van de mensen om me heen laten gaan. Ik had me laten grijpen door de snelheid van het leven, en de verantwoordelijkheid voor mezelf en andere mensen achteloos laten vallen.
Altijd had het virus 'iets blootgelegd'
Die maanden waarin ik uit elkaar viel, had ik doorgebracht met schrijven over hoe de wereld reageerde op de pandemie, en hoe ze dat zou moeten doen. Een tijd lang las ik in vrijwel elk journalistiek artikel over de coronacrisis dat het virus iets ‘had blootgelegd’. Op het moment dat het virus toesloeg, scheurden alle breuklijnen en alle dichtgeplamuurde onderaardse spleten open.
Veel landen waren niet voorbereid op een virusepidemie omdat ze, net als ik, geoptimaliseerd waren voor heel andere dingen, namelijk individualisme en vermarkting. Het eerste verheft de behoeften van het individu boven die van de groep, het tweede voorziet vervolgens in die behoeften – creëert ze zelfs – met een oneindig scala aan goederen en diensten.
Het resultaat was een samenleving die zo ongezond is, zo precies ontworpen om onze geestelijke levens en waarden te reduceren tot dingen waaraan je geld kan verdienen, dat veel welvarende landen, toen de pandemie eenmaal toesloeg, net als ik, simpelweg desintegreerden.
Ze vielen uit elkaar vanwege dezelfde menselijke behoeften die bij ons ingebakken zitten, maar die door moderne samenlevingen zijn uitgefaseerd. We hebben gemeenschappen nodig, en we moeten onze middelen zo eerlijk mogelijk verdelen, want als we alles voor onszelf houden, hebben we in kwetsbare tijden niks om als collectief op terug te vallen.
Het is het kapitalisme op z'n slechtst: wat essentieel is ontbreekt, in wat onnodig is wordt voorzien
Het gebrek aan gemeenschapszin leidde tot een virusslachting in verzorgingshuizen. Overconsumptie heeft gezorgd voor een economie die is geoptimaliseerd om te voldoen aan de onverzadigbare vraag naar goederen en diensten, niet een die in crisistijden zorgt voor het algemeen welzijn. Economieën staan volledig in dienst van winstmaximalisatie, wat leidde tot de agressieve privatisering van publieke voorzieningen als de gezondheidszorg. Met als gevolg dat landen chronisch – en fataal – onvoorbereid waren op een pandemie.
Tijdens de piek van de pandemie in het Verenigd Koninkrijk was het makkelijker om een maaltijd van sterrenkwaliteit bij je te thuis laten bezorgen dan als zorgmedewerker voldoende beschermingsmateriaal te krijgen.
Het is het kapitalisme op z’n slechtst: wat essentieel is ontbreekt, in het onnodige wordt voorzien.
In Het masker van de rode dood, een kort verhaal van Edgar Allen Poe, wordt een groep rijke feestgangers tijdens een decadent diner in een sjiek paleis ruw onderbroken door een dodelijke ziekte, die zich aandient in het lichaam van een van de gasten. Wanneer de feestvierders zich realiseren dat de figuur met het schimmige masker inderdaad niet een van de genodigden is, maar de dood zelve, vluchten ze in paniek – om vervolgens een voor een te grazen genomen te worden.
Covid-19 werkt op vrijwel dezelfde manier: de ziekte onderbreekt ruw onze orgie van consumptie, en toont ons dat je er niet aan kunt ontsnappen, ook al heb je nog zo veel geld.
Dit alles wordt onderstreept door de manier waarop moderne economieën zijn ontworpen – perfect samengevat door de marketingkreet ‘het product waarvan je niet wist dat je het nodig had’: het creëren van vraag om in aanbod te voorzien, in plaats van andersom. Wat we echt nodig hebben is niet een groter huis, een mooiere auto of luxere vakanties, maar toereikende infrastructuren die ons kunnen beschermen als er een publieke gezondheidscrisis uitbreekt. Als zo’n infrastructuur ontbreekt, dan is dat omdat je er niet gemakkelijk geld mee kunt verdienen.
Politiek die draait om geld verdienen, niet om bescherming
In 2012 beëindigde de Federal Trade Commission, die in Amerika toezicht houdt op fusies in de gezondheidszorg, haar beoordeling van een miljoenentransactie in de sector. De deal ging om Newport Medical Instruments,* een fabrikant van goedkope mobiele beademingsapparaten. Newport werd opgekocht door het Amerikaanse bedrijf Covidien, een zorggigant die veel grotere en duurdere beademingsapparaten maakt. De beoordeling van de acquisitie door de FTC was oppervlakkig, er kwam geen verzoek voor een tweede review, wat betekent dat het proces niet veel meer voorstelde dan het zetten van een stempel.
De fusie betekende echter ook het einde van een federaal programma uit 2007, dat als doel had om in samenwerking met Newport een voorraad aan te leggen van tienduizenden kleine mobiele beademingsapparaten. Volgens Covidien bracht het project niet genoeg op, dus zette het er een streep doorheen. Het gevolg was dat ruim tien jaar later duizenden Amerikanen bezweken aan het coronavirus omdat er nergens ook maar een reserve-beademingsapparaat te vinden was.
En toen de Amerikaanse regering uiteindelijk wel beademingsapparaten wist te regelen, was dat na een opeenstapeling van fouten. Een Amerikaans dochterbedrijf van Philips had voor de pandemie al honderden miljoenen belastingdollars opgestreken om goedkope beademingsapparaten te produceren, voor het geval er een pandemie zou komen. Geen van die apparaten kwam terecht bij de Amerikaanse overheid.* Maar het belastinggeld was wél gebruikt om een commerciële variant van het beademingsapparaat te ontwikkelen, die het bedrijf elders op de wereld verkocht.
En ook al had Philips de subsidie misbruikt en had het in eerste instantie gefaald in het leveren van de benodigde machines, toch kocht de Amerikaanse regering, de wanhoop nabij, 43.000 beademingsapparaten van het bedrijf – tegen markttarief. Toen het Congres de transactie tegen het licht hield, bleek dat de Amerikanen een half miljard dollar te veel hadden betaald.
Het is politiek die draait om geld verdienen, niet om bescherming verlenen.
Ons welzijn is ten prooi gevallen aan commerciële en hebzuchtige economische verhoudingen
Overal ter wereld vind je vergelijkbare verhalen. In het Verenigd Koninkrijk kregen kabinetsleden drie jaar geleden al te horen dat het land overvallen zou worden door een crisis als deze – dat er een tekort zou ontstaan aan ic-bedden, mortuariumcapaciteit en persoonlijke beschermingsmiddelen. Een paar jaar later bestelde de regering 40.000 ziekenhuispakken uit Turkije, in een poging het ziekenhuispersoneel te voorzien van adequate beschermingsmiddelen. Er was veel aandacht voor de actie, om critici de mond te snoeren die beweerden dat de regering niet adequaat op de pandemie regeerde.
Maar de ziekenhuispakken kwamen niet eens het vliegveld van Heathrow af, want het bleek dat de volledige lading niet voldeed aan de eisen van de Britse National Health Service.
Een andere grandioze mislukking: de regering beweerde dat de allerbeste Britse ondernemingen de voor de pandemie benodigde beademingsapparaten zouden leveren. Oersterke Britse merken als Rolls-Royce en Dyson zouden te hulp springen en de machines produceren. Geen ervan haalde de laatste testfase.
Op politiek én persoonlijk gebied is ons welzijn ten prooi gevallen aan commerciële en hebzuchtige economische verhoudingen die onze behoeften op de korte termijn gegarandeerd bevredigen, maar die op de lange termijn gegarandeerd leiden tot verval.
Hoe 'werk' fundamenteel is veranderd
Dit soort kortetermijndenken, dat onze levens in een dodelijke greep heeft, vindt zijn oorsprong in de fundamentele herstructurering van werk.
Op individueel niveau is het een gevolg van almaar krimpende werkgelegenheid en slechte vooruitzichten. Net zoals de individuele mens langzaam uit zijn gemeenschappen werd ‘weggesocialiseerd’, werd hij ‘weggeprofessionaliseerd’ uit georganiseerde arbeidsverhoudingen. Een van de redenen voor de permanente alertheid en focus op presteren die ook mijn pre-pandemische leven zo hadden verstierd, is de onzekere werksituatie waarin zo veel mensen van mijn generatie zijn opgegroeid.
Toen ik begon met werken, werden de eerste effecten van het late kapitalisme net merkbaar. Het bleek dat vaste contracten met allerlei werknemersrechten en -bescherming een kostenpost waren waar je als werkgever makkelijk in kon snijden. Ziedaar: nulurencontracten, freelance werk, flexwerk, zzp-schap en de gig economy.
Een pensioen, opzegtermijnen, verzekeringen, doorbetaald ziekteverlof: het zijn allemaal privileges geworden, in plaats van vanzelfsprekendheden. Het gevolg is dat mensen irrationele dingen gaan doen. Sparen en dan met geld smijten. Permanent willen presteren en streven naar efficiëntie, maar verder een verkwistend en chaotisch leven leiden. Zich volledig overleveren aan werkgevers, omdat ze maar één stap verwijderd zijn van de situatie dat ze de huur niet meer kunnen betalen.
Deze nieuwe werkende klasse – het precariaat – werd als eerste keihard geraakt door het virus
Deze nieuwe klasse – het precariaat – werd als eerste keihard geraakt door het virus. De nieuwe ‘essentiële’ werknemers, zoals arbeidskrachten van een kledingfabriek die per uur betaald worden,* durfden hun werkgever niet te zeggen dat ze vanwege de veiligheid eigenlijk niet wilden komen werken, omdat ze van het ene moment op het andere ontslagen konden worden.
Anderen die geen zorgverzekering hadden stelden doktersbezoek uit of gingen zelfs helemaal niet. Sommigen konden het zich niet veroorloven om thuis te blijven en daar net als de rest van de kantoorklasse te schuilen, omdat elke dag in lockdown een dag zonder inkomen betekende.
Onze Uber-chauffeur, onze pakketbezorger, al de versnipperde arbeidskrachten die ons Michelin-ster-waardige maaltijden, boodschappen en onze online aankopen brachten: allemaal hadden ze niet eens de optie om thuis te blijven.
En wie aan de bel trekt, krijgt meteen met de consequenties te maken. In april ontsloeg Amazon twee werknemers nadat die publiekelijk hadden geklaagd over de grote gezondheidsrisico’s die ze liepen in de Amazon-pakhuizen. Ze maakten geen enkele aanspraak op schadeloosstelling of compensatie, omdat die allemaal zijn verdwenen uit onze nieuwe arbeidsverhoudingen.
Door de lasten bij de werknemer te leggen in plaats van bij de werkgever, hebben onze scheve economieën bazen de kans gegeven om steeds rijker te worden, terwijl een klasse van dankbare dagloners – in alle industrieën en sectoren – de prijs van die winst betaalt met hun lichamelijke en geestelijke gezondheid en, in het geval van de pandemie, met hun leven.
Alleen al in de VS zag de klasse van miljardairs tijdens de pandemie haar vermogen groeien met zo’n 637 miljard dollar. In dezelfde periode raakten 40 miljoen werknemers – hoog- en laaggeschoold – hun baan kwijt.*
Ook de familieverhoudingen zijn eraan gegaan
Terwijl onze arbeidsverhoudingen werden afgebroken, werden onze familieverhoudingen ook tot hun individuele componenten vermalen. Overal in de moderne wereld wordt ons verteld dat het gemeenschapsleven een logge en onderdrukkende relikwie uit pre-industriële tijden is. Ik dacht er zelf mijn hele leven lang ook zo over.
Ik groeide op met het idee van familie als een ‘gouden kooi’ – een instituut dat bescherming biedt, een vangnet, maar tegen een zware prijs, in de vorm van loyaliteit, het navolgen van familiewaarden en de opoffering van individuele vrijheid. Veel aspecten van mijn huidige leven – bijna alle, in feite – hadden er totaal anders uitgezien als ik de geboden van mijn familie had gevolgd. Voor mij was familie iets dat je moest gehoorzamen, voor wie je een plicht moest vervullen, niet iets waar je wat aan had.
Totdat de pandemie toesloeg.
Zodra in de lockdown de gewone infrastructuur van het leven was verdwenen, werd die vrijwel meteen vervangen door familieleden, die zonder twee keer na te denken met veel plichtsgevoel insprongen. Ze boden transport, kinderopvang en verzorgden de nodige middelen, terwijl ze intussen hun uiterste best deden om de ouderen en kwetsbaren te beschermen. Onderling droegen we bij aan een klein potje voor de mensen die hun inkomen hadden zien opdrogen. Plotseling realiseerde ik me hoeveel geluk ik had dat mijn familie, mijn gouden kooi, nog volgens traditionele waarden leefde, en dat ik bovendien fysiek dicht bij ze in de buurt was.
Elders in het Westen zouden mijn oudere familieleden in een verzorgingshuis hebben gezeten, waar ze veel kwetsbaarder waren geweest voor het virus. In Europa viel grofweg de helft van de coronadoden in de verzorgingshuizen.* In sommige delen van Italië was het dodental in verzorgingshuizen zo hoog dat er een strafrechtelijk onderzoek moest komen.
In mijn geboorteland Soedan, waar vanwege de armoede vrijwel geen publieke gezondheidszorg bestaat, maar ook geen enkel verzorgingshuis, zijn tot nu toe minder dan duizend coronadoden gevallen.* De ouderen die bij hun families woonden – of om het preciezer te zien: wier familie bij hen woonde – gingen in thuisquarantaine, en lieten hun jongere familieleden hun taken overnemen en voor hen zorgen.
Het kerngezin bleek tijdens de pandemie een ramp voor vrouwen
Voor het opvangen van kinderen tijdens de pandemie is het kerngezin niettemin een ramp geweest. Ironisch genoeg wordt de gouden kooi van ‘de grote familie’ doorgaans gezien als de belangrijkste bedreiging van de rechten en carrièrekansen van vrouwen, maar tijdens de pandemie was juist het ontbreken van zo’n familie de reden dat vrouwen het hardste werden getroffen.
De pandemie legde bloot (daar heb je ’m weer) dat er grenzen zijn aan de gelijke rechten die vrouwen dachten te hebben verworven. Uit onderzoeken bleek dat moeders van de millennial-generatie drie keer zo vaak als de vaders verstek lieten gaan op hun werk omdat de school of kinderopvang dicht was.
Financieel heeft het ontbreken van een gezamenlijke familiepot velen over de rand geduwd, richting armoede en honger. In sommige delen van de Verenigde Staten verdubbelde de vraag naar voedselbanken.* Veel voedselbanken en andere hulporganisaties zijn bang dat ze binnenkort niet meer kunnen voldoen aan de vraag van de hongerigen. In Engeland vertienvoudigde de vraag.*
Wanneer anderen in nood zijn voelen mensen de impuls om bij elkaar te komen, een ingebouwd overlevingsmechanis-me van onze soort
Veel dingen gingen wel goed omdat mensen vrijwillig in actie kwamen. In overvolle ziekenhuizen werden coronapatiënten gered door uitgeputte artsen en verpleegkundigen die zich tot het uiterste inspanden. Hongerige werklozen kregen te eten van vriendelijke vreemdelingen.
Wanneer anderen in nood zijn, voelen mensen de impuls om bij elkaar te komen, een ingebouwd overlevingsmechanisme van onze soort. Als familie- en gemeenschapsbanden zijn doorgesneden, treedt dat mechanisme niet in werking – en dat is niet alleen ongezond en onnatuurlijk, het is ook dodelijk.
Alles draait om consumeren: zelfs onze vrije tijd is handelswaar
Mijn dominante gevoel tijdens de lockdown was er een van intens isolement, en willoosheid. Zonder het cyclische patroon van met mensen afspreken, reizen en vermaak ontstond er een gapende kloof, die voorheen voornamelijk gevuld was met consumptie. We hebben onze levens en samenlevingen gebouwd rond consumeren, waarbij zelfs onze vrije tijd handelswaar is geworden. Daardoor zijn we niet in staat om stil te staan en te reflecteren. Dat maakt ons hopeloos onmachtig om het roer om te gooien.
De spaarzame momenten die we hebben om onze levens onder de loep te nemen verdwijnen, omdat we eerst moeten bijkomen van die levens. Met werk dat steeds meer tijd opslokt, en persoonlijke problemen die door het verdwijnen van familie- en gemeenschapsbanden voornamelijk op onze eigen hoofden drukken, wordt onze vrije tijd samengeperst tot één grote drang naar geestdodend vermaak. En die drang wordt ten volle uitgebuit door een oneindig aanbod van mediacontent en vrijetijdsbezigheden.
Horeca staat centraal in de economie. In het Verenigd Koninkrijk gingen de pubs eerder open dan de scholen
De horeca en vrijetijdsindustrie nemen zelfs zo’n centrale plek in in de economie dat in veel landen de werknemers van die branches als eerste weer aan het werk gingen, onder allerlei vormen van overheidsdruk. Hoewel restaurants en cafés een grote bron van besmetting bleken, werden ze zo snel mogelijk weer geopend. Een kok in de Amerikaanse stad Atlanta zei tegen denktank Brookings dat ‘...de hele sector als het ware was ontploft. En toen, terwijl we de brokstukken verzamelden, werden mensen gevraagd weer aan het werk te gaan tussen de vlammen, omwille van de economie.’* In het Verenigd Koninkrijk gingen de pubs eerder open dan de scholen.
En dus sluipen de afleidingen – die te lucratief zijn om lang in slaap te worden gehouden – er weer in, nog voor we goed en wel een vaccin hebben.
Ik had geen idee wat ik écht wilde doen
Tijdens de lockdown, met alle vrije tijd die we hadden, besefte ik dat ik niet wist wat ik moest doen met al die tijd. Werk, waarmee ik extra uren doorgaans makkelijk vul, kon niet voldoende worden uitgebreid. Ook vermaak buitenshuis was door de pandemie danig aan banden gelegd, waardoor ik voor het eerst moest bedenken wat ik echt leuk vond om te doen.
Ik realiseerde me dat ik geen idee had. Buiten het leegtrekken van mijn batterij tijdens mijn werk, om die vervolgens weer op te laden, had ik geen concept van vrijetijdsbesteding, of waar het goed voor was – anders dan mijn wekelijkse reserves aan te vullen zodat ik weer aan het werk kon. Toen de lockdown versoepeld werd, begon ik me steeds heftiger te verzetten tegen de terugkeer van de zich eindeloos herhalende vermaaksriten.
Ik kon twee dingen doen met het besef dat de individuele, prestatiegerichte en consumptieve manieren waarop ik mijn leven leidde mijn wezen in feite tot stilstand hadden gebracht. Ik kon de signalen negeren en mijn uitvallen wijten aan de lockdown, of ik kon er rustig bij gaan zitten, en beginnen aan wat ik denk dat een lange, moeilijke weg naar herbezinning is.
Want zie je, de pandemie is een interventie. Erkennen dat we verslaafd zijn aan onze ongezonde en destructieve gewoontes is moeilijk, omdat dat betekent dat we er iets aan moeten doen. Ontkennen is makkelijker, de pijn bestrijden met nog ongezondere en destructievere consumptie is nog makkelijker. Harder werken, harder sporten, meer feesten, meer vakantie – het zijn allemaal copingmechanismen waarmee we gewend zijn te vluchten.
Maar ze maken ons ziek. Toen de pandemie kwam, waren we al ziek.
Als we hier uit willen komen met de kans om individuen en samenlevingen te creëren die niet bij de eerste tegenslag in elkaar storten, moeten we veel van wat we hebben geleerd ongedaan maken. We kunnen niet zonder elkaar, zonder gemeenschappen en families, en we kunnen niet langer commercieel gewin – en alle lifestyle-verdoving die erbij hoort – boven al het andere stellen.
Dit artikel is uit het Engels vertaald door HP van Stein Callenfels.