Deze oud-turnster is het boegbeeld van het verzet tegen misbruik in het turnen
Jennifer Sey liet als eerste oud-topturnster zien hoe verrot de turnsport was – en kreeg ruzie met de halve turnwereld. Dik tien jaar later produceerde ze de documentaire Athlete A, die afgelopen zomer wereldwijd turnsters aanzette hun verhalen te delen, en haalt ze haar gelijk.
Als het turnen de komende jaren ten goede verandert – als minder turnsters te maken hebben met brute coaches; als volwassen vrouwen kunnen winnen van tieners; als turnen kortom een gezonde sport wordt – dan zal dat voor een groot deel te danken zijn aan Jennifer Sey.
Sey – van beroep ‘brand president’ bij Levi’s – is de eerste klokkenluidster in het turnen. In 2008 publiceerde de Amerikaanse haar memoires, Chalked Up (ondertitel: Inside Elite Gymnastics’ Merciless Coaching, Overzealous Parents, Eating Disorders, and Elusive Olympic Dreams) waarin ze gedetailleerd uiteenzet hoe bar, hard en eentonig het leven van een jonge topturnster is.
Daarna produceerde ze Athlete A, de afgelopen zomer verschenen documentaire die turnsters wereldwijd aanzette tot het delen van verhalen over geestelijk, fysiek en seksueel misbruik door coaches. Coaches verloren hun baan, bestuurders stapten op, onderzoeken werden ingesteld.
Wereldwijd staan oude gebruiken – zoals turnsters uitschelden voor dikke koe – ter discussie. Sey is nu een heldin in de turnwereld, velen willen met haar geassocieerd worden, er zijn roepen om haar de baas te maken van de Amerikaanse turnbond. (Dat wil ze niet worden.)
Maar lange tijd was het ‘een eenzaam gevecht’, zegt ze in een recent gesprek over Zoom, vanuit haar woning in San Francisco. ‘Zelfs mensen die ik als vrienden beschouwde, mensen die ik bewonderde, keerden zich in het begin tegen me.’
Dat begin is in 2008, als Sey haar memoires Chalked Up publiceert. In het adembenemende en adembenemend eerlijke boek beschrijft Sey meedogenloos hoe zij en haar ouders emotioneel, fysiek en financieel ten onder gaan aan de sport.
In de slotscènes beschrijft ze hoe ze als huilende 17-jarige ruziemaakt met haar moeder in het huis in het bleke stadje Allentown in Pennsylvania, waar het gezin naartoe verhuisde omwille van Jennifers turncarrière bij de fameuze turnschool Parkettes. Geblesseerd, depressief, verslaafd aan laxeermiddelen, ziek van de angst om te trainen, door de coach verbannen van de turnhal omdat ze drie pond te zwaar is, en helemaal klaar met haar eentonige leven, dreigt ze haar moeder met de ultieme zelfsabotage – ze ging eten wat ze wilde. Verboden dingen. IJsjes.
Haar moeder denkt daar iets anders over. ‘Ik verbied het je te eten! Ik doe de keukenkastjes op slot’, snikt en schreeuwt ze. ‘Je gaat dit nu niet allemaal opgeven na alle tijd en geld die we erin hebben gestopt. Niet nadat we met z’n allen naar dit verlaten rotoord zijn verhuisd!’
Chalked Up is ook meedogenloos voor de sport. Turnen blijkt een sport waarin meisjes fungeren als instrumenten voor coaches, die hen regelmatig uitschelden, vernederen, uithongeren, slaan en zelfs seksueel misbruiken. Sey schrijft dat een beroemde coach, Don Peters, een pedofiel is, iets wat iedereen in het turnen weet.
Ze legt de sport op het hakblok – en daarmee ook haar hoofd. Ze weet nog niet hoeveel mensen het eraf willen gaan hakken. Maar het duurt niet lang voordat ze erachter komt.
De oude clubgenoot die haar live op de radio aanvalt
Op donderdagavond 1 mei 2008 zit Sey in een radiostudio in San Francisco, op afstand te gast in het programma Talk of the Nation van de zender NPR, voor haar eerste grote interview* over Chalked Up, dat die dag is verschenen.
Aanvankelijk is het programma een warm bad – Neal Conan is een ervaren interviewer, inbellende luisteraars tonen zich invoelend. Tot ene Jessica, ‘with us from Allentown in Pennsylvania’, inbelt.*
Jessica: ‘Ja. Hallo.’
Conan: ‘Zeg het maar.’
Jessica: ‘Ik trainde in dezelfde tijd en dezelfde plek als Jennifer Sey, met dezelfde coaches en dezelfde ploeggenoten. (...) Miss Seys verhaal is voor mij nauwelijks herkenbaar. Er zitten allerlei fouten in het boek, wat me doet vermoeden dat dit verhaal slechts losjes op haar beleving is gebaseerd. Ik denk dat dit een turnversie is van A Million Little Pieces.’
A Million Little Pieces is de titel van de memoires van schrijver James Frey uit 2003 over zijn drugsverleden. Het boek was een bestseller, totdat in 2006 bleek dat cruciale gebeurtenissen waren verdraaid of verzonnen.
Jessica vervolgt: ‘Als haar bedoeling is, zoals ze zei, om een betekenisvolle analyse van de sport te geven, dan zou ik weleens van haar willen weten hoe haar boek daaraan bijdraagt.’
Conan: ‘Heeft u het boek gelezen?’
Jessica: ‘Helemaal. En ik ben verbijsterd door de beweringen die ze doet die niet eens zijn gefactcheckt.’
Conan: ‘Nou, Jennifer Sey, je reactie graag.’
De eerste klokkenluider in het turnen
Voor we de dialoog weer oppakken – eerst dit.
Het turnen kende tot dit moment in 2008 geen klokkenluiders. Wel was er – in 1995 – het boek Little Girls in Pretty Boxes, van journalist Joan Ryan, die de ontspoorde levens, gebroken ledematen en kapotte psyches van turnsters in kaart bracht.
En ouders! Ouders die de voogdij van hun kind aan de coach geven, ouders die hun kinderen thuis straftrainingen opleggen, ouders die hun kind als instrument behandelen. ‘Jij hebt de Olympische Spelen niet gehaald’, bijt een moeder haar dochter toe. ‘Ik haalde de Olympische Spelen.’
Little Girls in Pretty Boxes voorspelde – impliciet – dat deze problemen structureel waren. In een sport waarin kleine wendbare lichamen in het voordeel zijn, was het drillen van kinderen simpelweg effectief. Maar hoe alarmerend Ryans boek ook was, het deed niets om de sport te veranderen. Turninsiders vonden Ryan een nitwit.
Chalked Up schakelde dit afweermechanisme uit. Sey was een insider, de Amerikaans kampioen van 1986, ze kende de sport door en door, maar kwam tot vrijwel dezelfde conclusie als Ryan. Het boek is een 292 pagina’s lange nachtmerrie. Op elke pagina kan hoop en plezier omslaan in ellende; vaak gebeurt dat ook.
Op elke pagina van Chalked Up kan hoop en plezier omslaan in ellende; vaak gebeurt dat ook
In die tien jaar die het boek omvat is Sey merendeels hongerig, geblesseerd, angstig en ambitieus. ‘I was willing to self-destruct to win. Andere meisjes die net zo veel huilden als ik besloten uiteindelijk te stoppen’, schrijft ze. Maar uiteindelijk brandt ze fysiek en geestelijk op. ‘Ik arriveer in de turnhal’, schrijft ze over haar suïcidale toestand, ‘hoewel ik overweeg in te rijden op het tegemoetkomende verkeer op Route 295.’
Sey maakt inzichtelijk hoe een doodgewoon gezin ontspoort. Haar moeder steekt zo veel tijd in Jennifers carrière dat ze niet meer terug wil en kan. Haar vader compenseert de constante afwezigheid van zijn vrouw (op pad met Jennifer) met de aandacht van zijn secretaresse, krijgt daar weer spijt van, en compenseert dat weer door de turnobsessie van zijn vrouw niet dwars te zitten.
En dat terwijl hij – kinderarts – jaren eerder de slappe lach kreeg van andere turnouders en hun obsessieve gedrag. ‘Hun verandering van ondersteunende en trotse papa en mama naar emotioneel nalatige stage parents [fanatieke, pushende ouders van een succesvol kind] was stil en naadloos’, schrijft Sey. ‘Als ik aan mijn moeder dacht, kreeg ik geen adem meer.’ Maar schuldbewust van alle offers die haar ouders brachten, turnt ze veel langer door dan ze wil.
Chalked Up verschijnt op 1 mei 2008. En dan gebeurt wat vrijwel elke klokkenluider overkomt – Sey wordt afgemaakt.
Een onthullend boek zonder enige impact
Zoals die donderdagavond, live op de radio, door Jessica uit Allentown, die haar van verzinsels beticht.
Wat Conan niet weet, en wat ongezegd blijft, is hoe goed de twee vrouwen elkaar kennen. Sey kwam vaak bij Jessica’s gezin over de vloer, net als vele andere turnsters van de Parkettes-turnschool, van wie sommigen bij dat gezin – de Armstrongs – inwoonden.
Sterker: in Chalked Up wijdt Sey een alinea aan de Armstrongs. De jonge inwonende turnsters sliepen ‘in stapelbedden op een donkere, bedompte zolder, terwijl Jessica op de eerste verdieping een perfecte meisjeskamer had, vol met licht en roze beddengoed. (...) Mevrouw Armstrong hield strikt toezicht op het dieet van de meisjes, conform de instructies van mevrouw Strauss.’
Sey zet Jessica’s moeder weg als een turn-NSB’er. Jessica omschrijft ze als ‘a senior elite of modest ranking’ – een middenmotor op het hoogste niveau. En de middenmotor, met wie ze later op de Stanford-universiteit bevriend raakte, beschuldigt haar nu, live bij Talk of the Nation, van fabuleren. Sey verweert zich tegen Armstrongs aanval, maar Armstrong drukt door.
Ze zegt dat twintig turnsters die in het boek voorkomen, bevestigen dat details uit het boek niet kloppen. ‘Ik heb direct contact gehad met die turnsters, en die verhalen kunnen niet worden bevestigd. Ik vind dat het boek (...) in essentie een sensatieverhaal is dat vooral jouw schrijfcarrière op gang moet krijgen.’
Sey geeft een weerwoord, de spanning hangt in de lucht, maar Conan breekt het af. Voor Sey blijkt het een voorproefje van wat haar de maanden erop te wachten staat. Ze wordt leugenaar genoemd, ‘de slechtste* Amerikaans kampioen ooit’, ze krijgt anonieme dreigmailtjes over rechtszaken, turnfans zetten slechte recensies op Amazon, een lezing wordt afgezegd omdat de uitgever aanwijzingen heeft dat de avond verstoord wordt.
In reactie op de kritiek van turninsiders zwakt ze in vervolginterviews haar verhaal af. Ze benadrukt steeds meer dat dit haar verhaal was, niet het verhaal van de hele sport. ‘Dat geloofde ik geen seconde’, schrijft ze in het voorwoord van de nieuwste editie van Chalked Up. ‘Maar ik zei het om mezelf te beschermen.’
Kortom: mooi boek en lovende recensies, net als Little Girls in Pretty Boxes, maar geen praktijk was verbeterd en geen mening was veranderd.
De ene mening die wel veranderde: die van Jessica Armstrong
Tenminste: dat leek zo.
Niet lang nadat Seys boek verscheen, ging Jessica Armstrongs dochter (geboren 2002) op turnen. Bij Parkettes – dezelfde turnschool, inderdaad, waar zij en Sey hadden geturnd. Het maakte iets bij Armstrong los dat haar man eerder opmerkte dan zijzelf.
‘Hij zei: Jessica, waarom laat je dit eigenlijk gebeuren, na alles wat je in het turnen hebt meegemaakt? Waarom stuur je haar naar die turnschool?’ vertelt Armstrong telefonisch vanuit Allentown, waar ze weer woont en als advocaat werkt. ‘Hij zei: je bent misbruikt door je coach daar!’
Chalked Up had Jessica Armstrong pijn gedaan. Voor het grootste deel omdat haar ouders werden weggezet als gewillige hulpjes van de strenge leiding van Parkettes. Voor een ander deel omdat ze haar sport en haar geschiedenis en identiteit wilde verdedigen. Maar dat het regime straf was, dat turnsters monddood werden gemaakt, dat ze moesten doorturnen terwijl ze geblesseerd waren, ‘dat kon ik niet ontkennen. Dat klopte.’
Jessica. Waarom wil je dat je dochter gaat turnen na alles wat je in het turnen hebt meegemaakt?
Erger: ze was seksueel misbruikt door een coach van Parkettes die Sey in Chalked Up regelmatig opvoert. Hij had haar aangerand bij autoritjes van en naar de turnhal. Het boek liet het haar herbeleven, maar de woede om de onterechte aanval op haar ouders duwde dat weg.
‘Ik had mezelf altijd voorgehouden dat alles wat ik had meegemaakt me sterker had gemaakt. Dat ik daarom een beurs kreeg voor Stanford, dat ik daarom mijn rechtenstudie afmaakte, dat ik daarom een behoorlijk succesvolle carrière heb. Pas later was het: ik heb slechte dingen meegemaakt en ik ben succesvol.’
Dat was best een stap: als topsporter heb je geleerd om dingen te overwinnen, zegt Armstrong. ‘We zijn zo geconditioneerd om te blijven vechten en werken. Om je sterk te houden. Mensen denken ook dat je sterk bent: je bent toch topsporter? Dat maakt het erg moeilijk om je te uiten.’
De opmerking van haar man zette een proces in gang – ‘ik werd wakker’. Het begon bij besef. Het besef leidde tot verdriet, het verdriet leidde tot therapie, de therapie leidde uiteindelijk tot herstel, en het herstel maakte de weg vrij voor ambitie – ambitie om het turnen te hervormen. Ook omdat haar steeds duidelijker werd hoe wijdverspreid het leed was onder ex-turnsters.
‘Bij een latere reünie merkte ik pas echt hoe wijdverspreid het was. Dat we bijna allemaal diepe littekens hadden. Alcoholproblemen, een slecht zelfbeeld, huwelijksproblemen, moeite met seksualiteit.’
En dus kwam ze in actie – niet door haar verhaal te openbaren, maar door iets constructiefs te doen. Ze koos voor het terrein dat ze als jurist goed kende: wet- en regelgeving. Toezicht leek in het turnen niet of nauwelijks te bestaan; slechte coaches hadden vrij spel.
Met een andere ex-turnster, Yale-alumnus Jennifer Spiegel, begon ze de regelgeving van de turnbond uit te pluizen. Ze stuitten op diverse problemen. Eentje was dat het Amerikaanse Olympische Comité (USOG) geen enkele verplichting stelde aan de turnbond USA Gymnastics (die onder USOG valt) omtrent veiligheid. Ofwel: het turnen mocht zichzelf reguleren, wat in een sport met zulke scheve machtsverhoudingen tussen coaches, bestuurders en piepjonge turnsters niet echt handig is.
Een ander probleem was dat de coach die haar had misbruikt, gewoon nog aan het werk bleek te zijn, ondanks dat hij was veroordeeld voor een zedenmisdrijf. Waarom? Armstrong: ‘Omdat de turnschool niet op zijn naam stond, maar op naam van zijn vrouw.’
Zo waren er tal van regels die moesten worden aangescherpt of ingevoerd. Armstrong en Spiegel dienden in 2012 een document* in met praktische, juridische verbeteringen voor USA Gymnastics. Een cadeautje voor een kleine organisatie: een stel kant-en-klare regels, opgesteld door twee Ivy League-juristen. ‘We hebben er nooit een antwoord op gekregen’, zegt Armstrong.
Een ander telefoontje had ze al wel ontvangen – van Jennifer Sey.
Het begin van een beweging
Door hun werk kwamen Armstrong en Spiegel algauw op de radar van het officieuze boegbeeld van het kleine clubje van turnhervormers: Sey.
‘Jennifer [Sey] belde mij’, zegt Armstrong. ‘Omdat ze hoorde dat ik met het seksuele misbruik bezig was.’ Dat was een ongemakkelijk gesprekje, maar Sey haalde er al snel de angel uit: ze zei dat ze Armstrong altijd had bewonderd, omdat ze naar Californië was gegaan om te studeren, een zet die ze zelf niet had aangedurfd zonder Armstrongs voorbeeld.
Over details bleven ze van mening verschillen – zoals over de confrontatie die ze hadden gehad in Talk of the Nation, zegt Armstrong. ‘Die kamers waar de turnsters sliepen waren niet donker of bedompt. Juist niet: de zolder had zonnige ramen. Dat zijn details die ze heeft aangezet of verzonnen.’
Maar over de essentie waren ze het eens. ‘Sindsdien is er natuurlijk van alles naar buiten gekomen dat haar beschrijving van de sport bevestigt’, zegt Armstrong. ‘Ze kreeg zo veel shit over zich heen, puur en alleen omdat ze de eerste was die er in het openbaar iets over zei. Ik heb gezegd dat het me speet dat ik haar zo aanviel. Waarop Jen zei: wij staan aan dezelfde kant. Zullen we vanaf nu samenwerken?’
Het ene leidde tot het andere: USA Gymnastics luisterde misschien niet naar de Parkettes-alumni, vooraanstaande politici in Washington wel, geholpen door het uitbarsten van een misbruikschandaal rond de teamarts van de nationale ploeg, Larry Nassar. Begin 2018 hielpen Jessica en de twee Jennifers de Senaat om regelgeving in te voeren die turnclubs verplichtte direct aangifte te doen van misbruik, zodat misbruik niet meer onder het tapijt kon worden gemoffeld.
Maar, zegt Armstrong, de uitvoering is vreselijk lastig. Wat kan een turnbond met chronisch geldgebrek zoals USA Gymnastics doen? Het is heel lastig alle klachten snel en transparant te behandelen – al vindt ze wel dat dat zou moeten. Een (goedkopere) suggestie die ze doet: de ergste voorbeelden van wangedrag van coaches in detail naar buiten brengen. ‘Bijvoorbeeld dat ze zeggen: Maggie Haney [een beroemde, geschorste turncoach, MdH] deed dit en dat en zus en zo. Zodat er heldere grenzen worden gesteld.’
Waarom het turnen tot nu toe resistent bleek voor hervorming
Een tweede groot moment voor de turnhervormers kwam deze zomer, toen Seys Athlete A verscheen op Netflix. Die documentaire draait om het seksuele misbruik door Nassar, maar toont vooral ook de cultuur die dit misbruik mogelijk maakte. Een cultuur van volwassenen die meisjes klein en gehoorzaam houdt om de perfecte willoze turnrobotjes te scheppen.
‘Niet alle turnsters’, zegt Armstrong nu. ‘Ikzelf bijvoorbeeld had een redelijk grote mond. Maar de druk om minder te zeggen dan je in werkelijkheid dacht was er altijd. Als je echt zei wat je dacht, dan schaadde dat je kansen op succes.’
Maar de meeste turnsters zullen niet eens kritisch denken – het zijn jonge kinderen die hun trainer als god zien. Sey: ‘Je krijgt als turnster het idee dat het jouw schuld is. Als jij niet zo lui was, dan hoefde ik niet zo pissig te zijn, dat werk. Het besef hoe het echt zat, komt pas later.’
Omdat je zo jong bent, zegt Armstrong, is het lastig te beseffen hoe abnormaal iets is als je het voortdurend om je heen meemaakt. ‘Het is alsof je opgroeit in een abusive family. Je weet niet beter. Ik had destijds niet het idee dat er iets abnormaals gaande was.’
‘Maar’, zegt ze, ‘nu wel. En nu beseffen veel meer mensen dat de turnwereld moet veranderen. De meisjes die na Athlete A praatten over misstanden, over seksueel misbruik, dat waren twintigers. Ik had veel langer nodig, ik was veertiger. Dus er is vooruitgang. Dit kan niet anders dan verdere verandering in gang zetten, zou je zeggen.’