Leugens van politici tegenspreken is geen vooringenomenheid. Het is de plicht van elke journalist
Journalisten worden geacht geen politieke agenda te hebben. Maar om geen verlengstuk van Donald Trumps leugens en afleidingen te worden, hebben ze wél een agenda nodig: eentje die erop gericht is de vrije pers en de democratie zelf te beschermen.
Ik weet niet hoe lang ik dit nog blijf doen.
Met ‘dit’ bedoel ik kritiek leveren op de manier waarop de media de Amerikaanse politiek verslaan, en mijn pogingen om journalisten betere standaarden te laten hanteren omdat ze publieke actoren zijn – en niet alleen maar toeschouwers of doorgeefluiken. Het is een frustrerende taak, en ik moet oppassen dat ik niet opgebrand raak.
Maar aangezien ik mezelf deze taak heb opgelegd – ik ben eigenlijk zelfbenoemd – kan ik me op intellectueel gebied vrij bewegen. Zaten we hier in de VS niet verstrikt in de heftigste nationale ramp sinds de Grote Depressie, dan had me ik allang niet meer beziggehouden met ‘de manier waarop de media de politiek verslaan’, in de overtuiging dat ik had bijgedragen wat ik kon, dat men er klaar mee was, dat het geduld van iedereen die me volgde nu wel zo’n beetje op was.
Maar ik kan niet ophouden voordat de verkiezingen van 2020 zijn geweest. Tot die tijd blijf ik zo hard ik kan op de trom slaan. Vandaag is mijn oproep aan alle journalisten die de verkiezingen in de Verenigde Staten verslaan, of ze nu Amerikaan zijn of niet: als je niet wil worden meegesleurd door de agenda van Donald Trump, moet je een glashelder beeld van je eigen agenda hebben.
Ik weet uiteraard dat journalisten worden geacht hun eigen politieke voorkeuren voor zich te houden, en dat ze hun persoonlijke ideologie (en partijlidmaatschap) geen rol moeten laten spelen bij hun werk. Die restricties zijn natuurlijk prima. Maar daarmee is de kous niet af.
Hier zie je journalist en CNN-presentator Jake Tapper in mei 2016, nadat Donald Trump (toen nog presidentskandidaat) had geroepen – zonder enig bewijs – dat de vader van zijn Republikeinse tegenstrever Ted Cruz ooit een ontmoeting had gehad met Lee Harvey Oswald, de man die in november 1963 president John F. Kennedy doodschoot (de cursivering is van mij):
‘Er is geen vaststaand bewijs dat de vader van Ted Cruz ooit Lee Harvey Oswald heeft ontmoet, of welke andere presidentsmoordenaar dan ook. Wij van de media hebben het hier niet over, omdat er geen bewijs voor is. Sterker nog: er is bewijs voor het tegendeel. Lang voordat de foto was genomen, was Rafael Cruz’s zus met grof geweld in elkaar geslagen door troepen van Castro en had Cruz het Castro-regime veroordeeld. Dus elke suggestie dat de vader van Ted Cruz een rol zou hebben gespeeld in de moord op Kennedy is belachelijk en, om eerlijk te zijn, schandelijk. Welnu: dat is geen anti-Trump-houding of een pro-Cruz-houding. Het is een pro-waarheid-houding.’
Jake Tapper weet dat journalisten niet als agenda moeten hebben Ted Cruz president van de VS te maken. Maar hij weet ook dat er fundamentele waarden zijn die hij en zijn collega’s in de nieuwsindustrie moeten verdedigen. Zoals: het publiekelijk verdedigen van de waarheid. Als politici in hun jacht op stemmen allerlei giftige beschuldigingen de wereld in helpen, zonder ook maar een greintje bewijs, dan moet elke zichzelf respecterende journalist tegengas geven.
Door dat te doen, overschreed Tapper niet de grens tussen journalistiek en ander soort werk. Hij oefende zijn vak uit zoals hij het opvat – en terecht. Het onderscheid dat hij maakt is belangrijk. Ja, hij koos live op tv een kant, maar niet tegen Trump of voor Cruz. Hij koos de kant van de waarheid.
Het verschil tussen politiek en gepolitiseerd
Nu wil ik verder gaan dan wat Jake Tapper in 2016 zei en mijn eigen onderscheid aanbrengen, tussen wat politiek is, en wat gepolitiseerd is. Als we het over politieke verslaggeving hebben, dan is er niets wat meer bijdraagt aan de kwaliteit van het gesprek dan een duidelijk onderscheid tussen deze twee termen. Het is niet makkelijk, maar een poging waard.
Dit bedoel ik:
Als tv-journalisten in een actualiteitenprogramma tegengas geven aan belangrijke politici die zonder enig bewijs allerlei giftige beschuldigingen verspreiden, dan is dat een politieke daad. Daarover moeten we kraakhelder zijn. Hetzelfde geldt voor de factcheckers van de kranten die schrijven: ‘Trump beweert voor de zoveelste keer iets belachelijks’. Met dit soort acties proberen journalisten kijkers en kiezers scherp en op hun hoede te houden voor valse beweringen van Trump. Ze zouden het zelf niet zo zeggen, maar ik wel: hun impliciete ‘agenda’ is te voorkomen dat liegen een universeel politiek principe wordt.
De impliciete 'agenda' van journalisten is voorkomen dat liegen een universeel politiek principe wordt
Dat is een legitiem doel. Als ik het een politieke daad noem, dan bedoel ik daar verscheidene dingen mee: de daad is in het belang van het land. Het is enerzijds een machtsmiddel, anderzijds een controle van macht. Het is een door de Grondwet beschermde handeling. En het is betwistbaar. Mensen mogen erover van mening verschillen of het gepast is dat journalisten zich uitspreken over wat klopt en wat niet, over wat wel of niet geoorloofd is tijdens verkiezingen, en ze mogen ruziën over de aangekaarte kwesties. Al deze dingen maken het (terecht) politiek.
Maar – en hier komt mijn onderscheid – als journalisten hun plaats niet kennen en zich als supporters van individuele kandidaten gedragen (Ted Cruz moet president worden!), of als ze hun ideologie laten doorklinken in hun verslaggeving om te voorkomen dat iets waarin ze geloven schade oploopt, dan raakt hun werk gepolitiseerd. Dat is niet goed. Dat holt het vertrouwen uit, legitimeert valse aanvallen op de media, en zorgt er uiteindelijk voor dat de journalistiek niet meer kan functioneren als machtscontroleur, omdat ze zélf probeert de macht te zijn.
We moeten op onze hoede zijn voor gepolitiseerde media
Dus we moeten op onze hoede zijn voor al te zeer gepolitiseerde media. We moeten ook uitkijken voor gepolitiseerde aanvallen op de media. En we moeten waken voor journalisten die denken dat hun werk helemaal niet politiek is. Zie hier Peter Baker, de Witte Huis-verslaggever voor The New York Times:
‘Als verslaggevers is het onze taak om te observeren, niet te participeren en daarom behoor ik tot geen enkele politieke partij, ik ben niet lid van enige niet-journalistieke vereniging, ik steun geen enkele kandidaat, ik doneer geen geld aan belangengroepen en ik stem niet.’
‘Zelfs in mijn privéleven doe ik mijn uiterste best om geen kant te kiezen in maatschappelijke kwesties, tot grote frustratie van mijn vrienden en familie. Voor mij is het makkelijker me te onttrekken aan de strijd als ik nooit – niet in de keuken en niet in het stemhokje – besluit dat de ene kandidaat beter is dan de andere, of dat de ene kant gelijk heeft en de andere niet.’
Ik vertrouw deze houding niet. Ik denk dat het een minachting is van een van de moeilijkste problemen in de journalistiek. Het waarschuwt ons voor al te gepolitiseerde media, maar zegt helemaal niets over het onmiskenbaar politieke karakter van Bakers dagelijkse werk. Uit principe niet stemmen, nooit een besluit nemen over lastige kwesties, welbewust je vrienden en familie frustreren als ze je aan de keukentafel naar je mening vragen: wat denk je nou eigenlijk? Dit soort onthechting is een illusie.
Je bent als journalist deel van het systeem, of je het nu leuk vindt of niet
Als de president jou als doelwit van zijn haat kiest, zodat hij voor zijn aanhangers alle mainstream media in diskrediet kan brengen, zodat jouw verslaggeverswerk en dat van al je collega’s bij voorbaat al verworpen wordt, hoe zinvol is het dan om te zeggen: ‘We zijn toeschouwers, geen deelnemers?’ Je bent deel van het systeem, of je het nu leuk vindt of niet. Je kan óf jezelf eruit wegdenken, of je wordt ingelijfd.
Waar begint het politiseren?
Het zware werk is te bepalen waar het terechte politieke werk van de journalistiek eindigt, en waar het ongepaste, oneerlijke, ongeoorloofde en gevaarlijke politiseren begint. Maar daar gaat het nooit over. In plaats daarvan zwaaien media met een vooringenomen honkbalknuppel rond, en hebben we journalisten die denken dat ze het electoraat het beste bedienen als ze er zelf uit stappen.
Nu treffen we elkaar op een lelijk en bruut slagveld: de presidentiële verkiezingscampagne van 2020. Hoe moeten journalisten die benaderen? Ik heb het antwoord op die vraag al laten doorschemeren: als je als journalist niet wil meegaan met de agenda van Donald Trump, moet je een glashelder beeld van je eigen agenda hebben.
Maar hoe moet die agenda eruitzien? Dat is de lastige vraag die ik nu probeer te beantwoorden, gewapend met mijn onderscheid tussen wat politiek is en wat al te zeer gepolitiseerd is.
Ik maak een lijstje van dingen waar journalisten legitiem ‘vóór’ kunnen zijn als ze verslag doen van de komende verkiezingen. Als ze ervoor kiezen om geen keuze te maken, en de campagne van 2020 tegemoet treden zonder enige bakens om op te sturen, dan is de kans groot dat ze zich laten meesleuren in de voorspelbare stroom van Trumps ‘nieuwswaardige’ afleidingen en lugubere controverses. Ze weten wat er gaat gebeuren. Wat ze niet weten is hoe ze kunnen zorgen dat ze het spelletje niet mee hoeven te spelen.
Hier zijn wat suggesties:
1. Stel als journalist een burgeragenda op
Dit heb ik al veel vaker omschreven, en ik werk met een actiegroep die er in 2020 voor pleit. Het is een alternatief voor het paardenracemodel waarmee verkiezingen doorgaans worden verslagen. In dat model is het belangrijkste principe: ‘wie gaat er winnen?’ Met een burgeragenda begin je door vragen te stellen aan de mensen die je wil informeren: waar wil je dat de kandidaten het over hebben als ze op jacht zijn naar stemmen? Als je dat blijft vragen, en goed luistert naar de antwoorden, dan kun je daarmee een soort prioriteitenlijst samenstellen die bij de kiezers vandaan komt.
Die lijst wordt vervolgens jouw ‘agenda’ aan de hand waarvan je verslag doet van de campagne. Krijg de kandidaten zover dat ze zich uitspreken over de kwesties waarvan de kiezers zeggen dat ze erover willen horen. Richt je journalistiek op kernthema’s van de burgeragenda. Als een van Trumps mediastormen voorbijkomt, kun je vasthouden aan je eigen prioriteiten door je af te vragen of deze nieuwe controverse het gesprek van de burgeragenda vooruit helpt. Zo niet, dan heb je alle reden om het klein te houden.
Omdat kandidaten worden gedwongen zich bezig te houden met bepaalde kwesties – en niet met de ‘nieuwswaardige’ controverses – is de burgeragenda een politiek project. Maar zolang je oprecht luistert naar de kiezers, kun je voorkomen dat de verslaggeving van de verkiezingen al te gepolitiseerd wordt. De agenda wordt gevormd door de burgers, niet door de politieke voorkeuren van een redactie.
Ik pleit al jaren voor deze aanpak. Ik schreef er in 1999 al over in mijn boek What are journalists for? Het basismodel bestaat al sinds de vroege jaren negentig. Als journalisten echt iets zouden zien in dit alternatief, dan hadden ze er inmiddels wel werk van gemaakt. Ik vermoed dat ze het te serieus vinden, te veel maatschappijleer, te veel ‘eet je wel genoeg groenten’-journalistiek – en te weinig borrels met politieke insiders. Ik denk nog steeds dat dit de beste manier is om te voorkomen dat Trumps agenda met journalisten aan de haal gaat. Maar zij vinden van niet. Dus we hebben andere ideeën nodig.
2. Verzet je tegen de autoritaire staat en de ondermijning van de democratie
Stel dat redacteuren, producers en verslaggevers zouden beginnen met de oprechte vaststelling dat de democratie in de Verenigde Staten bedreigd wordt (news flash: dat is ook echt zo). Dan zou er extra nadruk moeten komen op de eerlijkheid van de verkiezingen, zouden degenen die de stembusgang proberen te saboteren extra in de gaten gehouden moeten worden, en zou er bijzondere waakzaamheid moeten zijn – en de plicht om te waarschuwen – voor de autoritaire ontwikkelingen in de politiek: het demoniseren van minderheden, het slopen van democratische procedures, het ontwijken van checks and balances, het uithollen van aansprakelijkheid, het dreigen met geweld en andere vormen van bovenwettelijk gedrag.
Die extra waakzaamheid waar ik het over heb is een democratische daad, die we in het hele politieke spectrum moeten toepassen: links, rechts, in het midden, aan de randen. Onder die voorwaarde is het voor journalisten volkomen legitiem om het verzet tegen een autoritaire staat in wording centraal te stellen in de manier waarop ze de verkiezingen verslaan. Noem het ‘bedreigde democratie’-journalistiek. Als we ooit zo’n agenda nodig hebben, dan is het wel dit jaar.
3. Kies radicaal voor een evidence based politiek debat
Journalisten kunnen ook besluiten om krachtiger en consistenter pal te staan voor evidence based politiek. Ook dat zou een politieke daad zijn, maar wederom, niet een die gepolitiseerd hoeft te zijn. De vraag stellen ‘Is deze bewering gebaseerd op bewijs?’ is een manier om te bepalen of een controverse in de campagne het waard is om te bespreken – of dat hij beter genegeerd kan worden.
Daarbij is het uiteraard essentieel dat alle kandidaten – het hele spectrum – aan dezelfde bewijsstandaarden moeten voldoen. Het kan nuttig zijn om de verschillende campagnes te beoordelen al naar gelang de bereidheid om evidence based te werken – zeker in een politieke omgeving die wordt gedomineerd door het gevecht tegen covid-19.
Stel je eens voor dat je de beste gezondheidsexperts en immunologen die je maar kunt vinden vraagt: ‘Als het om de pandemie gaat, waar zouden de kandidaten over moeten praten in hun strijd om de kiezer?’ Met behulp van kennis van de gemeenschap en gezond verstand zou dit een goede manier kunnen zijn om de media-aandacht voor de kandidaten te organiseren, zodat die zich moeten uitspreken over hun aanpak van het virus, willen ze verkozen worden.
‘We gaan meedogenloos evidence based werken, want dat is wat onze gemeenschappen het meest nodig hebben om uit deze ellende te komen...’ – dat is een gedegen agenda om aan te houden in een verkiezingsjaar dat wordt gedomineerd door een crisis in de volksgezondheid.
4. Versla de verkiezingen zo dat meer mensen gaan stemmen
Democratie is geen kijksport, al lijken sommige deskundigen het wel zo te framen. Hoe meer mensen meedoen met het systeem, hoe sterker het wordt. Journalisten kunnen hun verslaggeving zo vormgeven dat die de mensen helpt om te komen opdagen in het stemhokje.
Met de juiste informatie en tijdige berichtgeving kunnen ze het kiezers makkelijker maken om zich te registreren en hun stemrecht uit te oefenen. Ze kunnen degenen ontmaskeren die burgers willen belemmeren te stemmen. Ze kunnen strijden tegen nepnieuws dat bedoeld is om de opkomst te drukken. Ze kunnen verkiezingsambtenaren ter verantwoording roepen. Ze kunnen ons waarschuwen voor problemen die op de verkiezingsdag zouden kunnen opduiken.
En het gaat niet alleen om stemmen: alle vormen van participatie kunnen deel uitmaken van deze agenda: hoe je vrijwilliger kunt worden, hoe je kunt bijdragen, waar je de kandidaten kunt treffen...
Ik draai er niet omheen: het aanmoedigen van participatie is een politieke daad. Maar zolang het langs het hele spectrum gebeurt, en alle partijen en alle kiezers erbij worden betrokken, is verkiezingsjournalistiek die schaamteloos pro-participatie is geen oneerlijke politisering van de media. Mensen die kwaad willen zullen dat uiteraard wel gaan roepen, maar mensen die kwaad willen klagen altijd over goede journalistiek.
5. Vind je deze ideeën maar niks? Kom met je eigen ideeën!
Er zijn er nog meer die ik nu niet behandel: de strijd tegen cynisme. Politiek weer leuk maken. Positieve emoties terugbrengen in het verkiezingsnieuws, in plaats van woede. Het overstijgen van de traditionele partijgrenzen. Dat vereist moed en verbeeldingskracht, maar al deze dingen zouden kunnen werken als organisatieprincipes, mogelijk in combinatie met de andere dingen die ik noemde (je mag meer dan één agenda hebben!).
Journalisten moeten snappen wat ze willen bereiken met hun werk
Mijn punt is dat journalisten moeten snappen wat ze willen bereiken met hun verkiezingsjournalistiek. Als media de huidige verkiezingen op dezelfde manier verslaan als altijd – en voor zover ik kan zien is dat nu de ‘agenda’ bij CBS, NBC, ABC, CNN, PBS, NPR – dan ontstaat er niet een missiegevoel dat sterk genoeg is om een debacle als in 2016 te voorkomen. Net zomin als de belofte om dezelfde fouten niet nog een keer te maken. We hebben iets sterkers nodig.
Ze weten wat er staat te gebeuren, zei ik over de media die de verkiezingen gaan verslaan. Wat ze niet weten is hoe ze kunnen zorgen dat ze niet worden meegesleurd. Donald Trump voert zijn campagne op dezelfde manier als hij het land ‘bestuurt’: door alles en iedereen te overspoelen met stront, en zoveel nieuws te generen dat geen enkele onthulling er nog toe doet.
Door zijn tegenstanders te beschuldigen van precies die dingen waar hij zelf overduidelijk schuldig aan is.
Door zijn aanhang een vrijbrief te geven om het nieuws te verwerpen. ‘Wat je ziet en wat je leest is niet wat er aan de hand is.’
Door minder toegewijde mensen ervan te overtuigen dat het geen zin heeft om op te letten, omdat je nooit het juiste verhaal krijgt.
Door zijn vreemdheid als mens in te zetten, zoals het feit dat hij geen gen heeft voor schaamte.
Door ons allemaal te verlagen.
Door verwarring te zaaien.
Door zichzelf het slachtoffer te noemen van journalisten die hierop wijzen.
Door een oorlog te voeren tegen de media.
Met deze methoden – al zijn ze niet methodisch maar dwangmatig – maakt hij misbruik van de zwaktes in de journalistieke code. Zoals:
- Alles wat de president zegt is nieuws
- Kwesties zijn saai. Controverse is goed
- Conflict zorgt voor nieuws, aanvallen zijn spannend
- Het maakt niet uit of het waar is. Als het in de verkiezingen een rol kan spelen, is het de moeite waard om te brengen
- In theorie zouden we niet moeten werken met bronnen die ons overspoelen met shit. Maar in de praktijk hebben we ze nodig
- Meer informatie is beter dan minder
- Als je lees- en kijkcijfers stijgen, betekent het dat je aan het winnen bent
Dit zijn te diepgewortelde uitgangspunten. De kans dat we ze op tijd voor de verkiezingen kunnen lozen, is nul. Elk ervan maakt de media kwetsbaar voor Trump en zijn campagne. Daarom zeg ik nogmaals: als je niet wil meegaan in de agenda van Donald Trump, moet je een glashelder beeld van je eigen agenda hebben. Alleen een sterk gevoel van missie kan voorkomen dat 2016 zich herhaalt. Maar ik ben niet optimistisch. Het is zoveel makkelijker om met de stroom mee te gaan.
Een laatste gedachte: professionele campagnevoerders hebben het vaak over earned versus betaalde media. ‘Earned’ betekent dat je in het nieuws komt. Betaald betekent dat je politieke advertenties plaatst.
Wat als earned media echt verdiende media-aandacht zou zijn? Dat zou allicht een beetje helpen.
Dit artikel is uit het Engels vertaald door HP van Stein Callenfels.