Waarom zitten miljarden mensen op sociale media? 4 filosofen geven antwoord
Een gezin zit ’s avonds aan de eettafel. Twee zwijgende pubers en een uitgebluste vader – ruggengraat standje smartphone. Moeder houdt zich verwachtingsvol op in de keuken. Vanavond slaat zij haar slag. Op Amazon heeft ze een kluis gekocht met een tijdslot en daar gaan die telefoons gedurende het hele avondmaal in. Eindelijk, family dinner, zoals vroeger (alhoewel: toen stond de televisie altijd aan tijdens het eten), zoals het hoort!
Drie paar ogen slaan verschrikt op als ze haar nieuwe telefoonbeleid met de vegetarische chili opdient. Moeders negeert de blikken, zet haar plan voort, en de telefoons verdwijnen bliepend en trillend in de semitransparante kluis.
In de Netflixdocumentaire The Social Dilemma eindigt deze scène met de jongste die als een wild dier, gestuurd door de hoorbare notificaties op haar telefoon, de kluis inslaat met een blikopener. Wéér een avond verpest door rode notificatiebolletjes en duivelse algoritmes.
Ja, het dominante narratief van het moment is dat we allemaal verslaafd zijn aan sociale media. Ik stoor me aan dit frame van verslaving (daarover in een andere nieuwsbrief meer) en het roept bij mij de vraag op: welke onderliggende behoefte bevredigen sociale media eigenlijk? Als je het gokmachine-effect van notificaties, geoptimaliseerde algoritmes en een infinite scroll wegdenkt, waarom openen dagelijks miljarden mensen over de hele wereld dan een socialemedia-app?
Zo’n vraag kun je natuurlijk op allerlei manieren onderzoeken; er zijn bergen met sociologisch en gedragswetenschappelijk onderzoek naar hoe mensen wereldwijd sociale media gebruiken. Laatst stuitte ik op een paper dat de resultaten uit die onderzoeken probeert te ondersteunen met vier bekende filosofische theorieën. Misschien helpen die theorieën wel bij het beantwoorden van de vraag waarom we massaal scrollen en swipen.
Dus daar komen ze: vier filosofische (en sociologische) theorieën over ons socialemediagebruik.
1. Erving Goffman: Het sociale leven als theater
Stel: je hebt een sollicitatiegesprek. Waarschijnlijk denk je langer na over wat je aandoet, hoe je gaat zitten, wat je over jezelf vertelt. Na afloop trek je de deur dicht, haal je opgelucht adem en kom je weer tot jezelf op weg naar huis. Volgens de Amerikaanse socioloog en filosoof Erving Goffman (1922-1982) zijn dagelijkse sociale interacties altijd zo’n performance. Goffman ziet het sociale leven als een toneel waarop je een rol speelt die past bij de situatie, om je naderhand terug te trekken in de coulissen. Je speelt een rol die in lijn is met de verwachtingen van je publiek – een rol die consistent is – en waarmee je hoopt bepaalde verlangens en levensplannen te verwezenlijken. Lekker instrumenteel dus.
De parallel tussen Goffmans theorie en hoe mensen sociale media gebruiken, is veel door essayisten gemaakt. Empirisch onderzoek laat zien dat de meeste mensen zich inderdaad beter voordoen op sociale platforms dan ze zich in realiteit voelen. Onze online identiteit is meer bedacht dan hoe we onszelf in de ‘echte’ wereld zien. Filosoof Doortje Smithuijsen (en mijn beste vriendin, full disclosure) laat bijvoorbeeld in haar boek Gouden bergen zien hoe influencers (en in mindere mate iedereen met een online profiel) zorgvuldig een digitale identiteit construeren. En met een iPhone altijd binnen handbereik, zijn er geen coulissen meer.
2. Pierre Bourdieu: Sociaal kapitaal
Terug naar het sollicitatiegesprek. Tegenover je zitten twee mannen, Ace & Tate-bril op de neus, Patagoniavestje tot boven dichtgeritst, Vejasneakers onder een kakibroek. Je herkent de merken – je draagt zelf ook zulke schoenen – en jullie blijken óók een gedeelde kennis te hebben. Dankzij jouw culturele kapitaal (je kleding) en je sociale kapitaal (je netwerk) sta je nu al 2-0 voor op andere kandidaten.
Pierre Bourdieu – de beroemde socioloog (1930-2002) die een theorie over cultureel en sociaal kapitaal ontwikkelde – zag de mens als een in- en insociaal dier. In tegenstelling tot Goffman stelt Bourdieu dat het individu onmogelijk los te zien is van de groep waartoe het behoort.
Als je met die blik naar een sociaal platform als Instagram kijkt, dan snap je waarom we graag foto’s delen van onze havermelk-flat-whites, museumbezoeken en Ottolenghi-aubergine; daarmee communiceren we ons culturele kapitaal. We denken strategisch na over wat we posten én met wie; zo bouwen we sociaal kapitaal op.
3. Jean-Paul Sartre: Het leven als project van zelfverwezenlijking
Filosoof Jean-Paul Sartre (1905-1980) zag het leven als een ‘existentieel project’ waarin je op zoek gaat naar je authentieke zelf. Alle keuzes die je maakt, moeten volgens Sartre trouw zijn aan jouw ‘kern’.
Een sollicitatie is het uitgesproken moment om jouw authentieke (en: professionele) zelf op te voeren. Waarschijnlijk maak je tijdens het gesprek een samenhangend verhaal van je professionele ervaringen. Je kunt je keuzes in het verleden verklaren, en uit die keuzes volgen ook logisch je motivatie voor de baan waarnaar je nu solliciteert.
Een andere manier om je te verhouden tot je ‘levensproject’, is het documenteren ervan. Al eeuwen schrijven mensen hun levensverhaal op in dagboeken en brieven, en nu dus op sociale media.
Instagram bijvoorbeeld is de uitgewezen plek om een consistent, samenhangend verhaal te scheppen over jezelf. De som van alle foto’s die je deelt, vormt je identiteit (in het paper noemen ze dit heel chic ‘het historiseren van jezelf’). Onderzoeken naar socialemediagebruik laten inderdaad zien dat jongeren de platforms gebruiken om hun voorkeuren en idealen te ontdekken en hun identiteit vorm te geven.
4. Martin Heidegger: Je bént je relaties
De filosofische theorieën hierboven beschrijven denk ik aardig hoe veel mensen sociale media gebruiken. Maar alle drie de filosofen gaan ervan uit dat onze relaties in dienst staan van een bepaald doel, en die blik op verbindingen lijkt mij niet alleen enorm cynisch, volgens mij schiet hij ook tekort. Filosoof Martin Heidegger (1889-1976) bekritiseert dit instrumentalisme. Heidegger gebruikt in zijn magnum opus Zijn en tijd het begrip ‘in-de-wereld-zijn’, wat gekarakteriseerd wordt door het zorg dragen voor anderen.
Volgens Heidegger staat alles wat je doet of denkt in verhouding tot je ouders, vrienden, familie en geliefden (zelfs als die niet meer aanwezig zijn in je leven). Om het sollicitatiegesprek er weer bij te pakken: misschien ging je op zoek naar een nieuwe baan omdat je een beter salaris wilt verdienen zodat je kinderen later kunnen studeren. Of je wilt je overleden vader een plezier doen en eindelijk die baan krijgen die hij voor jou voor ogen had.
Sociale media gebruiken we óók om onze relaties te versterken en te onderhouden. Dit is natuurlijk een open deur, maar raakt soms ondergesneeuwd in alle platformkritiek. Op Facebook houden we contact met studievrienden, op LinkedIn volgen we (toekomstige) collega’s en op Instagram tonen we onze liefde voor vrienden en kinderen door een foto te delen.
Deze vier filosofische theorieën zijn natuurlijk precies dat: theorieën. De werkelijkheid zal ergens in het midden liggen. Als ik terugkeer naar de vraag waarom mensen gebruikmaken van sociale media, kom ik met deze vier theorieën op de volgende redenen:
- Sociale status (wat weer economisch kapitaal oplevert)
- Zelfverwezenlijking en identiteitsvorming
- Het onderhouden en versterken van relaties
Hoe zou een publiek sociaal netwerk eruitzien waarin vooral dat derde punt, het zorg dragen voor je geliefden (en omgeving), centraal staat? Die gedachte-oefening houdt mij nu bezig.
Tot de volgende!
P.S. Nog even over het ‘neutrale’ platform Facebook. Journalist Casey Newton kreeg geluidsopnamen in handen van vergaderingen en de befaamde AMA’s op het hoofdkantoor tijdens de corona-epidemie. Daarin is terug te horen hoe de werknemers strijden tégen de neutraliteit van het platform, terwijl de Amerikaanse gebruiker (grotendeels conservatief) zich verzet tegen de censuur op het platform. Leaving Mark in the middle.