De laatste tijd merkte voormalig topturnster Loes Linders (32) dat ze vreemde gedachten aan het denken was.

Ze twijfelt eigenlijk om die gedachten te delen, want ze klinken in eerste instantie – en misschien ook wel in tweede instantie – nogal harteloos. Maar ze hoopt heel erg dat je haar toch begrijpt.

Ze zucht en legt uit.

Ja, aan de ene kant wil ze dat het fysieke en geestelijke misbruik van turnsters stopt. Ze hoopt dat de sport die ze zo mooi vond en vindt een gezonde sport wordt; dat meisjes en vrouwen de randen van hun kunnen opzoeken zonder er fysieke of psychische schade aan over te houden.

Voor wie het niet volgde: de afgelopen zomer zijn wereldwijd honderden turnsters naar buiten gekomen met verhalen over coaches die hen sloegen, bespuugden, uitscholden, pestten en vernederden. Die golf aan verhalen kwam op door de Netflixdocumentaire die ook bij Linders veel weggeschoven emoties opriep.

Zo veel dat het niet meer te ontkennen was, en omdat het niet meer te ontkennen was, besloot ze dat het zin moest hebben. Vandaar dat ze deed vandaar ook dat ze met enkele andere ex-turnsters ‘Stop misbruik in de turnsport’ begon. Het doel: een onderzoek naar de turncultuur in Nederland en ‘een veilig sportklimaat’.

Maar dan nu de andere kant. Stel, zegt ze, dat het onderzoek uitwijst dat het de afgelopen jaren best meeviel met die ‘zieke’ cultuur: wat zegt dat dan over haar? En over haar lotgenoten? Hoe zal de wereld dan over hen denken?

‘Ik weet dat het raar klinkt, maar daar ben ik een beetje bang voor. Wij hebben erkenning nodig. Dat wij al die tijd niet gek zijn geweest, zoals zo vaak is gezegd, dat we klagen omdat we verliezers zijn. Dat duidelijk wordt dat het niet aan ons lag, of aan een paar rotte appels, maar dat het systeem rot is.’

Hoe leg je ontastbare mishandeling uit

Loes Linders gold al op haar zevende als een van de grote turntalenten in Nederland. Op haar dertiende gaat ze uit huis om fulltime te kunnen trainen. In 2003 neemt ze als vijftienjarige deel aan het WK. Ze lijkt zo’n zeldzame turnster te worden die niet één, maar twee Olympische Spelen turnt.

Maar ze haalt geen van beide. De Spelen van Athene (2004) mist ze na een sportjuridisch conflict rondom de kwalificatieprocedure. De Spelen van Beijing (2008) mist ze omdat een eetstoornis en ruzies met de turnbond haar hadden gesloopt. ‘Ik was zo dun geworden dat ik gewoon de kracht miste om goed genoeg te zijn.’

Loes: ‘Ik was zo dun geworden dat ik gewoon de kracht miste om goed genoeg te zijn’

In 2009 stopt ze, verbitterd, opleidingsloos, richtingloos, zelfhatend, wantrouwend en depressief. De turnster turnde niet meer en wist niet hoe het normale leven werkte. ‘Ik weet nog dat ik een keer een rotonde op fietste en dacht: wat zou het fijn zijn als ik werd aangereden en gewoon een paar weken in het ziekenhuis helemaal niets hoefde.’

Pas jaren later – en enkele van die bijvoeglijke naamwoorden lichter – beseft ze wat een vreemde tijd haar kindertopsportcarrière is geweest. Hoe bang ze was voor haar coaches, hoe afhankelijk ze was van hun goedkeuring, en hoe gehoorzaam en dociel. En hoe niet normaal dat is.

‘Mensen hebben tegen me gezegd: je moet een proces aanspannen tegen de bond. Voor nalatigheid. Maar ik heb geen tastbaar bewijs, geen grote vergrijpen, geen blessures of zo. Dat is denk ik ook niet het leed van de meeste turnsters. Het is meer de continue angst of je het wel goed genoeg doet.’

1997: ‘Als je nu naar huis gaat mag je ook niet meedoen aan het NK’

Zoals in de zomer van 1997: Nederlands beste jonge turners bereiden zich op trainingscentrum Papendal voor op het Nederlands kampioenschap de week erna. Loes – negen jaar – hoort erbij. Maar na enkele dagen krijgt ze heimwee. Ze kan nauwelijks meer stoppen met huilen. Alleen: naar huis bellen mag niet. Een secretaresse met medelijden krijgt uiteindelijk haar moeder te pakken. ‘Er staat hier een klein meisje huilend aan de balie.’

Haar moeder – Lea Klein Overmeen – rijdt als een speer naar Papendal. Leuk dat Loes talent heeft, maar dit is het niet waard, denkt ze. Alleen: Loes mee naar huis nemen, dat gaat zomaar niet. ‘Prima als Loes nu naar huis gaat’, zegt haar coach Esther Heijnen tegen Lea. ‘Maar dan mag ze ook geen NK turnen.’

Deze ‘chantage’ (aldus Lea) maakt indruk – Loes houdt van competitie; het NK was haar droom. Na het lezen van een boekje komt Loes tot rust; oudere meisjes zeggen dat ze op het kleine meisje zullen letten. Waarna Lea en Loes besluiten, tussen het snikken door, dat Loes toch zou blijven. ‘Het was een vreselijke rit terug’, zegt Lea nu.

Achteraf was dit de eerste normalisering van het abnormale. ‘Wisten wij veel’, zegt Lea. ‘Als ik toen had geweten wat ik nu wist, dan waren we nooit begonnen aan dat hele turnen.’

2001: naar een gastgezin in Heerenveen

Kort na het NK van 1997 halen haar ouders Loes weg bij haar club, De Hazenkamp in Nijmegen. Het is te streng, te serieus, haar ploeggenoten zijn te oud voor Loes om contact mee te hebben – maar wel oud genoeg om soms de volle laag van de coaches te krijgen. Dat maakt indruk: te vaak komt Loes in tranen thuis.

Ze gaat trainen bij de lokale amateurvereniging in (vier keer per week), en bij het serieuzere Patrick in het Limburgse Echt (drie keer per week), op anderhalf uur rijden. Loes wordt in 2001 – ze is dan dertien – Nederlands jeugdkampioen. Voor haar ouders een bevestiging dat de monomane aanpak die de turncultuur voorschrijft – je moet zo veel mogelijk uren op het hoogste niveau maken – volslagen onzin is. Ook bij de lokale turnclub ontwikkel je je.

Toch moeten ze mee met de wetten van het topturnen. Je kunt als turner wel heel goed zijn, je moet ook heel goed worden gevonden. En een turnster van een lokale vereniging zou nooit goed genoeg worden of worden gevonden. NK’s, EK’s, WK’s – ‘we leerden via via snel dat dat niet zou gebeuren’, zegt Lea. En omdat turnen Loes’ lust en leven is, trekt ze eind 2001 in bij een gastgezin, om te trainen bij in Heerenveen.

Sportief wordt de verhuizing een succes: twee jaar later Loes piepjong (vijftien jaar) het WK. Persoonlijk is het een ervaring die haar alsmaar meer bevreemdt. ‘Ik weet nog dat ik op de bank tegen de vader van dat gezin aan kroop. Op die leeftijd heb je toch een vaderfiguur nodig. En hij voelt dat waarschijnlijk ook. Maar nu ik zelf moeder ben, denk ik: zo’n man moet dat toch niet toestaan. Een grens trekken. Ik snap dat de situatie ingewikkeld is, maar hij is mijn vader niet.’

2004: Loes verliest de Game of Thrones

In april 2004 turnt Loes – dan gezien als een de grootste talenten van het land – op het Europees kampioenschap sterk. Op sprong haalt ze zelfs een score waarmee ze zich plaatst voor de Olympische Spelen van Athene. Turngrootheid Hans van Zetten het op tv: ‘Loes Linders zich voor de Olympische Spelen.’

Totdat er plots geroezemoes is. Het is niet duidelijk of deze sprong telt of niet – de reglementen zijn ambigu. Zo ambigu dat noch de turnbond, noch sportkoepel NOC*NSF, noch de media, kortom alle volwassenen, weten hoe het zit. De onzekerheid – na de korte extase – maakt Loes zo wankel dat ze uit Heerenveen terug naar huis wil, terwijl de zaak sleept.

Lea: ‘Simpel gezegd: we wilden Esther gebruiken om Loes naar de Spelen te krijgen. Ik geef toe: zo ver waren wij inmiddels meegegaan in de gekte’

Haar ouders – inmiddels gepokt en gemazeld in de turncultuur – honoreren haar wens. Maar om heel andere redenen. Kwalificatie voor WK’s en Olympische Spelen is deels presteren, maar deels ook een Game of Thrones-achtig Ze weten dat trainingscentrum Heerenveen liever een andere turnster naar Athene ziet gaan dan Loes. Andere trainingscentra hebben ook zo hun voorkeurskandidaten. De meeste kans op Athene, zo analyseren Lea en vader René, maakt Loes bij haar oude club De Hazenkamp – bij Esther Heijnen.

Dus verkast Loes daarheen. Lea: ‘Simpel gezegd: we wilden Esther gebruiken om Loes naar de Spelen te krijgen. Ik geef toe: zo ver waren wij inmiddels meegegaan in de gekte.’ De zet mislukt. Na meerdere zittingen, – allemaal breed uitgemeten in de media – een nieuwe kwalificatiewedstrijd, en nog veel meer niet te volgen intrige, niet Loes maar Athene maar de Haagse turnster Laura van Leeuwen.

De familie Linders ziet er politiek gefoefel achter: Van Leeuwens coach is Frank Louter, en Louters vriendin zit in de NOC*NSF-commissie die de zaak beslecht. Wat waar is, wat niet waar – alles is te bevroeden, weinig is te bewijzen. Wat zeker is: Loes is een vanaf dat moment gekraakt meisje dat onverminderd gek is op turnen, maar geen volwassene meer vertrouwt.

2004-2006: de ontwikkeling van een eetprobleem

Op dat moment hebben Lea en René al vaak tegen Loes gezegd: je kunt er ook mee stoppen hè? Lea: ‘Dan belde ze weer over iets, overstuur en in tranen, dat iemand iets had gezegd of gedaan. We zeiden: Loes, kijk naar jezelf, niet naar anderen. Maar weet je wat ook kan? Stoppen.’ Nooit peinst Loes erover: ‘Ik wilde iets bereiken, ik wilde laten zien wat ik kon.’

Hoe? Vooral via extreme magerzucht. Klein en dun is beweeglijker, klein en dun geldt als sierlijker. En wie dun blijft, menstrueert niet snel, wat je smaller en beweeglijker houdt, in de sport. (‘Ik werd pas na het turnen voor het eerst ongesteld’, zegt Loes.) Maar dat is niet wat haar drijft. Loes ziet hoe de coaches – naast Heijnen de Rus Boris Orlov – omgaan met turnsters met ‘overgewicht’. Ze worden beschimpt, genegeerd, of de toegang tot de turnhal wordt hun ontzegd. Kom maar terug als je weer op gewicht bent.

De boodschap kwam in allerlei vormen. Orlov – voor veel turnsters – was subtieler dan Heijnen. ‘Loes, maak je geen zorgen’, zei hij dan. ‘Verona [van de Leur] en Suzanne [Harmes, haar ploeggenoten], dat zijn vette varkens, die ga je verslaan.’ Positief bedoeld; Loes hoorde er een onbedoeld dreigement in. Nooit zal ik hem reden geven mij een vet varken te noemen.

Voor elk verjaardagsfeestje ‘waar ik echt niet onder taart uit kon komen’, vastte ze vooraf. Naderhand zweette ze het eruit, joggend in een regenjas, om het afvallen te versnellen voor het dagelijkse weegmoment. Snoep, gebak, koolhydraten – ze leed liever honger dan dat ze dat at, schreef ze later in haar dagboek, toen ze een keer ‘keiveel gesnoept en gesnackt had’.

Het was de cultuur. Lea zag hoe moeders meededen. ‘Ik heb eens een moeder gezien die tegenover haar dochter stond en haar handen uiteenspreidde. In een hand een appel, in de andere een cracker. En dan zei ze: ‘Wat is zwaarder? De appel of de cracker?’ Dat meisje wees naar de appel. ‘Dan eet je dus de cracker.’

Als nuchtere Brabantse zou zij er niet aan meedoen. Maar ook hier verschuiven Lea’s normen, door soms wat door de vingers te zien. Loes – die toen weer thuis woonde – werd bijvoorbeeld creatief in haar magerzucht. ‘Vlak voor etenstijd maakte ik ruzie met mijn ouders, zodat ik boos naar boven kon gaan zonder eten.’ Lea wist het, en tolereerde het, zolang Loes er niet aan onderdoor ging.

Maar dat ging ze wel, ook al zag Loes dat zelf destijds anders. ‘Loes, wat zie je er goed droog uit’, hoorde ze dan. ‘Ik was naar complimenten aan het vissen voor gedrag dat slecht voor me was’, zegt ze nu. Waarom? Omdat ze dacht dat het verwacht werd. ‘Ik durfde ze niet eens meer te vragen of ze naar de wc mocht. Zo bang was ik voor Esther. Zo verslaafd aan bevestiging, goedkeuring, complimenten. Ik deed alles wat ze wilden. En wat ik dacht dat ze van me wilden. Ik was een turnrobot.’

Totdat de stress haar te veel wordt. Zonder zelfvertrouwen en met een eetstoornis stapt ze drie weken voor het WK in Denemarken, in september 2006, over uit Heerenveen. Goede stap, slechte timing.

2006: ontvoering van een WK

Immers: Heijnen en Orlov, de trainers die ze net heeft verlaten, zijn ook actief op het WK als bondscoach.

Loes wil in Denemarken een moeilijke oefening turnen. Heijnen vindt dat te riskant en verbiedt het. Loes turnt een goed WK, is beste Nederlandse. Maar de ploeg is uitgeschakeld en Loes wil naar huis. De ploeg kan in Aarhus niet goed verder trainen, en ze wil zich voorbereiden op het volgende toernooi.

De bond zegt nee: samen uit, samen thuis. Ook als ze niet kon trainen daar? Ja, ook dan. Maar daar had Loes weinig zin in: na die breuk, na die ‘met een stel coaches die haar haatten’ (moeder Lea), in een hotel hangen? Ze is liever in eigen omgeving. En toen?

Loes: ‘Het verschil tussen mij en andere turnsters was simpel: mijn ouders pikten niet alles’

‘Toen zijn we ontsnapt’, zegt Loes.

Het plan: Loes staat ’s ochtends vroeg op, pakt stilletjes haar spullen in, en loopt op kousenvoeten naar de uitgang van het hotel. ‘Ik was bang voor de confrontatie.’ En weg rijden ze, tegelijk trots op hun stunt en bang voor de consequenties. De relatie met de bond, met de turnwereld, was daarmee stuk. Loes geldt als lastig, als paranoïde, als Zij ziet het anders. ‘Het verschil tussen mij en andere turnsters was simpel: mijn ouders pikten niet alles.’

Als het WK 2007 dichterbij komt, van groot belang voor kwalificatie voor de Spelen van het jaar erop in Beijing, menen zij – inmiddels ‘het kamp-Linders’ – dat de bond alles in het werk stelt om Loes buiten de boot te houden. Van andere turnsters horen ze over geknoei met de rekenmodellen – de media die erop duiken komen er ook niet helemaal uit, maar blijven maar bellen en bellen.

En dus doen Lea en René weer iets wat ze zich vijf jaar eerder vermoedelijk nauwelijks konden voorstellen. In hun woonkamer in Uden houden ze een persconferentie tegen de turnbond toe te lichten. ‘Niet dat we echt dachten dat dat iets zou zegt Lea nu. ‘Maar we wilden duidelijk maken dat we ons verzetten. Dat dit niet zomaar gaat.’

2009: blijvend beschadigd stoppen

Ze turnt het WK niet, Beijing is daardoor onhaalbaar, haar carrière sportief feitelijk klaar. De Spelen van 2012 zijn te ver weg. Toch gaat ze door – ‘ik wilde een keer een heel goed toernooi turnen.’ Tot ze begin 2009 De fut is eruit, jongere turnsters met meer fut komen eraan, haar tijd en kans is geweest.

Een nodige stap en een stap met problemen. Opeens moet ze iets anders zijn dan ‘Loes Linders, turnster’. Ze gaat van een leven waarin elke dag was voorgekauwd naar een leven waarin ze zelf plannen moet maken. Dat lukt niet. Ze heeft geen vrienden, geen interesse in haar studie, geen sociale vaardigheden. ‘Ik had geleerd om alleen wat te zeggen als me wat werd gevraagd.’

Ze wordt tandartsassistente. Nieuwe collega’s ziet ze als een bedreiging – mensen die haar positie bedreigen. ‘Net als wanneer er een nieuwe turnster kwam. Je doet aardig, je denkt: ik ga je inmaken.’ Haar uitgangspunt bij mensen is wantrouwen – ze is zich ervan bewust maar kan het niet helemaal uitschakelen.

Dat geldt nog sterker voor het meest tastbare overblijfsel van haar turncarrière: de eetstoornis. Elke dag voelt ze nog de neiging om een maaltijd over te slaan. Haar man is eraan gewend, haar drie kinderen – de oudste is 3,5 jaar – nog niet. Het is een kwestie van tijd voordat ze iets opmerkt. ‘Binnenkort verwacht ik de vraag: ‘‘Heeft mama al gegeten?”, “Gaat mama nog eten?” En wat ga ik dan zeggen? Ik wil geen slecht voorbeeld zijn.’

‘Maar ik heb me erbij neergelegd dat ik dit probleem altijd zal houden. Het wordt een kwestie van “leren leven met”, niet van “oplossen”.’ Soms heeft ze het druk, denkt ze niet aan eten, beseft dan dat ze eten vergat, ziet dan een kans om helemaal niet te eten, is dan trots dat ze niet at, en vergoelijkt dit bij haarzelf omdat ze nu eenmaal druk was. Bullshit, natuurlijk. ‘Maar dat geeft me dan een goed gevoel.’

Totdat ze beseft wat ze heeft gedaan. ‘En dan heb ik weer een slecht zelfbeeld.’

2020: hopen dat het turnen zich hervormt – en een klein beetje hopen dat het turnen dat niet kan

De afgelopen maanden heeft Loes haar psycholoog weer bezocht. ‘Ik wil nu het liefste normaal functioneren. Met drie kleine kinderen kan ik het me niet permitteren om permanent aan mezelf werken.’

Wel wil ze haar punt maken, nu vele andere turnsters dat ook doen onder de hashtag De meldingen hebben effect gehad. De turnbond zette enkele trainers over wie klachten werden geuit – onder wie bondscoach Vincent Wevers, vader van Olympische kampioen Sanne en Lieke. De verkeerde maatregelen, vinden Lea en Loes.

Lea: ‘Stel je dit voor in het voetbal. Dan coacht zo’n coach toch niet meer?’ 

Loes: ‘Nee, ik vind ook niet dat zij het slachtoffer moeten zijn. Zij moeten zich voorbereiden op de Spelen.’ Aan de andere kant: Vincent Wevers is door diverse turnsters ‘Stel je dit voor in het voetbal’, zegt Lea. ‘Dan coacht zo’n coach toch niet meer?’

De turnbond draaide de stap terug. Trainen mocht weer, maar onder toezicht van Wat het geheel tot een vreemd toneelstukje maakte. Vincent Wevers moest zijn twee dochters coachen op een onhandige locatie (Nijmegen) terwijl een vreemde controleerde of hij hen niet mishandelde. En hoe onzinnig de maatregelen ook waren, het terugdraaien deed Loes en vele andere turnsters toch weer pijn. Zie je: ze nemen het totaal niet serieus.

Lea Klein Overeem kon de verleiding niet weerstaan. Ze wilde weten of de turnbond zijn onzinnige maatregelen doorvoerde. En dus reed ze drie keer het ritje naar Nijmegen. De eerste keer was dat er ook veel media waren. De tweede keer dat ze ging (11 september) was er geen begeleider te zien. De derde keer (25 september) was er wel begeleiding. Op een zeker moment kwam Wevers met zijn hond de tribune op gelopen, om die vrouw op de tribune te confronteren. Waarna de volgende dialoog zich afspeelde.

Wevers: ‘In welke hoedanigheid zit u hier?’

Lea: ‘Ik ben een turnfan.’

Wevers: ‘Ik voelde me wel bekeken de vorige keer. Bent u journalist?’

Lea: ‘Ik ben niet van de pers.’

Wevers: ‘Maar u was wel aan het opnemen, zeker?

Lea: ‘Nee hoor.’

Wevers: ‘Waarom bent u dan hier?’

Lea: ‘Ik ben een turnfan.’

Dat was een halve leugen. Ze wás een turnfan; ze ís een moeder van een gekwetste dochter. ‘Om eerlijk te zijn’, zegt Lea, ‘was ik eigenlijk wel klaar met het turnen. Maar als je dochter gaat vechten, dan vecht je mee. Met onrecht krijg je nooit geen vrede.’

YouTube
Een compilatie van Loes Linders’ turncarrière, gemaakt bij haar afscheid eind 2009.

Via haar advocaat en een bericht op LinkedIn heb ik Esther Heijnen om een reactie gevraagd. De advocaat liet weten dat ‘alles feitelijk gezegd en gedaan [is]. Cliënte heeft daar weinig aan toe te voegen.’

Meer lezen?

Turnen is gelegaliseerde kindermishandeling Begin september probeerde ik duidelijk te maken dat de incidenten in de turnsport geen uitzondering maar regel zijn. Dat komt omdat turnsters op jonge leeftijd al op hun top kunnen presteren. Dit betekent dusdanig intensief trainen dat de kans op psychische of fysieke schade groot is. Lees het stuk hier terug