Na mijn eerste sollicitatiegesprek bij De Correspondent werd mij gevraagd om voorafgaand aan het tweede gesprek drie verhaalideeën in te leveren. Het mochten plannen zijn voor opzichzelfstaande artikelen, of voor langere onderzoeksprojecten waar ik een serie verhalen over kon schrijven. Als uit de voorstellen maar duidelijk bleek op welke thema’s ik mezelf zou willen storten als ik aangenomen werd.

De uiteindelijke voorstellen die ik een week later op de mail zette: een onderzoek naar geslachtsregistratie iets hoogdravends over neoliberalisme en transgender-gerelateerde gezondheidszorg (‘zijn genderklinieken niet vooral bezig van transgenderlichamen productieve lichamen te maken?’). En: homoseksualiteit in het voetbal. Want waarom is er, tot op de dag van vandaag, nog steeds geen actieve profvoetballer uit de kast?

Met name over dat laatste idee twijfelde ik direct nadat ik op ‘send’ had geklikt. Zelf vond ik het loei-interessant, en heel belangrijk. Maar was het onderwerp niet te gewoontjes, te uitgekauwd? En lag het niet toch te veel in lijn met het soort ophefjournalistiek waar De Correspondent zich juist tegen verzet?

Een aantal dagen vol knikkende knieën en bilnaadzweet later bleek mijn twijfel onterecht. ‘Lekker concreet,’ oordeelde hoofdredacteur Maurits Martijn tijdens het gesprek, ‘een mooie ingang om de structurele aspecten van homofobie eens goed te onderzoeken.’

Dat was het startsein van mijn

Waarom homoseksualiteit in het voetbal?

Met de acceptatie van homoseksualiteit gaat het in Nederland steeds beter. In een van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in 2017 stond 74 procent van de respondenten positief tegenover homoseksualiteit. In 2006 was dit nog 53 procent. Het percentage respondenten met negatieve opvattingen over homoseksualiteit daalde in dezelfde periode van 15 naar 6 procent.

In de voetballerij lijkt deze verschuiving ook voelbaar. En zelfs als er in de media iets lelijks wordt gezegd over homomannen in het voetbal (bij Veronica Inside is het inkoppen van flauwe opmerkingen over homoseksualiteit haast een sport op zich), leidt dit steeds vaker tot grote maatschappelijke verontwaardiging, steeds fellere kritiek, en

In zo’n klimaat zou je bijna geneigd zijn tegen die anonieme homoseksuele profspeler te zeggen: Hup, en nou die kast uit! Het komt wel goed allemaal.

Maar toen verscheen begin juli een van een anonieme Premier League-speler in de Britse tabloid The Sun. De brief biedt een zeldzaam inkijkje in hoe diep de kast in het voetbal nog altijd is. De voetballerij, schrijft de anonieme speler, is nog lang niet klaar voor een voetballer die openlijk gay is. Om uit de kast te durven komen zou hij naar eigen zeggen moeten kunnen rekenen op de steun van fans, teamgenoten, managers, agenten en clubeigenaren. Maar op het moment heeft hij daar weinig vertrouwen in. En dus duurt de dagelijkse nachtmerrie waarin hij nu leeft voort: ‘Ik voel me gevangen, en mijn angst is dat het onthullen van de waarheid over wie ik ben het alleen maar erger zal maken.’

De brief van de anonieme voetballer was reden voor mij om het onderzoek waar ik mee was begonnen (geslachtsregistratie) tijdelijk aan de kant te schuiven, Want hoewel er in de etalage van de voetbalwereld van alles positief lijkt te veranderen, lijkt de kast achter de voordeur dieper dan ooit.

Wat homoseksuele spelers nodig hebben, is betere journalistiek

Voor het eerste echte stuk in mijn onderzoek – – ging ik in gesprek met Karin Blankenstein. Karin is de jongere zus van John Blankenstein, topscheidsrechter en een van de eerste openlijk homoseksuele mannen in het Nederlandse profvoetbal. Na zijn overlijden in 2006 richtte Karin de John Blankenstein Foundation op, een stichting die zich inzet voor het verbeteren van de acceptatie van LHBTI’ers in de sport.

Met het interview met Karin hoopte ik vooral een goed beeld te kunnen schetsen van de homofobie in het profvoetbal. Waar gaat het mis, wat zijn de oplossingen? Maar ik liep het gesprek uit met nog een ander inzicht dat ik niet had verwacht: misschien is de huidige benadering van homonegativiteit in de voetbalwereld binnen de journalistiek ook onderdeel van het probleem.

Tot voor kort zag ik de aandacht in de media voor homofobie in de voetbalwereld vooral als iets goeds. Fijn dat het probleem serieus genomen wordt. Hoe meer we het erover hebben, hoe beter.

Maar ik had er geen moment bij stilgestaan dat de manier waarop homonegativiteit in het voetbal wordt besproken in de journalistiek wellicht ook een averechts effect heeft, en homoseksuele voetballers juist dieper in de kast duwt. Want de in de media luidt toch vaak: ga er maar aanstaan, als eerste actieve speler uit de kast. Daar ga je als bekend voetballer nog flink last mee krijgen. Treurig, maar helaas de werkelijkheid.

En dat is de verkeerde benadering, zag ik in door mijn gesprek met Karin. Want, zij zei: door in de media te blijven benadrukken dat profvoetballers die uit de kast komen geen leven meer hebben na hun coming-out, bevestig je juist de angstbeelden van spelers die nu niet zichzelf durven te zijn.

Misschien hebben we dus niet alleen méér media-aandacht nodig voor het probleem van homofobie in de voetballerij, maar vooral een fundamenteel ándere benadering.

Met name op drie punten die Karin in ons gesprek noemde, wil ik in mijn eigen journalistiek over dit onderwerp op zoek naar die andere insteek:

  • Focus niet alleen op het profvoetbal: in de media wordt vaak benadrukt hoe jammer het is dat er geen actieve profspeler uit de kast is – hij zou immers zo'n goed rolmodel kunnen zijn voor jonge LHBTI+-amateurspelers die dromen van een voetbalcarrière. Terwijl je het ook om zou kunnen draaien: amateurspelers die op hun vereniging uit de kast gekomen zijn, en zich daardoor een stuk sterker voelen, kunnen net zo goed een rolmodel voor homoseksuele profvoetballers zijn. Waarom vertellen we hun verhalen niet wat vaker? Door ons enkel te richten op wat er gebeurt in het profvoetbal maken we het probleem kleiner dan het in werkelijkheid is.
  • Focus niet alleen op wat een kleine groep verkeerd doet, maar ook op wat de rest níet doet: de berichtgeving over homofobie in het voetbal richt zich meestal op de 'rotte appels': de supporters die homofobe leuzen zingen, de trainers die op het veld met 'homo' of 'mietje' schelden, en de teamgenoten die flauwe grappen over homo's maken in de kleedkamer. Maar buiten die rotte appels zijn er net zoveel die het zien gebeuren, maar gewoon niets doen. Misschien moeten we hun laten zien hoe hun passiviteit óók bijdraagt aan het probleem, en op welke manier ze wel een positieve bijdrage zouden kunnen leveren aan de acceptatie van homomannen in de sport.
  • Focus niet alleen op negativiteit: door te blijven hameren op de ellende die een speler zich op de hals haalt als hij uit de kast komt, houden we het angstbeeld van de voetballers die het betreft in stand. Terwijl we ook kunnen laten zien hoe fijn het is de last van het geheimhouden van je geaardheid los te laten. Met positieve verhalen, waarin jezelf zijn geldt als kracht en niet als zwakte, komen we een stuk verder dan het steeds opnieuw herhalen van de problemen.

Oproep: help mij met mijn onderzoek

Door verhalen te zoeken die in de journalistiek nu grotendeels onderbelicht blijven, hoop ik een constructiever perspectief te bieden op hoe we het probleem van homofobie in het voetbal het hoofd kunnen bieden. Voor het vervolg van mijn onderzoek zou ik daarom graag eens willen spreken met homoseksuele amateurvoetballers die uit de kast zijn op hun vereniging, en die hun ervaringen met mij willen delen. Hoe was je coming-out? Hoe reageerde je team? Ben je blij dat je het hebt verteld, of juist niet?

Ben of ken jij iemand die mij hierover kan en wil vertellen, stuur mij dan een mail via valentijn@decorrespondent.nl. Andere verhalen of inzichten die mij verder kunnen helpen bij mijn onderzoek zijn natuurlijk ook welkom.

Tot slot...

...nog even iets heel anders, namelijk een stukje schaamteloze zelfpromotie. Een paar weken geleden publiceerde ik en de uitspraken die zij deed over de gevaren van het huidige transgenderactivisme. Radioprogramma De Nieuws BV nodigde mij uit om over mijn stuk te komen praten. In het gesprek belicht ik een aantal vragen waar ik in het stuk geen ruimte meer voor had, maar die in de bijdragesectie door diverse leden werden gesteld.

Dat was ’m dan! Mijn eerste nieuwsbrief!

Op de vele nieuwsbrieven die zullen volgen 🍾