We kunnen de klimaatcrisis niet stoppen zolang er miljardairs zijn
De allerrijkste mensen op aarde richten veruit de meeste milieuschade aan. Willen we dat onze planeet bewoonbaar blijft, dan moeten we inkomen en welvaart veel eerlijker verdelen. Hoog tijd voor een maximuminkomen en een welvaartstaks.
Al een aantal jaren publiceren vooraanstaande aard- en klimaatwetenschappers baanbrekende artikelen over planetaire grenzen – de grenzen van de aarde. Ze stellen dat het leven op aarde afhangt van een precair evenwicht van in elkaar grijpende geologische processen.
Hoewel dat systeem niet zomaar bezwijkt bij flinke druk, krijgt de biosfeer het voorbij een bepaald punt zwaar te verduren. En dat is wat er nu gebeurt. Wetenschappers waarschuwen dat de mensheid als gevolg van haar economische bedrijvigheid een aantal belangrijke grenzen heeft overschreden,* waaronder de opwarming van de aarde, een afname van biodiversiteit en ontbossing. Het systeem op aarde raakt daardoor ontwricht. De instabiliteit begint gevaarlijk te worden en we lopen het risico mogelijk onomkeerbare kantelpunten in gang te zetten.
Veel mensen kennen inmiddels het woord ‘antropoceen’ als aanduiding voor de situatie waarin de aarde zich momenteel bevindt. Het woord staat voor een nieuw tijdperk waarin geologische processen door toedoen van de mens fundamenteel en in razend tempo veranderen. Grote veranderingen die gewoonlijk honderdduizenden jaren duren gaan zo snel dat we ze voor onze ogen zien voltrekken: overal ter wereld stijgt de temperatuur, ijskappen smelten, complete ecosystemen worden vernietigd.
Maar het woord antropoceen klopt niet helemaal. Het is niet de mens als zodanig die de klimaatcrisis veroorzaakt. De overgrote meerderheid van de wereldbevolking leeft namelijk keurig binnen de grenzen van wat de aarde kan hebben. De overschrijding die zo veel milieuschade veroorzaakt, is in onevenredig grote mate de schuld van de rijken der aarde, maar eigenlijk vooral van een economisch stelsel dat berust op eeuwige groei, ongelijkheid en verwerving van bezit door de elite.
Er is niets bewonderenswaardig aan excessief gedrag
Onze ecologische voetafdruk wordt groter naarmate we rijker worden. Dat patroon wordt zichtbaar dankzij een groot aantal indicatoren.
Neem de uitstoot van koolstofdioxide, het belangrijkste gas dat verantwoordelijk is voor de opwarming van de aarde. De rijkste 10 procent van de wereldbevolking is goed voor bijna de helft van de mondiale koolstofuitstoot.*
Dat is een verbazingwekkend getal. En de verhoudingen worden nog schever naarmate we hoger op de inkomensladder klimmen. De rijkste 1 procent (met een gemiddeld jaarinkomen van 280.000 Amerikaanse dollar) stoot dertig keer meer uit dan de armste 50 procent van de wereldbevolking.*
Het is verkeerd om het excessieve gedrag van rijke mensen te bewonderen: het milieu is er de dupe van
Hoe komt dat? Volgens een recent onderzoek van de universiteit van Leeds* consumeren rijke mensen niet alleen meer dan anderen, maar is er voor datgene wat ze consumeren ook veel meer energie nodig: grote huizen, dikke auto’s, privévliegtuigen, vliegen in businessclass, verre reizen, luxe importartikelen, enzovoorts.
En niet alleen hun consumptiegedrag legt gewicht in de schaal, dat geldt ook voor hun investeringen. Wanneer rijke mensen meer geld hebben dan ze kunnen uitgeven, en dat is meestal zo, investeren ze het surplus in industrieën die een verwoestende uitwerking hebben op het milieu, zoals fossiele brandstoffen.
Omdat we weten dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen hoge inkomens en de verwoesting van het milieu, zouden we ook beter moeten weten dan rijke mensen als idolen te aanbidden. Het is verkeerd om hun excessieve gedrag te bewonderen – er is immers niets bewonderenswaardigs aan. In een tijd waarin het milieu de dupe is, zijn zulke excessen letterlijk dodelijk.
Economische groei en milieuschade gaan hand in hand
Nu is dat allemaal misschien een open deur. Maar er is meer aan de hand, en dat heeft alles te maken met de manier waarop onze economie werkt.
Die economie draait uiteindelijk om voortdurende expansie of ‘groei’, die wordt uitgedrukt in het bruto binnenlands product (bbp). Dit bbp is gekoppeld aan impact op het milieu; hoe meer het groeit, des te meer de planetaire grenzen onder druk komen te staan. *
Duizenden wetenschappers roepen op om groei als doel van de economie te laten varen
Een van de manieren waarop wetenschappers dat verband in de gaten houden, is door te kijken naar de ‘materiële voetafdruk’. Daarin wordt alles wat landen jaarlijks uit de bodem en het water halen en opgebruiken bij elkaar opgeteld: van plastic tot vis en van hout tot metaal. Al die grondstoffen worden onttrokken aan levende ecosystemen. Wanneer we de materiële voetafdruk tegen de tijd afzetten, zien we dat die hand in hand met het bbp toeneemt.
Dat brengt ons in een spagaat. We weten dat de groei van het bbp achter de teloorgang van het milieu zit. Sterker nog: duizenden wetenschappers roepen op om groei als doel van de economie te laten varen. Maar we horen ook al decennialang dat economische groei nodig is om het leven van mensen te kunnen verbeteren. Hoe vallen die twee met elkaar te rijmen?
Geen groei, maar eerlijk delen
Het is belangrijk dat we inzien dat niet groei van belang is voor het welzijn van de mens, maar de verdeling van inkomen en grondstoffen. En die zijn op dit moment zeer ongelijk verdeeld.
Neem het volgende getal: de rijkste 1 procent op aarde harkt jaarlijks 19 biljoen dollar binnen, ongeveer een kwart van het wereldwijde bbp.* Dat is meer dan het bbp van 169 landen bij elkaar: een lijst waar Noorwegen, Zweden, Zwitserland, Argentinië en alle landen in het Midden-Oosten en Afrika onderdeel van uitmaken. De rijken zijn goed voor een onvoorstelbaar deel van het inkomen dat we jaarlijks gezamenlijk verdienen.
Mocht je denken dat de rest van het bbp gelijkmatig over de wereld is verdeeld: dat is niet zo. De rijkste 5 procent (met een gemiddeld jaarinkomen van 100.000 dollar) toucheert maar liefst 46 procent van het wereldwijde bbp.
Met andere woorden: bijna de helft van al onze economische activiteiten – alle mijnbouw, fabrieksarbeid, elektriciteitsopwekking, transport, met alle gevolgen voor het milieu van dien – vindt plaats om rijke mensen nog rijker te maken. Als iemand dus weer eens tegen je zegt dat economische groei noodzakelijk is om het leven van mensen er beter op te maken, bedenk dan nog eens goed wie er écht beter van wordt.
Wanneer we dat laten bezinken, wordt duidelijk dat groei een zeer inefficiënte, ecologisch gezien krankzinnige manier is om maatschappelijke doelen na te streven. We hebben geen behoefte aan nog meer groei, tenminste niet in de rijke landen. We hebben behoefte aan een eerlijkere verdeling van de inkomsten.
Een van de problemen van grote inkomensongelijkheid is dat die leidt tot statusangst. Mensen staan onder voortdurende druk om meer te verdienen en te kopen – niet omdat ze dat extra geld of die spullen echt nodig hebben, maar om de consumptiegewoonten van rijke mensen na te apen.
Onderzoekers van de universiteit van Warwick constateerden dat mensen in zeer ongelijk verdeelde samenlevingen eerder geneigd zijn luxemerken te kopen dan mensen die in een meer egalitaire samenleving leven.* Er komt ook nooit een einde aan die consumptiedrang: we kopen telkens weer meer spullen om onszelf een goed gevoel te geven, maar dat werkt niet omdat de lat telkens hoger wordt gelegd en net buiten ons bereik blijft. Die door angst aangejaagde consumptietredmolen brengt het milieu ontzaglijke schade toe.
Er is meer en meer bewijs dat miljardairs – en miljonairs net zo goed – op gespannen voet staan met de planetaire grenzen. Als we op een veilige, bewoonbare aarde willen blijven wonen, moeten we iets aan die ongelijkheid doen.
Dat klinkt misschien als een radicale oproep, maar veel onderzoekers die zich met deze kwestie bezighouden scharen zich erachter. De Franse econoom Thomas Piketty, een van ’s werelds vooraanstaande deskundigen op het gebied van ongelijkheid en klimaat, windt er geen doekjes om: ‘Een drastische reductie van de koopkracht van de allerrijksten zou de wereldwijde uitstoot substantieel verlagen.’
Bevrijding uit het eeuwige consumentisme
Maar wat te doen? Een mogelijke aanpak is de verhouding tussen inkomens meer gelijk te trekken: een ‘maximumloonbeleid’. Sam Pizzigati, werkzaam bij de Amerikaanse denktank Institute for Policy Studies, pleit bijvoorbeeld voor een verhouding na belasting van tien tegen een.* Dat is een elegante oplossing, die de inkomens al meteen een stuk gelijker zou verdelen en niet eens zo heel ver van ons bed is.
Zo heeft Mondragon, een grote werknemerscoöperatie in Spanje, als regel dat directiesalarissen nooit meer dan zes keer zo hoog mogen zijn als wat de laagstbetaalde werknemer in het bedrijf verdient. Soortgelijke regels zijn ook op nationale schaal mogelijk, bijvoorbeeld door te regelen dat inkomens boven een bepaald veelvoud van het landelijk minimumloon voor 100 procent kunnen worden belast.
Het is niet onwaarschijnlijk dat dit soort beleid bij veel mensen zou aanslaan. Zo wees een enquête uit 2017 uit dat een meerderheid van de Britse bevolking voorstander van zo’n maximumloonbeleid is.*
Als we eenmaal beseffen dat veel te hoge inkomens het milieu kapotmaken, kunnen we ervoor kiezen die te beteugelen
En leggen we überhaupt niet alles wat gevaarlijk wordt wanneer er ‘té’ voor staat aan banden? We leggen een maximumsnelheid op. We beperken de hoeveelheid alcohol die je mag drinken voordat je achter het stuur kruipt. We verbieden roken in openbare ruimtes, en perken de verkoop van verslavende middelen in. Als we eenmaal beseffen dat veel te hoge inkomens het milieu kapotmaken, dan kunnen we ervoor kiezen ook die te beteugelen.
Het mooie van die nieuwe aanpak is dat er onmiddellijk een positieve werking van uitgaat. Naarmate samenlevingen meer egalitair worden, ervaren mensen minder druk om een almaar hoger inkomen en steeds meer statusgoederen na te jagen. Het bevrijdt hen uit de moordende competitie van het eeuwige consumentisme.
Neem Denemarken. In dat land zijn de lonen gelijker dan in de meeste andere landen met een hoog gemiddeld inkomen. Onderzoek* wijst uit dat mensen er minder kleren kopen – en die langer dragen – dan mensen uit andere rijke landen. Ook geven bedrijven er minder geld uit aan reclame, want mensen zijn minder geïnteresseerd in luxueuze aankopen. Het is een van de redenen waarom samenlevingen die meer egalitair zijn minder ecologische schade aanrichten.
Een soort moderne lijfeigenschap
Niet alleen inkomensongelijkheid is een probleem, dat geldt ook voor bezitsongelijkheid. Zo heeft de rijkste 1 procent van de inwoners van de Verenigde Staten bijna 40 procent van alle bezit in handen.* De armste 50 procent bezit daarentegen bijna niets: slechts 0,4 procent. Op wereldwijde schaal is het nog erger: de rijkste 1 procent bezit bijna de helft van alle rijkdommen in de wereld.
Het probleem met dat soort ongelijkheid is dat de rijken renteniers worden. Omdat ze veel meer geld en bezittingen vergaren dan ze ooit zullen kunnen opmaken of gebruiken, verhuren ze onroerend goed, geven ze licenties uit en verstrekken ze leningen aan mensen die geen of weinig bezittingen hebben.
Dat heet ‘passief inkomen’, want het geld komt automatisch terecht bij mensen die bezittingen hebben zonder nog te hoeven werken. Maar vanuit miljarden andere mensen bezien is het allesbehalve passief: zij moeten ploeteren om meer te werken, te produceren en te verdienen dan wat ze anders nodig zouden hebben, wat leidt tot extra druk op het milieu. En dat alles om de rijken huur te kunnen betalen en schulden af te lossen.
Wanneer een samenleving uit balans is, raakt ook het milieu uit balans
Het is een soort moderne lijfeigenschap. En net als de aloude lijfeigenschap heeft dit grote gevolgen voor onze manier van leven. Lijfeigenschap was in de Europese middeleeuwen een ramp voor het milieu, want leenheren dwongen boeren steeds grotere oogsten te produceren dan nodig waren, alleen maar omdat de boeren hun dan meer tienden moesten betalen.
Tijdens het feodale tijdperk in Europa leidde dat tot een steeds grotere verschraling van bossen en bodems. Wanneer een samenleving uit balans is, raakt ook het milieu uit balans. Op dit moment is er iets vergelijkbaars aan de hand.
Een manier om dat probleem op te lossen is een ‘welvaartstaks’: een idee dat momenteel de wind in de zeilen heeft. De economen Emmanuel Saez en Gabriel Zucman stellen een jaarlijkse marginale belasting van 10 procent voor op bezittingen die meer dan 1 miljard dollar waard zijn.*
Dat zou de rijken ertoe dwingen een deel van hun bezittingen te verkopen, waardoor de welvaart evenwichtiger zou worden verdeeld en er een einde zou komen aan (bijvoorbeeld) oneerlijke verhuurpraktijken. Het gevolg zou zijn dat de rijken anderen er niet meer toe kunnen dwingen meer aan de aarde te onttrekken en te produceren dan ze nodig hebben, waardoor de druk op het milieu afneemt.
Progressieve belastingen hebben nog een milieuvoordeel. De opbrengst kan worden geïnvesteerd in openbare voorzieningen – de meest effectieve manier om zo veel mogelijk mensen een hoger welvaartsniveau te garanderen zonder dat we een hoger bbp hoeven na te streven.
Wanneer wordt graaien destructief?
Gezien de ernst van de klimaatcrisis moeten we misschien zelfs ambitieuzer zijn dan economen Saez en Zucman. Niemand ‘verdient’ immers extreme rijkdom. Die wordt niet verdiend, maar onttrokken: aan onderbetaalde werknemers, aan de natuur, door middel van monopolies en politieke knevelarij.
Zoals de Britse negentiende-eeuwse econoom John Stuart Mill al zei: ‘Als sommige mensen slapend rijk worden, waar denken we dan dat die rijkdom vandaan komt? Die komt niet zomaar uit de lucht vallen. Ze gaat altijd ten koste van iemand, van een ander mens. Ze is afkomstig van de vrucht van de arbeid van anderen, die henzelf niet toevalt.’
We moeten hier een open, democratische discussie over aangaan: wanneer wordt graaien niet alleen sociaal onwenselijk, maar zelfs destructief? Bij honderd miljoen euro? Tien miljoen? Vijf miljoen?
Als we de eenentwintigste eeuw willen overleven, moeten we leren erop samen te leven
De klimaatcrisis – en de wetenschap van de planetaire grenzen – drukt ons met onze neus op een simpel feit dat niet valt te ontkennen: dat we leven op een eindige planeet. Als we de eenentwintigste eeuw willen overleven, moeten we leren erop samen te leven.
Daartoe moeten we lering trekken uit het leven van onze voorouders. Volgens antropologen maakten de meeste mensen het grootste deel van de geschiedenis van de mensheid deel uit van gemeenschappen die doelbewust en actief gelijkheid nastreefden. Ze zagen dat als een manier om zich aan de omstandigheden aan te passen. Als je in willekeurig welk ecosysteem wilt overleven en er de vruchten van wilt plukken, zul je al snel merken dat ongelijkheid gevaarlijk is en neem je voorzorgsmaatregelen om je ertegen te wapenen.
Daartoe bestaat op dit moment een uitgelezen kans. De coronacrisis laat zien dat het gevaarlijk is wanneer de economie en de samenleving niet in evenwicht zijn met de behoeften van mensen en met de natuur. Mensen zijn toe aan een andere aanpak.
Correctie 12-10-2020: In een eerdere versie van dit artikel stond dat onder meer Noorwegen, Zweden en Zwitserland bij de 169 ‘armste’ landen ter wereld horen. Dat klopt niet en is aangepast: Noorwegen, Zweden en Zwitserland maken deel uit van de 169 landen met de laagste bbp.
Dit artikel is uit het Engels vertaald door Nico Groen.