Waarom Philips patent op struikroverij heeft

Jesse Frederik
Correspondent Economie

Philips is boos. Nintendo maakt met haar Wii U-spelcomputer namelijk inbreuk op een Philips-patent dat ‘een interactief systeem waarbij een gebruiker op intuïtieve wijze apparaten op afstand kan bedienen’ beschrijft. Deze week maakte Philips een procedure aanhangig bij de federale rechtbank van de Amerikaanse staat Delaware. Nintendo moet betalen en anders moet de rechter de verkoop van de Wii U (en haar voorganger) in de Verenigde Staten verbieden.

Elke keer als Philips een patentrechtszaak aanspant – en zeker bij dit soort speculatieve claims - draait oprichter Gerard Philips zich om in zijn graf. De oude Philips kon zijn bedrijf namelijk juist beginnen omdat hij negentiende-eeuwse patentimperialisten kon negeren; omdat hij vrijuit gebruik kon maken van andermans uitvindingen.

De slag om de gloeilamp

Smartphonemakers die bij de rechter klagen dat elkaars toestellen uit de handel moeten worden gehaald omdat er patentinbreuk wordt gemaakt op de patentenstrijd lijkt misschien een modern fenomeen, maar ook in de negentiende eeuw was men niet vies van legalistische loopgravenoorlogen: naaimachines, auto’s, films, vliegtuigen, allen kennen een geschiedenis van lang bevochten patenten. Onder de negentiende-eeuwse patentoorlogen is er echter één die een speciale plaats verdient: de slag om de gloeilamp.

Het gloeilampenbasisoctrooi was in handen van de legendarische Amerikaanse uitvinder Hij was echter bij lange na niet de eerste gloeilampuitvinder. De historicus Arthur Bright geeft een lijst van maar liefst twintig gloeilampontwerpers die Edison voorgingen. Edison, commercieel ingesteld als hij was, maakte echter de eerste werkbare gloeilamp; een gloeilamp die meer was dan een labaratoriumspeeltje.

Tegen 1905 controleerde General Electric, de opvolger van Edison Company, 97 procent van de Amerikaanse gloeilampenmarkt

Edison wist in de loop der jaren een zakelijk imperium te bouwen op basis van zijn uitvindingen. Dat kwam niet primair door zijn technologische vindingrijkheid, maar door zijn juridische vernuft. ‘Edison, hoewel beroemd om zijn inventiviteit, was eigenlijk een soort negentiende-eeuwse zijn zakelijke successen waren gebouwd op een agressieve patenteringsstrategie,’ aldus

Tussen 1885 en 1901 werden er in de Verenigde Staten meer dan tweehonderd rechtszaken tegen en door Edison gevoerd. Toen de rook was opgetrokken stond Edison overeind als de onbetwiste winnaar. Amerikaanse gloeilampproducenten fuseerden onder de juridische druk of moesten exorbitante licentierechten betalen. Tegen 1905 controleerde General Electric, de opvolger van Edison Company, 97 procent van de Amerikaanse gloeilampenmarkt.

Edison beperkte zijn juristerij niet tot het westelijk halfrond. Ook in Groot-Brittannië dreef hij de concurrentie het land uit. Het Britse elektrotechnische vakblad The Electrician beklaagde zich in een redactioneel commentaar in 1889 over de ‘juridische terreur tegen de kleinhandel.’ ‘Weinig kan zo schadelijk zijn voor het welvaren van een industrie als bedrijfstakken die in handen komen van monopolisten die hun positie misbruiken om alle door anderen gebrachte vooruitgang een halt toe te roepen,’ oordeelden de elektrotechneuten.

‘Een volk van struikrovers’

Het was in deze context dat een klein land in het noorden van Europa moedig weerstand bood tegen het patentrecht. Nederland had in 1869, uit diepe liberale overtuiging, het patentrecht afgeschaft. Monopolies die van staatswege werden toegekend konden de rechtgeaarde Nederlandse liberalen net zo min bekoren als handelsprotectionisme. ‘Ik ben ervan overtuigd dat een goed en werkbaar octrooirecht een onmogelijkheid is,’ zei liberaal Kamerlid in het ­debat over de afschaffing.

De internationale druk op Nederland was groot – ‘gij zijt een volk van struikrovers’ zo fluisterde een Franse diplomaat de Nederlandse afgevaardigde op een conferentie ter bescherming van het intellectueel eigendom te Parijs in 1883. Toch zou het tot 1912 duren voor Nederland opnieuw het patentrecht invoerde.

Terwijl in het Verenigd Koninkrijk de laatste grote concurrent van Edison – de Brush Electric Company – de gloeilampproductie had gestaakt na een verloren rechtszaak, begon in Nederland de gloeilampenindustrie juist op te bloeien. Volgens Philips-historicus Andries Heerding waren Edisons overwinningen in patentrechtszaken ‘de directe aanleiding voor het vertrek van het jongere en meest vitale element uit de Engelse gloeilampenindustrie’ naar landen zonder patentrecht als Nederland. ‘Had het Edison-basisoctrooi ook in ons land gelding gehad, dan zou een eigen Nederlandse gloeilampenindustrie zeker niet van de grond zijn gekomen,’ aldus Heerding.

Gerard Philips was in de zomer van 1889 in Londen en maakte het proces tussen Brush Electric Company en Edison van nabij mee. Toen Brush in de nasleep van het proces besloot de Britse productie te staken, werd het plan opgevat de productie naar Nederland te verplaatsen. Philips kreeg een rondleiding in de stilgelegde

Moeilijk schouderklimmen

Het was deze piraterij die Philips uiteindelijk, met eigen verbeteringen aan de bestaande productiemethoden, deed uitgroeien tot de efficiëntste gloeilampenproducent van het continent. Tegen 1920 gaf Edison in haar jaarverslag openlijk toe dat Philips ‘de voornaamste gloeilampenproducent in Europa’ was en prees het Philips’ innovatieve fabricageprocessen die lampen van ‘de hoogste kwaliteit’ op de ‘meest economische basis’ wist te vervaardigen.

Het was echter nooit zover gekomen als Nederland het wat nauwer had genomen met het intellectueel eigendom. Philips zou net als Brush, Swan en anderen in de vergetelheid zijn geraakt als één van de vele slachtoffers van het Edisonmonopolie.

Een kleine honderdtwintig jaar later zijn de rollen omgedraaid: Philips, als grootste Nederlandse patenthouder, gaat nu als Edison met de juridische sloophamer de concurrentie te lijf. Dat geeft te denken.

Inmiddels worden hoogtechnologische sectoren opnieuw geplaagd door patentprocessen. Een nieuwe smartphone maken kan eigenlijk niet meer zonder overspoeld te worden door advocatenbrieven. In 2011 gaven Google en Apple voor het eerst en patentacquisities dan aan onderzoek en ontwikkeling.

Is dat echt nodig? Of zijn patentprocessen tolpoortjes die de innovatie belemmeren? ‘Als ik verder heb kunnen zien dan anderen,’ zei Isaac Newton eens. ‘Dan is dat omdat ik op de schouders van reuzen sta.’

Het patentrecht maakt het schouderklimmen soms echter knap lastig. Dat leert Philips eigen geschiedenis en dat leert ook het heden.