Waarom jongeren niet alleen trapveldjes maar ook kunst nodig hebben

Hizir Cengiz
Gastcorrespondent Afkomst

Het zijn de heetste weken van augustus, covid-19 waait volop door de wereld en jongeren die uit zijn op rellen hebben voor even de Haagse Schilderswijk overgenomen. Ze draaien brandkranen open, slopen auto’s en fietsen, steken Felyx-scooters en een heel jeugdhonk in de fik. De mobiele eenheid jaagt de jongeren weg van die brandhaard. Een paar straten verderop, onder andere in de mijne, schreeuwen groepjes agenten op de fiets dat ze daar moeten wegwezen – een van de agenten heeft haar wapenstok al in haar handen.  

Op Facebook zie ik hoe een vrouw met een brandblussertje het vuur voor haar deur wil blussen. De jongen die de taferelen filmt en live op Facebook uitzendt, schiet haar te hulp. Ze vertelt hem dat ze longproblemen heeft en veel last van de rook. Nergens zijn brandweerlieden te zien, wellicht omdat ze weten een regen van stenen te kunnen verwachten. Ook de jongen krijgt het vuur niet uit: het brandblussertje blijkt leeg te zijn.

De reden van de rellen, volgens jongerenwerkers: de armoede, ouders die geen grip op hun kinderen hebben,

De video’s en reportages die ik zie, maken voor mij duidelijk dat de reden voor die nachtenlange rellen een heel andere is. Een handjevol jongemannen vindt het simpelweg leuk de straat op te gaan en met zwaar vuurwerk of uit de straat gerukte bakstenen naar de politie te gooien. De reljongeren zijn in staat om weloverwogen keuzes te maken, zoals ‘rwina zetten’.  

Harrie van de Louw, directeur van buurttheater De Vaillant, hier in de Schilderswijk, mengt zich ook in de discussie. Hij schrijft een dag na de rellen in een open brief: ‘In elk geval hebben jongeren in de wijken nu aangegeven wat nodig is: verkoeling, vertier, levendigheid en actie.’ De gemeente Den Haag moet volgens hem zorgen voor meer sociale, culturele en sportieve activiteiten.

Als kinderen kennismaken met kunst en cultuur, hebben ze daar hun hele leven wat aan, meent hij. Je biedt ze zo een schatkist vol ervaringen en referenties, waaruit ze iets kunnen pakken als ze het nodig hebben. 

Hoewel ik vind dat hij in de open brief iets te makkelijk naar de gemeente in plaats van naar de rellende jongemannen wijst, is kunst en cultuur precies wat ik zelf heb gemist. Ik wil niet beweren dat kunst en cultuur rellen voorkomen, maar wat zou het voor kinderen uit buurten als de Schilderswijk betekenen, als ze inderdaad opgroeien met cultuur, vraag ik me af. Niet de straat maar de kunsten als toevluchtsoord hebben?

Wij zochten onze uitweg op straat

Thuis was er geen ruimte voor kunst, literatuur en cultuur.

Bij ons aan de muren vind je geen schilderijen of foto’s, want volgens de islamitische leer zullen engelen nooit een huis betreden waar foto’s of tekeningen hangen van mensen of dieren. Bij ons in de woonkamer hangt alleen een takvim, een kalender met de tijden voor het gebed, en een klok met de naam ‘Allah’.

Wel klinkt soms een Koranvers door het huis.

Toen ik net begon met schrijven van proza en fotograferen, vertelde een hadji mij dat dat allebei haram, verboden volgens de islam, zou zijn. 

Het heeft daarom lang geduurd voordat ik zelf überhaupt de waarde van cultuur durfde in te zien. Wat zonde, hoe ik voorheen naar kunst heb gekeken. 

Bij de meeste van mijn jeugdvrienden uit de Schilderswijk ging het er thuis niet veel anders aan toe. We waren als jonge jongens veel buiten, tot de straatlantaarns aangingen. Op het Oranjeplein, een van de vele speelplaatsen hier in de buurt – alsof ze wisten dat we niet graag thuis waren –, was er na schooltijd een jongerenwerker die met ons voetbalde en om vijf of zes uur weer wegging. 

Zegt het iets over ons of over hen, dat er slechts werd geïnvesteerd in speeltuinen en voetballende jeugdwerkers?

Het is niet zo dat we helemaal niet in aanraking kwamen met cultuur. Op straat is een beetje kunst te zien; bij gebrek aan ruimte zit het vast aan de gevels van de flats. Op één muur prijkt een groot mozaïek, op een ander is een gedicht geschilderd, elders hangt een rood autootje. Verder hangt boven de straatbordjes soms een foto of een schilderij van de schilder naar wie de straat is vernoemd. 

Maar toch. Nu denk ik: waarom kregen we alleen een voetbal aangeboden? Waarom gingen er geen jeugdwerkers met ons naar musea vol oude en moderne schilderijen of naar een klassiek concert? Waarom vertelde de jeugdwerker ons niet iets over Neerlands historie, over literatuur, als aanvulling op het beetje dat we op school kregen? Zegt het iets over ons of over hen, dat er slechts werd geïnvesteerd in speeltuinen en voetballende jeugdwerkers?

Kunst kan ook een gereedschap zijn

Abdelkader Benali, een van de eerste Marokkaans-Nederlandse schrijvers die doorbrak naar een groter publiek, schreef in Trouw over dit thema. In zijn column ‘Schaamte hangt als een klamme deken over de Marokkaanse gemeenschap’ stelde Benali dat literatuur Het gaf hem ‘psychologische weerbaarheid’. Het decor waarin hij zich bewoog was keihard: hij was in zijn jeugd omringd met jongens wier activiteiten ‘het daglicht niet konden verdragen’. De jonge Benali koos niet voor dat pad, omdat er mensen waren die in hem geloofden én omdat hij de literatuur had. ‘Daar vond ik alles wat ik nodig had’, schrijft hij. 

Hetzelfde zegt Mekki Abdellatif. Mekki is een van die Schilderswijkers die me liet zien wat het je kan opleveren als niet alleen de straat, maar ook cultuur je toevluchtsoord wordt.

Ik ontmoette hem in theater De Vaillant, het buurttheater waar ik dit betoog mee begon. Hij is jongerenwerker, rapper en programmeert rapavonden, waar vooral jonge gasten op afkomen. Hij vertelde me dat hij als dertienjarige verliefd werd op rapmuziek toen hij langs Den Haag Centraal liep waar een groep rappers optrad. Wat als daar klassieke musici of dansers hadden gestaan, fantaseert Mekki weleens, zou hij dan voor een andere kunstvorm dan rap hebben gekozen? 

Kunst kan een gereedschap zijn, ook voor de jonge Schilderswijkers, vertelde hij me. Met kunst kunnen jongeren (leren) sleutelen aan hun eigen bestaan.

‘Kinderen uit de wijk’, zei Mekki, ‘hebben absoluut kunst nodig.’ Wie kunst maakt, leert schaven, leert nadenken over de stappen die hij moet nemen. Als je het maakproces serieus neemt, moet je afstand nemen, durven opnieuw te beginnen, kijken naar hoe anderen werken en welke keuzes zij maken. Je moet accepteren dat je moet ploeteren en graven. 

Wat kunst mij uiteindelijk bracht

Het geloven in God bood mij lange tijd geruststelling, aan het verlangen naar het hiernamaals kon ik mij vasthouden. Maar geloven in God alleen was niet genoeg, merkte ik. Ik had meer nodig: niet zozeer zodat ik niet ga rellen, maar ik zocht wel een toevlucht, uitweg, troost, een harnas, weerbaarheid misschien. 

Ik vond het bijvoorbeeld in De Schreeuw van Edvard Munch. De chaos die Munch tekende rondom het hoofd van de schreeuwende gestalte op de brug, die voelde ik elke avond als mijn vader – van wie we uiteindelijk als gezin moesten vluchten – weer eens een uitbarsting had. Munch liet me zien dat lijden niet alleen iets van mij is. 

Evenzeer was ik ontroerd toen ik een illustratie zag van de Pietà, van Michelangelo. Ik zag een moeder die zich bekommert om haar zoon, zelfs als hij al volwassen is.

Vaak slagen anderen er beter in de pijn zichtbaar te maken die je zelf ervaart. Of het gemis dat je voelt. 

In Charlotte Mutsaers’ boek Harnas van Hansaplast Ze schrijft over haar broer die in zijn uppie stierf, in zijn bed, in een huis vol spullen – hij sprak geen vrienden en familie meer. Een waarschuwing om je niet geheel terug te trekken, als kluizenaar te leven. Alsof Mutsaers het voor mij had geschreven.

De mythe over Icarus, die van zijn vader Daedalus vleugels van veren en bijenwas had gekregen om van Kreta te vluchten, was al net zo’n eyeopener, toen ik hem las voor Grieks. Daedalus had zijn zoon gewaarschuwd: vlieg niet te laag en niet te hoog. Dat laatste deed Icarus toch, hij vloog hoger en hoger, tot de zon de bijenwas deed smelten, de vleugels van hem af vielen en hij in de Egeïsche Zee stortte.

De oude Grieken wilden ons vertellen dat je vader negeren je fataal kan worden, hoogmoed evenzeer. En ook het hebben van een laag zelfbeeld kan je omlaag trekken en doen verdrinken. En als je ergens weggaat, wacht er niet altijd elders een betere toekomst op je.

Wie met een kunstenaarsmindset leeft, zal er eerder voor kiezen om iets nieuws te proberen, een ander pad in te gaan dan anderen

Maar de belangrijke les leerde ik van Mekki, de jeugdwerker en rapper uit mijn eigen buurt. De kunst van het leven is als een creatief persoon in het leven staan, meende Mekki. Hij zei dat hij de jongeren uit de Schilderswijk zo zou gunnen, dat ze zich meer zouden voeden met creativiteit. 

Hij heeft gelijk, denk ik. Wie met een kunstenaarsmindset leeft, zal er eerder voor kiezen om iets nieuws te proberen, opnieuw te beginnen, zich aan te passen, een ander pad in te gaan dan anderen, uit z’n comfortzone te stappen, niet op te geven, zwoegen, niet voor het snelle geld te kiezen en creatief te reageren op tegenslagen. Dus daarom: eer de kunstenaar, de kunstinstellingen, groot en klein, en prijs de kunst aan. Zodat meer jongeren leren wat de kunst van het leven is. 

Dit is een tekst die ik heb geschreven binnen een project van theater De Vaillant waarbij zes verschillende jongeren onder begeleiding hun eigen voorstellingen programmeerden. 

Lees ook: