Europa gelooft steeds minder in democratie

David Van Reybrouck
Correspondent Revolutie in Indonesië

Er is iets vreemds aan de hand met de democratie: iedereen lijkt ernaar te verlangen, maar niemand gelooft er nog in. Wie de internationale statistieken erbij haalt, stelt vast dat steeds meer mensen zich er een voorstander van noemen. een grootschalig internationaal onderzoeksproject, ondervroeg de afgelopen jaren meer dan 73.000 mensen uit 57 landen, die bijna 85 procent van de wereldbevolking representeerden. Op de vraag of democratie een goede manier is om het land te besturen antwoordde maar liefst 91,6 procent van de ondervraagden positief. Het deel van de wereldbevolking dat gunstig staat tegenover het concept democratie was nog nooit zo groot als tegenwoordig. 

Zoveel geestdrift is ronduit spectaculair, zeker wanneer men beseft dat nog geen zeventig jaar geleden de democratie er bijzonder slecht voor stond. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog telde de wereld als gevolg van fascisme, communisme en kolonialisme slechts twaalf volwaardige democratieën. De teller kwam traag op gang. In 1972 waren er 44 vrije staten. Dat aantal liep in 1993 op tot 72. Nu zijn er 117 electorale democratieën op een totaal van 195 landen. Negentig daarvan gelden ook in de praktijk als Nooit eerder in de geschiedenis waren er zoveel democratieën, nooit eerder kende dit staatsbestel zoveel aanhangers.

Prille democratieën

En toch loopt de geestdrift terug. Datzelfde World Values Survey bracht namelijk ook aan het licht dat wereldwijd de roep om sterke leiders ‘die geen rekening hoeven te houden met verkiezingen of het parlement’ de afgelopen tien jaar flink is toegenomen en dat het vertrouwen in parlementen, regeringen en politieke partijen historisch laag is. Het lijkt of men de idee democratie wel genegen is, maar niet de praktijk ervan, of in elk geval niet de huidige praktijk. 

Die terugval is deels op het conto van prille democratieën te schrijven. Twintig jaar na de val van de Muur is de desillusie in verschillende landen van het voormalige Oostblok bijzonder groot. De Arabische Lente lijkt evenmin overal tot een democratische zomer te leiden. Zelfs in de landen waar verkiezingen zijn gehouden (Tunesië, Egypte) ontdekken velen de schaduwzijde van het nieuwe bestel. Het is een bittere vaststelling: mensen die voor het eerst kennismaken met de democratie leren dat de praktijk vaak minder rooskleurig oogt dan het ideaal, zeker wanneer hun democratisering gepaard gaat met geweld, corruptie en economische neergang.

Maar dat is niet de enige uitleg. Ook gevestigde democratieën kampen steeds meer met gemengde signalen van aantrekking en afstoting. Nergens is de paradox zo frappant als in Europa. Hoewel het concept democratie er historische wortels heeft en tegenwoordig nog steeds op massale steun kan rekenen, slinkt het vertrouwen in de feitelijke democratische instellingen zienderogen. In de lente van 2013 noteerde de het officiële onderzoeksbureau van de Europese Unie, dat nog slechts 31 procent van de Europeanen vertrouwen in die Europese Unie stelde. (In 2004 bedroeg het vertrouwen nog 50 procent!) Het vertrouwen in de nationale parlementen en regeringen lag nog lager, op resp. 26 en 25 procent. Die cijfers behoren tot de laagste in jaren. Vandaag wantrouwt twee derde tot drie kwart van de mensen de belangrijkste instellingen van hun politieke ecosysteem. En hoewel enige scepsis tot de basis van de kritische burgerzin behoort, is de vraag gerechtvaardigd hoe massaal die argwaan mag zijn en wanneer gezonde achterdocht omslaat in regelrechte afkeer. 

Weergegeven is het vertrouwen in instituties in heel Europa. Bron: Eurobarometer

 

Wederzijds wantrouwen

Recente cijfers geven een goed beeld hoe dat wantrouwen gedrapeerd ligt over Europa. Het beperkt zich lang niet alleen tot de formele politiek, maar behelst ook openbare voorzieningen zoals de post, de zorg en de spoorwegen. Politiek vertrouwen is slechts een onderdeel van een bredere belevingswereld. Maar als we kijken naar de dan is het duidelijk dat politieke partijen veruit met het meeste wantrouwen kampen (ze krijgen gemiddeld een waardering van 3,9 op 10 van de eu-burger), gevolgd door regeringen (4 op 10), parlementen (4,2 op 10) en de pers (4,3 op 10). 

Het wantrouwen is overigens wederzijds. De Nederlandse onderzoeker Peter Kanne presenteerde in 2011 interessante cijfers over hoe de partijpolitiek in Den Haag naar de Nederlandse samenleving kijkt. 87 procent van de bestuurlijke elite in Nederland beschouwt zichzelf als vernieuwend, vrijheidslievend en internationaal georiënteerd, maar 89 procent ervan denkt dat het volk eerder traditioneel, nationalistisch en conservatief is ingesteld. Politici gaan er dus massaal van uit dat burgers er andere, in hun ogen minder hooggestemde waarden op na houden dan zijzelf. Er is geen reden om eraan te twijfelen dat die cijfers ook elders in Europa gelden.

Apathie? Nee hoor

Terug naar die burger. Als verklaring voor diens toegenomen argwaan wordt vaak ‘apathie’ genoemd. Individualisering en consumentisme zouden de kritische betrokkenheid van de burger zo afgevlakt hebben dat zijn geloof in de democratie is omgeslagen in lauwhartigheid. Tegenwoordig zwabbert hij hooguit nog rond in lusteloze onverschilligheid en zapt hij weg zodra het over politiek gaat. De burger ‘haakt af’, heet het dan. Dat strookt niet helemaal met de feiten. Ja, velen hebben slechts een geringe interesse in politiek, maar hun aandeel was altijd al substantieel. Van een recente afname van de belangstelling is geen sprake. Onderzoek toont juist aan dat de belangstelling voor politiek groter is dan vroeger: meer dan vroeger praten mensen met vrienden, familie en collega’s over politiek.

Geen golf van apathie dus. Moet dit ons geruststellen? Dat is nog maar de vraag. Een tijdperk waarin de politieke belangstelling groeit terwijl het politieke vertrouwen daalt, heeft altijd iets explosiefs. Dan groeit immers de kloof tussen wat de burger zelf vindt en wat hij de politicus ziet doen, tussen wat hij als burger noodzakelijk acht en wat de staat in zijn ogen veronachtzaamt. Frustratie is het gevolg. Wat betekent het voor de stabiliteit van een land wanneer steeds meer burgers gepassioneerd de whereabouts van gezagsdragers volgen die ze steeds minder vertrouwen? Hoeveel schampere blikken kan een bestel aan? En zijn die blikken nog wel enkel blikken, nu iedereen zijn hartstochten online kenbaar kan maken en delen? 

We leven in een wereld die omgekeerd is aan die van de jaren zestig. Toen kon een eenvoudige boerin politiek volkomen apathisch zijn en tegelijkertijd voluit vertrouwen op de politiek. De boerin, zo toonde sociologisch onderzoek aan, was er gerust op, en dat geloof kenmerkte grote delen van West-Europa. Toen was het devies: apathie en vertrouwen. Nu is het echter: geestdrift en wantrouwen. Het zijn woelige tijden.