Is oud-bondscoach Hans van Zetten symptoom of oorzaak van de zieke turncultuur?
In 1977 spuwt Hans van Zetten, hoofdtrainer bij de beste turnclub van het land, Pro Patria, zijn gal over het internaat dat de turnbond KNGV heeft opgezet in sportcentrum Papendal. Daar trainen jonge tieners dagelijks, en staat hun leven in het teken van de sport.
‘On-Nederlands’, noemt* hij het harde regime.
Twee jaar later werkt hij* op het internaat.
Weer twee jaar later is hij er de baas.*
En nog eens twee jaar later bezingt hij jubelend de trainingscultuur op Papendal. ‘Ons sportsysteem komt overeen met wat op uitgebreide schaal in Oost-Europa gebeurt, zegt hij* tegen de communistische krant De Waarheid. ‘Dan kunt u positief over ons schrijven.’
De mentale gymnastiek van Van Zetten
Wie de archieven uit de jaren zeventig en tachtig erop naslaat, maakt snel kennis met de mentale gymnastiek van Hans van Zetten, de oud-bondscoach die deze week ontslag nam* (en anders ontslagen zou zijn) als NOS-commentator.
Korte context: de Nederlandse turnbond stelt in die tijd trainers aan uit Oost-Europa, de broedplaats van turnsucces. Op hun voorspraak komt er een internaat in Papendal. Turnsters trainen niet meer bij hun eigen club, maar in een nationaal trainingscentrum. De meisjes slapen bij gastgezinnen in de buurt, waardoor het een ‘semi-internaat’ wordt genoemd.
Semi of niet, er komt kritiek. Ook omdat het internaat nauwelijks successen boekt. Niet in de laatste plaats van Van Zetten, die als Pro Patria-trainer concurreert met de Papendal-turnsters. ‘Een droomwereld’ noemt Van Zetten het internaat in december 1975.* ‘De meisjes ‘worden beschouwd als stukje gereedschap, niet als meisjes, die ook hun gevoelens hebben’.
Van Zetten lijkt zich te positioneren als het humanere, maar succesvollere alternatief. Immers: de beste turnsters komen van zijn club. Zijn kritiek op de Hongaarse bondscoach Eva Bartha, die een volledig internaat wilde, zet hij helder uiteen.* ‘In feite prefereert Bartha dat isolement, omdat het in het Oostblok ook bestaat. Als je kinderen met niets anders kennis laat maken dan met topsport, dan weten ze verder ook van niets.’
Eenmaal aan het roer
Maar een paar jaar later lijken deze uitspraken meer onderdeel van een machtsstrijd dan van een fundamenteel verschil in inzicht.
In 1981 – als Van Zetten samen met de Hongaarse Leona Horvath bondscoach is – is de toon heel anders. Tegen NRC Handelsblad zegt hij:* ‘In de West-Europese landen gaat men er in de training niet zo hard tegenaan als dat in Oost-Europa gebeurt. Daarom ziet het Westerse turnen er ook vaak zo amateuristisch uit. Wij begrijpen best dat er na een blessure nog pijn bestaat, maar trainen met een beetje pijn kan best.’
Waar hij eerst nog schande sprak van de harde Oost-Europese trainingsmethoden, schermt hij er even later juist mee. En hij krijgt steun van zijn bazen bij de turnbond. Als begin 1986 een wetenschappelijk onderzoek over een golf van blessures in sportcentrum Papendal verschijnt – nadat de turnbond het wilde achterhouden – blijft Van Zetten zitten en vertrekt de auteur van het rapport, sportarts Peter Vergouwen.
Vervolgens zet Van Zetten de harde lijn door – eigenlijk conform zijn ambities vanaf het begin van zijn carrière. Een van de eerste daden toen hij als piepjonge hoofdcoach bij Pro Patria in 1972 begon als opvolger van zijn vader, was het verwijderen van oudere turnsters uit de selectie. Want: ‘Voor flauwekul heb ik nu eenmaal geen tijd.’
Onderdeel van een cultuur
En niet alleen Van Zetten heeft een hekel aan flauwekul: de harde Oost-Europese aanpak van het turnen is dan wereldwijd omarmd. Turnrobotjes die ‘verder van niks weten’ winnen overal medailles. Het is meegaan of verliezen, en ook Nederland gaat mee. Van Zetten en latere bondscoaches Gerrit Beltman, Frank Louter en Vincent Wevers zetten die lijn voort: op jonge leeftijd veel en hard trainen.
Is dit nu de beste manier om turnsters op te leiden, als je puur en alleen kijkt naar prestaties? Misschien wel, misschien niet. Het is in elk geval de dominante manier om tot medailles te komen – en de enige bewezen manier. Charismatische, populaire coaches als Béla Károlyi – de Roemeense bondscoach van de Verenigde Staten – maken de aanpak salonfähig.
De rest gaat mee.
In 2001 komt er validatie voor de Nederlandse variant van de school. Dan behaalt de Nederlandse turnploeg bij het WK in Gent de successen* die zo lang buiten bereik zijn gebleven. Tien jaar later doen die turnsters hun verhaal in tijdschrift Helden. Het blad, dat eigenlijk van plan was hun prestatie te fêteren, publiceert een ontluisterend verhaal van gekwetste ex-turnsters, die vooral coach Frank Louter (van Pro Patria) beschuldigen van fysiek en mentaal misbruik.
Van Zetten is dan al lang geen coach meer, maar commentator (en erelid van Pro Patria). Maar hij is loyaal aan zijn verleden en aan zijn vertrouwelingen. Na de publicatie in Helden doet hij een tegenonderzoek, waarin turnsters zich positief uitlaten over Louter. En in zijn onlangs verschenen biografie Hij staat! laat Van Zetten zich laatdunkend uit over de turnsters die kritiek hadden op Louter.
Nadat Helden deze uitspraken begin november verder uitzoekt en uiteenzet, volgde deze week Van Zettens vertrek bij de NOS.
Je hoeft geen medelijden te hebben met een man die dusdanig horkerig praat over turnsters die zoveel leed hebben ervaren tijdens en na hun turncarrière. Maar als je naar oplossingen voor het turnen wilt, dan volstaat het niet om dit soort high profile mensen te ontslaan of te verwijderen. Uit de interviews en verhalen die ik hierover de afgelopen maanden optekende, blijkt vooral dat de turncultuur een grotere omslag nodig heeft.
De vraag is of die omslag er nu ook echt komt.
P.S. De huidige directeur van de turnbond, Marieke van der Plas, is zich van die structurele problemen bewust. Donderdag verschijnt mijn interview met haar op De Correspondent.
P.P.S. Ik heb Van Zetten een bericht gestuurd met het verzoek tot een gesprek.