De Correspondent leest voor
Rolf Schuttenhelm - Hoe de winter met de noorderzon vertrok
SoundCloud

In de die ik tot nog toe mocht schrijven voor De Correspondent keerde steeds dat ene thema terug: water. We hebben én water: zeespiegelstijging, stortregens, hitte, droogte.

Nederland heeft nog een groot klimaatverhaal, waarin water een grote rol speelt. Een verhaal waarin de zompige delta die wij bewonen, de zachte prut onder onze voeten en weilanden, bij hoge uitzondering steenhard wordt. De bevroren staat. De winter.

Die vervulde eeuwenlang een grote rol in onze levenscyclus. Voor de mens, en de natuur. Maar zonder dat we het echt doorhebben, lijkt de winter ons te ontglippen. We hebben steeds vaker westenwinden, en die brengen naast extra regen ook steeds zachtere lucht.

Is dit allemaal nog een momentopname? Nederlandse winters zijn immers grillig, en koude winters komen vaak in groepjes, weten (oude) schaatsliefhebbers je te vertellen. Geduld moet je hebben, kunnen ze eraan toevoegen.

Dat geduld wordt op de proef gesteld: we hebben de langste periode zonder Elfstedentocht. Ik dook in de klimaatwetenschap en vond er het antwoord op tien prangende vragen over de Nederlandse winter. 

Bram de Geus, 5 jaar, maakt een schaatstocht van 40 kilometer door het besneeuwde landschap: van Oudkarspel naar St.Pancras, Koedijk en Warmenhuizen. Achter hem een stoel op het sneeuwvrij gemaakte deel van de vaart in het polderlandschap. Foto: Henk Blansjaar / HH

Om te beginnen: hoe koud was de vorige winter?

1 december is de officiële start van de meteorologische winter van 2020-2021. Nieuwe ronde, nieuwe kansen, zegt een optimistische schaatsliefhebber.

Maar voor we het over schaatskansen hebben: laten we nog even naar de winter van vorig jaar gaan. Wat herinner jij je eigenlijk, als je terugdenkt aan december 2019

Berichten over de uitbraak van een longvirus rond een verre vismarkt in Wuhan misschien. Kerst mét familie, oud en nieuw mét vuurwerk, nog even gauw op wintersport in Italië en bij thuiskomst een paar dagen lallen op de Tilburgse kermis.

En het weer? Geen idee eigenlijk. Zacht geloof ik?

Klopt. Dat kun je uitdrukken in of je sneeuw hebt gezien (Dolomieten tellen niet), of je op natuurijs hebt gestaan – en natuurlijk in temperatuur (dag en nacht gemiddeld 6,4 graden).

Maar voor de ‘kracht van de winter’ bestaat een betere indicatie dan temperatuurgemiddelden: het Hellmanngetal (of koudegetal). Dat is een maat voor de totale hoeveelheid vorst van november tot en met maart – van alle etmalen dat het vroor de gemiddelde temperatuur op een hoop.

De score van afgelopen winter? 0,1. Er was in de hele winter één dag waarin de gemiddelde temperatuur nipt, met een tiende graad, onder het vriespunt uitkwam. Dat was niet eens een ijsdag, want overdag lag de temperatuur gewoon boven nul. Ter vergelijking: in 1963 liep het Hellmanngetal op tot 337,2 en in 1947 – de strengste winter van de twintigste eeuw – tot 348,3.

Naarmate klimaatverandering verder vordert, vergeten we ‘hoe het hoort te zijn’ en ervaren we de afwijking als normaal

2019-2020 was in Nederland dan ook – de op Slechts eenmaal was het koudegetal nog lager (2014: 0,0), slechts eenmaal was de gemiddelde temperatuur nog hoger (2007: 6,5 graden).

Wat merkten we ervan? De hazelaar bloeide al in januari, de els in februari – ongeveer een maand te vroeg. Dat kunnen minstens een half miljoen Nederlanders hebben ervaren, die hun midwinterhooikoorts misschien wel verwarden met een hardnekkig verkoudheidsvirus.

Zo zitten we er middenin: een maandenlang weerrecord – en dringt het toch niet helemaal door. Daar hebben we het weer: naarmate klimaatverandering verder vordert, vergeten we ‘hoe het hoort te zijn’ en ervaren we de afwijking als normaal. Daar gaan we vandaag verandering in brengen, want dat heeft de Hollandse winter wel verdiend: tenminste herinnerd te worden.

Hoeveel zachter zijn onze winters geworden?

De hele wereld wordt warmer, en Nederland ook. Het hoeft dus geen verrassing te zijn dat de Nederlandse winter warmer wordt.

Toch verschilt het tempo van opwarming per en per periode. En dat maakt het beantwoorden van de schijnbaar simpele vraag ‘hoeveel warmer is het nou’ toch nog vrij lastig.

Als je het sinds zijn onze winters ongeveer 2 graden warmer geworden. Als je liever vanaf het jaar 1800 rekent, mag je er nog een graad bij optellen en zijn onze winters dus al 3 graden warmer geworden.

En 3 graden opwarming maakt een gróót verschil: het verschil tussen (minimaal) een paar weken kunnen schaatsen en een winter als, nou ja, die van 2019-2020 dus: een herfsthalfjaar.

Vader en moeder binden bij hun kinderen de schaatsen onder, in een park. 1964. Foto: Wout van de Hoef / Spaarnestad / HH

Wat is de oorzaak van onze warmere winters?

Als we even uitgaan van de volledige opwarming van onze winters over een lange periode – een slordige 3 graden tussen 1800 en 2020 –, wat is daarvan de oorzaak?

Halverwege de negentiende eeuw waren we al aardig bezig met het verstoken van steenkool, maar dat is niet zomaar de verklaring, in elk geval niet van de lange aanloop van het zachter worden van de Nederlandse winters.

Onze winteropwarming heeft dan ook niet één, maar drie oorzaken:

  • het einde van de (rond 1850);
  • de mondiale opwarming
  • dat er vaker waait (meer regen en zachte lucht).

Dus je kon vroeger elke winter schaatsen?

Dat hangt er van af hoelang je teruggaat, maar het simpele antwoord is ja. Zo schommelde de gemiddelde wintertemperatuur in Nederland tussen 1700 en 1950 rond de Dat is weliswaar boven nul, maar ook over een periode van drie wintermaanden. Vanwege de grilligheid van het weer pasten daar in een normale winter altijd wel twee of meer weken echte vorst in.

Weeg mee dat Nederland een drassig land is, dat in het verleden veel minder rechtgetrokken was en dus een natuurlijker waterafvoer had. Naast meren en rivieren was er ’s winters daarom ook vaak ondergelopen land, waar je al na een paar koude nachten op kon schaatsen.

De gemiddelde wintertemperatuur in Nederland schommelde tussen 1700 en 1950 rond de 2 graden

De periode van de Kleine IJstijd heeft een grote invloed gehad op onze schaatscultuur. Niet alleen vanwege de koudere winters, maar ook vanwege de toegenomen welvaart, waardoor mensen zich de luxe van beslagen schaatsen konden veroorloven. In koude winters viel bovendien veel werk stil, zodat mensen meer vrije tijd hadden – vastgelegd op de bonte wintergezichten van onder andere

Geïsoleerde boerendorpen sloten plotseling aan op een groter netwerk, alles toegankelijk via de schaats. Zo was het ijs, waar ook de basis voor vele – misschien daarmee wel van jou, via een overgrootouder.

Maar er werd in ons land al veel eerder geschaatst. De oudste in Nederland opgegraven schaatsen dateren uit de vroege middeleeuwen, en vermoedelijk was het fenomeen al voor Christus bekend. Aanvankelijk gleed men op botten uit de onderbenen van vee (‘schenkels’). En vanaf 1200 zijn in de Lage Landen met ijzer beslagen houten schaatsen Ruim voor het begin van de Kleine IJstijd dus.

Een schaatser passeert een auto op het bevroren Zuidlaardermeer, 2 maart 1963, Nederland. Foto: Lucy Overhoff / Spaarnestad / HH

Hadden we vroeger dan geen zachte winters?

Ja, die waren er ook. Van nature is de winter in Nederland het seizoen met de grootste temperatuurvariatie: het temperatuurverschil tussen een zachte en koude winter is veel groter dan tussen een frisse en een hete zomer. Dus kwamen ook in het verleden ‘uitzonderlijk zachte’ winters voor.

Zo was het in januari 1866 gemiddeld 5,3 graden. Dat was maar een halve graad kouder dan afgelopen januari. Maar toen was dat een extreme uitschieter – nu is het (bijna) normaal.

En daar stonden in het verleden ook uitschieters in de koude richting tegenover, waar we ons tegenwoordig weinig meer bij kunnen voorstellen. Zulke winters draaiden niet om ijspret, maar om overleven. Mensen verwarmden hun huizen met turf, zolang de voorraad strekte. Arme mensen vroren binnenshuis dood in hun slaap – kleine kinderen het eerst – of tijdens trektochten door sneeuw en ijs, op zoek naar voedsel of brandhout.

Noem eens een echte Nederlandse horrorwinter?

Als je zou afgaan op voorspellingen van commerciële weersverwachters zouden we in de eenentwintigste eeuw al een hele rits ‘horrorwinters’ achter de rug hebben. ‘Die voorspellingen bleken niet alleen onjuist, maar ook op lucht gebaseerd’, zo zeggen ze bij het

En een horrorwinter is natuurlijk een subjectief begrip. Voor een koude winter bestaan wel officiële definities. Ten eerste kun je die meten als afwijking van de gemiddelde wintertemperatuur, wat een gemiddelde is dat elke tien jaar verschuift: per gaat het weer een stuk omhoog. Het ‘gemiddelde’ klimaat wordt dan gebaseerd op alle weermetingen tussen 1991-2020 (nu is dat nog 1981-2010). Dus kan een nieuwslezer een voorheen normale winter dan ‘koud’

Gelukkig hanteert het KNMI ook een minder veranderlijke definitie, op basis van het Zo waren de winters van 2010 tot 2012, toen eindelijk weer toertochten geschaatst konden worden, volgens de officiële definitie ‘normaal’ (Hellmanngetal tussen 40 en 100). De laatste officieel koude winter (meer dan 100 Hellmannpunten) was die van 1997 en de laatste ‘zeer koude’ die van 1985 (meer dan 160). Pas bij een Hellmanngetal boven de 300 mogen we officieel spreken van een ‘strenge winter’. Dat was in 1963 voor het laatst.

Kind op schaatsen maakt met een groot houten bord de natuurijsbaan sneeuwvrij. Nederland, jaartal onbekend. Foto: Kees Jansen / Spaarnestad / HH

Toch hebben over het Nederlandse weer voorbeelden van winters die zelfs de grootste liefhebber als ‘horror’ zou omschrijven.

Neem die van 1739-1740. Het vroor al in november, het vroor nog in maart – en vooral januari en februari waren een permanente diepvries. Ook in 1638 begon de winter in november, en waren de grote rivieren al voor de kerst bevroren – met in januari 1639 zelfs enkele kilometers ijs vanaf het strand de (zoute!) Noordzee op.

Ook 1845 was extreem: op 23 maart vierden Amsterdammers dat net als de grote rivieren nog stijf bevroren was. Extremer was de winter van 1708-1709 toen de (toen nog zoute) Zuiderzee in april nog niet bevaarbaar was vanwege het vele ijs en in de Duitse Oostzeehavens de schepen zelfs in mei nog vastlagen.

Na de winter van 1709 was in Europa het eten op, en stierven naar schatting 600.000 mensen van honger. Zo leidde ook de zeer koude winter van 1789 tot tekorten en onrust. Historici brengen het uitbreken van de Franse Revolutie datzelfde jaar daarmee in verband.

Ook de winter van 1890-1891 was uitzonderlijk koud. Met een opmerkelijke maatschappelijke noviteit: de komst van massamedia. Zo maakte de Leeuwarder Courant melding van de vele bevriezingen, verdrinkingen en maar ook van een nieuw fenomeen: mensen die op één dag een rondje langs Friese steden schaatsten. Zoals de zusjes Zo werd nog op de valreep van de negentiende eeuw de winterhype geboren – en die duurt wél voort tot de dag van vandaag.

Daarover gesproken...

Komt er (ooit nog) een Elfstedentocht?

Nou, volgens klimaatmodellen hadden we statistisch gezien sinds de laatste editie zelfs al twee Elfstedentochten kunnen schaatsen.

Klimaatwetenschappers houden anno 2020-2021 dus nog wel een deurtje open voor de Nederlandse winter. In het huidige, reeds opgewarmde Nederlandse klimaat is er volgens de modellen van het KNMI elk jaar nog een kans van 8 procent dat er een aaneengesloten vorstperiode komt die genoeg kou bevat voor de benodigde ijsdikten.

Als het niks wordt met het Parijsakkoord is de kans op een Elfstedentocht over dertig jaar al afgenomen tot 1 procent

Dat betekent dat de tocht der tochten momenteel in theorie nog eens in de twaalf winters verreden kan worden. Maar de laatste Elfstedentocht was al twee keer zo lang geleden, zegt de zachte realiteit: 1997.

En alhoewel we nu dus nog een reële kans hebben, wordt die kans wel steeds kleiner als het Nederlandse klimaat nog verder opwarmt. Spoiler alert: als het niks wordt met het Parijsakkoord is die kans over dertig jaar al afgenomen tot 1 procent. Inderdaad, eentje per honderd jaar. Behalve dat de opwarming in dat scenario ook na 2050 doorgaat – en dan gaat de kans dus hard naar nul...

Het bevroren IJsselmeer bij Stavoren, waar een ijsroute werd gehouden op zondag 3 maart 1963. Foto: Lucy Overhoff / Spaarnestad / HH

Hoe warm worden onze winters van de toekomst?

Eén ding is zeker: voorlopig worden ze alleen nog maar warmer. Hoeveel warmer is een lastiger vraag. De concreetste cijfers die we ter beschikking hebben, komen uit de een uitwerking voor Nederland van het laatste rapport van VN-klimaatpanel IPCC uit 2013. We zijn eigenlijk wel aan een update van de cijfers toe, en gelukkig komt die ook. Volgend jaar een klein voorproefje, en volledig nieuwe KNMI-scenario’s in 2023.

Tot die tijd roeien we met deze riemen: rond 2050 zijn onze winters nog 1,1 tot 2,7 graden warmer dan ze momenteel al zijn. Rond 2085 is het verschil met de huidige winters opgelopen naar 1,3 tot 4,1 graden. Nu hebben we gemiddeld nog zeven ijsdagen per winter, dan zijn dat er nul tot twee. Naast de temperatuur verandert ook de winterneerslag, vooral in de vorm van regen, die 5 tot maar liefst 30 procent kan toenemen.

De spreiding in die scenario’s hangt af van twee zaken: de hoogte van de toekomstige uitstoot – en de mate waarin luchtstromingen veranderen. De nieuwste modellen zijn er stelliger over: in de zomer krijgen we vaker (droge) oostenwind en in de winter juist vaker zachtere en nattere westenwinden. Slecht nieuws voor schaatsliefhebbers.

Keert onze winterkou nog via een achterdeurtje terug?

Je zult het vast al weleens zijn tegengekomen in je eigen gesprekken over klimaatverandering. Sommige mensen denken dat het vanzelf wel weer kouder wordt, of sterker nog: dat we zelfs aan de vooravond staan van een ijstijd (die we gelukkig op afstand kunnen houden als we nog wat extra CO2 uitstoten).

Zolang de CO2-concentratie blijft stijgen, is klimaatwetenschap echter tamelijk onverbiddelijk: dan wordt het ook alleen nog maar warmer.

Dat neemt niet weg dat er wel een paar interessante hypotheses bestaan, die ons (tijdelijke) terugkeer van winterkou beloven. En die kunnen in dit verhaal natuurlijk niet ontbreken. Disclaimer vooraf: don’t get your hopes high. Maar laten we ook oppassen dat we ze niet allemaal in de prullenbak gooien:

Door het smelten van de Noordpool krijgen wij koudere winters

Debunked. Laten we maar met deze beginnen, want het is een van de meest hardnekkige misverstanden. Wat bedoeld wordt, is dat door de snelle opwarming van het Noordpoolgebied het temperatuurverschil met lagere breedtegraden – zuidelijkere gebieden dus – afneemt. 

Dit temperatuurverschil is de motor achter krachtige westenwinden (de ‘straalstroom’) die normaal gesproken rondjes draaien rond de Noordpool, en daarmee de koude lucht gevangenhouden. Als de straalstroom zwakker wordt (en een beetje gaat zwalken), kan de koude lucht ontsnappen naar lagere breedtegraden en daar sneeuwstormen of koudegolven veroorzaken.

Probleem: leuke maar nul bewijs in de metingen – zeggen En die hebben naast metingen ook goede theoretische onderbouwing: het temperatuurverschil neemt namelijk niet af, omdat door klimaatverandering niet alleen het poolgebied versterkt opwarmt, maar óók (op grote hoogte in de atmosfeer) de subtropen. En die twee effecten heffen elkaar op. En ja, zo nu en dan zwalkt de straalstroom behoorlijk – en dat kan inderdaad leiden tot koudegolven – maar dat gebeurde in het verleden net zo goed.

De Elfstedentocht van 1963 staat te boek als de zwaarste aller tijden. Door de extreme kou en de stuifsneeuw hebben van de tourrijders er slechts 69 van de 9.294 de tocht volbracht en van de wedstrijdrijders 57 van de 558. Winnaar werd Reinier Paping met 22 minuten voorsprong op nummer twee. Op de foto enkele die-hards. Nederland, Friesland, 18 januari 1963. Foto: onbekend / Spaarnestad / HH

De warme Golfstroom valt stil, dus wij krijgen een ijstijd

Een nog hardnekkiger misverstand. De is al zo’n 15 procent afgezwakt, inderdaad als gevolg van de mondiale opwarming. Stilvallen zal voorlopig niet gebeuren, maar verdere afzwakking is wel aannemelijk. 

Gevolg: het water in de Noord-Atlantische Oceaan wordt dan kouder. En je zou denken dat wij dan inderdaad koudere winters krijgen. 

Maar dan vergeten we het grote belang van windrichting op de Nederlandse winter. Als het noorden van de Atlantische Oceaan kouder wordt, versterkt dat het temperatuurverschil tussen hoge en lage breedtegraden, noord en zuid dus. 

Gevolg: die straalstroom uit de eerste stelling gaat zelfs harder draaien en wij krijgen ’s winters extra westenwinden, (In de zomer is het een omgekeerd verhaal, dan vergroot de zwakkere Golfstroom juist de kans op hogedrukgebieden en droogte.)

De zon wordt zwakker, dus krijgen we een ‘Kleine IJstijd’

Hier zit iets in. Dus als je houvast zoekt, grijp dan deze strohalm: de zon heeft een elfjarige cyclus, waarin die soms een tikje actiever is, en dan weer wat afzwakt. Het mondiale temperatuureffect hiervan is klein: minder dan 0,1 graden. 

Er bestaat echter een dat deze cyclus op het noordelijke halfrond wel van invloed is op de luchtdrukverdeling – specifiek de kans op Als je naar de grafiek van de zonnecyclus kijkt, valt op dat deze correleert met Elfstedentochten en andere  

En er valt nog iets op: de zonnemaxima worden sinds pakweg 1950 Volgens sommige wetenschappers zijn we (mogelijk) op weg naar een nieuw ‘Grand Solar Minimum’. Dat zijn wat langere perioden met een zwakkere zon, die in verband worden gebracht met extra koude winters rond de Kleine IJstijd. Spoiler alert: NASA verwacht meer een

Er gaat een vulkaan ploffen, dus krijgen wij een nucleaire winter

Ja en nee. Als het ooit uit de hand loopt met atoombommen, voorspellen klimatologen dat er zo veel stof in de hoge atmosfeer komt dat de aarde jarenlang dramatisch zou afkoelen – een zogeheten ‘nucleaire winter’.

Dat fenomeen kennen we ook uit de natuur: ook vulkaanuitbarstingen kunnen mondiale afkoeling veroorzaken. Daar hangen wel een paar voorwaarden aan: ze moeten groot zijn, van het juiste type (explosief) en bij voorkeur in de tropen liggen. Zoals de Indonesische vulkaan Tambora die in 1816 volledig uit elkaar klapte, enorme hoeveelheden as in de blazend. 

Maar als je de kronieken van erop naslaat, lijkt het ook vooral dáár over te gaan: een bitterkoude zomer: sneeuw in juni, vorst in de lente. De winter? Minder duidelijk.

Dat komt alweer door dat effect op luchtstromingen. Vulkaanstof in de stratosfeer kan vooral boven de Noordpool leiden tot flinke afkoeling, en uitbreiding van zee-ijs. Gevolg: een groter temperatuurverschil tussen noord en zuid. En dus ook hier: extra westenwinden. Dit opwarmende westenwindeffect treedt overigens met een beetje vertraging op. Kort na de uitbarsting is een koudere winter wel mogelijk.

Astronomische factoren gaan ons weer een echte ijstijd brengen

Voorlopig niet. Ja, zo we wisten we al sinds de vorige editie, pakweg 12.000 jaar terug: echte ijstijden bestaan ook nog. Ze komen en gaan op basis van cyclische veranderingen in de positie van de aarde ten opzichte van de zon. Als je die doorrekent, duurt het nog voor we weer aan de beurt zijn. En er zijn zelfs klimaatwetenschappers die betwijfelen of het überhaupt nog kán, een ijstijd. We glijden namelijk eerst een ‘hittetijd’ in – en die kan weleens heel lang

Drie kinderen op een houten slee. Nederland, jaartal onbekend. Foto: onbekend / Spaarnestad / HH

Krijgen we dit jaar dan die ene koude winter?

Officieel kun je er niks over zeggen, maar wij gaan het lekker toch doen. Op basis van die ene strohalm en schaatserswijsheid: de elfjarige zonnecyclus.

Als je een beetje waarde hecht aan de zonnehypothese hierboven, hebben we zowaar déze winter een relatief goede kans op wat schaatsweer. We krijgen misschien dan geen nieuw ‘Grand Solar Minimum’, en zeker geen terugkeer naar Kleine IJstijd-winters, maar we hebben wel net een achter de rug – en voor zover er een causaal verband bestaat, treedt het vaak iets op.

Januari en februari 2021 zijn dan kanshebbers voor wat extra oostenwind. Met als herkansing de winter van 2021-2022. Jullie weten bij wie je moet zijn als het onzin was.

Meer lezen:

Waarom een klein land zonder natuurijs zoveel schaatsfanaten heeft De laatste Elfstedentocht is alweer 23 jaar geleden, maar de Nederlandse obsessie met natuurijs is er niet minder op geworden. In het boek IJsvogels geeft reisjournalist Bas van Oort een verklaring voor de betoverende werking van het schaatsen, verpakt in een epische tocht naar Siberië. Lees het verhaal van Jan