Wat bedoelen we eigenlijk als we het over ‘westerse filosofie’ hebben? Dat en meer vroegen jullie onder mijn laatste stuk
Onder mijn laatste aanbeveling van het boek Socrates en Orunmila: Wat we van Afrikaanse filosofie kunnen leren, deelden jullie mooie inzichten, fijne leestips en stelden jullie scherpe vragen. Tijd voor een overzicht dus, van de mooiste bijdragen en belangrijkste inzichten. Mede mogelijk gemaakt door jullie, onze deskundige leden.
Anderhalve week geleden publiceerde ik een aanbeveling van het boek Socrates en Orunmila: Wat we van Afrikaanse filosofie kunnen leren, geschreven door de Nigeriaanse filosoof Sophie Bosede Oluwole. In dat boek vergelijkt Oluwole de wereldberoemde Socrates met de nagenoeg onbekende Orunmila, en bepleit zij een herwaardering van de Afrikaanse filosofie. Door de klassieke Afrikaanse denktraditie af te doen als irrationeel en onwetenschappelijk – zoals jarenlang het geval was – missen we volgens haar een belangrijk perspectief op vele hedendaagse vraagstukken.
Een van de belangrijkste overeenkomsten tussen Orunmila en Socrates is de nadruk op dialoog als voornaamste vorm van kennisoverdracht. In gesprek gaan met elkaar zagen beide filosofen als de beste manier om kennis te vergaren, te verbreden en te bevragen.
Dat ze daar misschien weleens gelijk in zouden kunnen hebben, bleek wel uit de bijdragen onder mijn stuk. Leden deelden er vernieuwende inzichten, stelden scherpe vragen, en gaven goede tips om verder te lezen over niet-westerse filosofie.
Niet-westerse filosofie: leestips
Onder het stuk deelden meerdere leden fijn nieuw leesvoer die onze kennis van de niet-westerse filosofie kan vergroten – van overzichtswerken tot essays van individuele filosofen.
Zo tipte een lid het recent verschenen Philosophers Beyond Borders van Saskia Pfaeltzer and Maria van Enckevort, waarin filosofen uit Afrika en de Afrikaanse diaspora als Anton Wilhelm Amo, W.E.B. Du Bois and Frantz Fanon worden besproken. Een ander Correspondentlid raadde Mazugumzo: Dialogen tussen Afrikaanse en Westerse filosofieën aan, van de Duitse filosoof Heinz Kimmerle. En ze deelde gelijk een linkje waar het boek gratis te downloaden was.
Kimmerle werd trouwens ook warm aanbevolen door Matthias Kramm, postdoctoraal onderzoeker en een van de uitgenodigde gespreksdeelnemers. Een andere aanbeveling uit Kramms koker: The African Philosophy Reader van P.H. Coetzee en A.P.J. Roux – een uitgebreide bloemlezing van de Afrikaanse filosofie die óók gratis en voor niks op het internet staat.
Het was niet de enige goede tip van de experts die aan het gesprek deelnamen: ook promovendus Alphée Mpassi en filosofiealumnus Özkan Larçin deelden een selectie must-reads. Of in het geval van Larçin: must-listens. In een van zijn bijdragen wees hij op de podcastserie History of Philosophy without any gaps, waarin wijsgerige tradities van over de hele wereld aan bod komen. Aan de Afrikaanse filosofie besteedde de podcast een hele reeks afleveringen.
Mpassi, tot slot, tipte nog een aantal individuele filosofen van het Afrikaanse continent, waaronder Achille Mbembe.
Met name Mbembe wekte mijn persoonlijke interesse: niet alleen kwam zijn naam terug in de bijdragen van andere leden, ook vertelde Mpassi dat Mbembe in zijn werk de dialoog aangaat met Michel Foucault – een van mijn favoriete westerse filosofen. Met name Critique of Black Reason en Necropolitics van de Kameroense filosoof zouden we moeten lezen, aldus Mpassi. In dat laatste artikel bespreekt Mbembe ‘necropolitiek’ – een begrip dat in het verlengde ligt van Foucaults biopolitiek, waarbij sociale en politieke macht bepalen wie mag leven en wie moet sterven.
Hoe kan het beter met het filosofieonderwijs?
Goed, aan niet-westerse perspectieven geen gebrek. Maar hoe kunnen we deze denktradities een volwaardige plek geven in ons huidige filosofieonderwijs?
Een Correspondentlezer vroeg zich af of het huidige Europese filosofieonderwijs niet al vanaf de basis Aziatische of Afrikaanse perspectieven zou moeten behandelen, of dat we deze denktradities moeten erkennen en onderwijzen als opzichzelfstaande filosofische stromingen. Want: riskeren we niet dat we opnieuw gaan filteren vanuit een westers denkkader, als we niet-westerse perspectieven samen met de Europese filosofie gaan onderwijzen?
Riskeren we niet dat we opnieuw gaan filteren vanuit een westers denkkader, als we niet-westerse perspectieven samen met de Europese filosofie gaan onderwijzen
Persoonlijk denk ik dat het juist nuttig zou zijn om meerdere perspectieven bij elkaar te brengen in de klas. Toen ik een minor filosofie deed, viel het me op dat niet-westerse filosofie vaak in aparte keuzevakken onderwezen werd. Verplichte colleges over filosofische thema’s besteedden voornamelijk aandacht aan de ideeën van witte, westerse, dode mannen. Met name in dit deel van het curriculum is volgens mij het meeste te behalen.
Volgens gesprekspartner Özkan Larçin, die in het verleden enkele werkcolleges wijsbegeerte gaf, moeten we het vooral hebben van docenten die zelf hun vak omgooien. Hij noemde drie docenten die tijdens zijn eigen studietijd bijzonder vernieuwend waren met hun brede blik op de wereld: ‘Die hadden het over duurzaamheid, vluchtelingen en hoe alles en iedereen in de wereld met elkaar verbonden is.’ Daardoor kregen klassikale discussies over bijvoorbeeld illegaliteit en vluchtelingen een andere, frisse insteek.
Hoe belangrijk gesprekken – in de klas of in het algemeen – kunnen zijn, benadrukte ook een ander lid. Hij genoot van de dialoog met medestudenten in college, en raakte na zijn studie – wederom door een gesprek – in de ban van het soefisme. Er zijn gewoon weinig woorden zó direct, schrijft hij, als de woorden die in het hier en nu worden uitgesproken: ‘Het lijkt wel alsof geluid dat door dezelfde lucht gedragen wordt als de lucht die je inademt maakt dat je de informatie zélf inademt.’
Socrates en Orunmila hadden het niet beter kunnen zeggen. En ook Oluwole betoogt in haar boek dat we de orale kennisoverdracht minstens zo serieus moeten nemen als het geschreven woord. Door te praten over niet-westerse filosofie komen we er dus niet alleen mee in aanraking, maar kunnen we onze kennis ervan ook verdiepen.
En waar kan dat beter dan in de klas?
Waar hebben we het over als we spreken over de ‘westerse’ filosofie?
In haar boek maakt Sophie Oluwole een scherp onderscheid tussen het ‘westerse’, oppositionele denkkader, en het ‘Afrikaanse’, complementaire denkkader. Ook hier hadden veel leden vragen en opmerkingen over. Want: bestaat er eigenlijk wel zoiets als een ‘westerse’ blik op de wereld? En zo ja, hoe definiëren we ‘westers’ dan precies?
Alsof er een vaste kern is waarover iedereen het eens is. Een onmiskenbare essentie die door de eeuwen heen van generatie op generatie onveranderd wordt doorgegeven
Een van onze leden zette het probleem mooi uiteen: het idee van een ‘westerse’ denktraditie laat geen enkele ambiguïteit, fluïditeit of complexiteit toe: ‘Alsof er een vaste kern is waarover iedereen het eens is. Een onmiskenbare essentie die door de eeuwen heen van generatie op generatie onveranderd wordt doorgegeven.’
Ik ben het ermee eens dat er inhoudelijk weinig overeind blijft als we ons wezenlijk afvragen wat we er nou eigenlijk mee bedoelen als we ‘westers’ zeggen. Hetzelfde kunnen we ons afvragen over ‘Afrikaans’, een woord dat Oluwole ook veel gebruikt, en eveneens geen recht doet aan de vele denktradities, identiteiten en culturen die het continent rijk is.
Ik vroeg Alphée Mpassi – zelf Congolees – hierop te reflecteren, en uit zijn antwoord bleek wel hoe irritant het voor hem was hier in Nederland steeds ‘Afrikaan’ genoemd te worden. Daardoor worden de subtiele verschillen tussen hem als Congolees en iemand uit bijvoorbeeld Kameroen compleet onzichtbaar. Terwijl die verschillen er wel degelijk toe kunnen doen.
Maar ook als we geen sluitende definitie van ‘westers’ kunnen geven, kan het begrip dan niet toch ook nuttig zijn? Een van onze leden vertelde dat het begrip hem juist een spiegel voorhoudt: door over zijn eigen ‘westersheid te struikelen’ leert hij welk gedrag – milieuvervuiling, overconsumptie – hij moet aanpassen om de planeet van de ondergang te redden.
Ik denk dat Oluwole het begrip precies zo gebruikt. Ze wil ons een spiegel voorhouden over hoe we in het Westen naar de wereld kijken en hoe we ermee omgaan. En hoewel er op die weerspiegeling heel wat af te dingen valt, is het óók een spiegelbeeld waarin ik me (deels) herken.
Misschien gaat het er dus vooral om dat je ziet wanneer een begrip als ‘westers’ nut heeft, en wanneer niet. Op het moment dat rechtse populisten roepen dat ‘de westerse traditie en beschaving’ onder vuur liggen, kunnen we ons afvragen welke waarden ze eigenlijk verdedigen, en hoe eenduidig die waarden eigenlijk zijn.
Maar misschien ook dat we ons spiegelbeeld eens recht in de ogen kijken en ons afvragen wat zich buiten de lijst van onze spiegel bevindt – en welke perspectieven voor ons verborgen blijven.