Thalia Verkade (correspondent Mobiliteit & Straatleven)

De intocht ging niet door. Alleen nog die op tv. Voor de buis hangen met een kleuter van 5 jaar die al een week voor de intocht verlanglijstjes op de voordeur plakte en zijn pietenpak niet meer uit wou? Ik gooide een balletje op in de appgroep van de straat, waar nog 25 kleine kinderen wonen. Kunnen we niet zelf iets doen? 

Een buurvrouw zei: ik vraag onze scouting. Maar die deden vanwege corona alleen iets op 5 december. Kostuums huren bleek heel duur maar een buurvrouw-onderwijzeres kon ze lenen van school en mocht ze verstoppen bij een buurvrouw-zonder-gelovige-kinderen. De buurman-die-bij-de-Albert Heijn-werkt regelde gratis strooigoed, dat zijn vrouw zoomend met haar familie in zakjes verpakte. Weer iemand anders had een juten zak en nog iemand anders boekenbonnen voor als zich een Sint en Piet zouden melden. Maar hoe vonden we die? Gewoon maar weer aan een buurman vragen? 

Buurman 1 kon niet. Buurman 2 wel, maar niet op zaterdag. Verplaatsen naar zondag? Nog een keer vragen? De appgroep hield de adem in. Yes! We hadden een Sint. En wat voor een. Hij bleek acteur en nota bene eerder in het Sinterklaasjournaal een rol te hebben gehad – ik had geen idee dat hij in onze straat woonde.

’s Avonds hoorde een jonge buurman zonder kinderen over het plan. Hij wilde wel Piet spelen. En zo bonsde zondagochtend, in de zon, Piet op de deuren: hij was Sinterklaas kwijt. Hadden wij hem soms gezien? De kindjes kwamen naar buiten gerend. Iemand wees omhoog. Kijk! Op het dak. (Zijn eigen dak.) Daar stond hij. Daar stond hij. Die goede, echte Sint. 

Marc Chavannes (correspondent Politiek)

Er was genoeg te klagen. Onze vrijheid werd ons afgenomen, zonder dat de Tweede Kamer daarmee instemde. Ons werd een app beloofd die alles zou oplossen, maar die het begin van de surveillancesamenleving inluidde. De economie werd te gronde gericht om een paar ouwe mensen te redden.

En toch bleek het nog steeds Nederland te zijn. De app was steeds ‘bijna af’, naar alle kritiek werd geluisterd, net zo lang tot het best oké was qua privacy. Daarna hoorde je er nooit meer over. We hadden te weinig mondkapjes en te weinig testen. De GGD’s bleken jaren verwaarloosd en konden al snel niet meer nagaan met welke besmettelijke personen we waren omgegaan. Het ministerie wist ook niet meer wat voor of achter was.

Intussen stonden Mark Rutte ernstig en Hugo de Jonge optimistisch voor ons de mist in te turen. De premier bleef beweren dat we als volwassenen zelf verantwoordelijkheid moesten nemen. Hij gunde de minister van Volksgezondheid het afbreukrisico van oplossingen beloven en die niet waar kunnen maken. De Jonge liep zijn schoenen achterna en deed het toch iedere keer weer. Hij hield de moed erin, voor ons allemaal.

Mij stemde het mild opgewekt. Ik ben blij te wonen in een land waar we de adviseurs van de regering van mening horen verschillen. Waar we hoop en gezond verstand om de beurt de ruimte geven. Ik ben dankbaar te wonen in een land waar we onze collectieve knulligheid in parlementaire ondervragingen onderzoeken. 

Wat een vrijheid.

Sanne Blauw (correspondent Ontcijferen)

Ik heb stellige mensen nooit goed begrepen. De wereld is zo ingewikkeld en je eigen kennis zo beperkt, dat ik altijd met een mix van bewondering en verontwaardiging kijk naar mensen die met hun vuist op tafel slaan en zeggen: ik weet het zeker. Ook dit jaar zagen we een hoop stelligheid aan talkshowtafels, in krantencolumns en in politieke debatten. 

Maar je zag ook iets anders. Premier Mark Rutte stelde dat hij 100 procent van de beslissingen met 50 procent van de kennis moest nemen; genuanceerde Twitterdraadjes over epidemiologie konden zomaar viraal gaan. Nieuwsmedia haastten zich om de cijfers – besmettingen, doden – te nuanceren en om erop te hameren dat er veel was wat we nog niet wisten.

Hoe vervelend het ook is, ik denk dat het gezond en volwassen is om te erkennen dat we niet alles weten en dat we niet alles in de hand hebben. Ook na de pandemie. Nu er nog mee om leren gaan. 

Jelmer Mommers (correspondent Democratie & Klimaat)

Waarschijnlijk val ik uit de toon, maar wat mij toch vooral bijblijft aan het einde van dit jaar is ons vrijwel totale onvermogen om iets van deze pandemie te leren over onze relatie met de natuur. Sorry. Maar toch. 

We weten dat het risico op de overdracht van virussen zoals covid-19 vergroot wordt door de manier waarop we met dieren omgaan. Op wildmarkten, maar ook in de intensieve veehouderij, en dan vooral in de pluimveehouderij, waar nieuwe mutaties voortdurend de kans krijgen en controle altijd achteraf komt. 

Hoe vaak hebben we het daar dit jaar over gehad? Het ging bijna alléén maar over het symptoom (het nieuwe virus), over symptoombestrijding (lockdowns, mondkapjes) en over de gevolgen van die twee (malaise). 

Ik had gehoopt dat een serieus debat over de oorzaken van deze pandemie zo langzamerhand ook wel op gang zou komen. Het is niet alsof er veel nieuwe aanleidingen nodig waren om de veehouderij eindelijk serieus aan te pakken; het lijden van dieren en de milieuvervuiling waren in principe genoeg. Maar als nu ook het risico op een nieuwe pandemie niet genoeg reden is om de intensieve veehouderij aan te pakken, wat dan wel?!

Of misschien moet de pandemie eerst echt over zijn en gaan we het hier daarna, ergens achter in 2021, toch nog over hebben. Het zou geen dag te laat zijn.

Lennart Hofman (correspondent Vergeten Oorlogen)

Tegen het eind van de zomer zat ik met een vriendin in een restaurant in Amsterdam. Terwijl ze praatte, bleef haar blik een fractie van een seconde hangen op iets achter mij. Er was een man de zaak binnengekomen die een capuchon en mondkapje droeg, vertelde ze kort daarop.

Even had ze gedacht dat het iemand was die op het punt stond een terroristische aanslag te plegen. Maar vrijwel direct realiseerde ze zich dat die dreiging inmiddels is ingehaald door een veel minder zichtbaar, maar veel groter gevaar, en verzuchtte ze mistroostig: ‘Gelukkig, het is maar een pandemie.’

Lynn Berger (correspondent Zorgzaamheid)

In de zomer zat ik voor het eerst in lange tijd weer in de trein. Daar las ik Intimations, het nieuwste essaybundeltje van Zadie Smith. Ik had me al een paar keer afgevraagd wat Smith er nou allemaal van vond, van de pandemie en zo – en prompt was daar dat boek, klein en fijn, precies de goede lengte ook voor een treinreis. Wat een geluk, dacht ik, dat er zo’n fijne, slimme, zorgvuldige, grappige geest bestaat, die deze rottige tijd zo elegant in woorden giet. 

In de herfst, de theaters waren nog open, zag ik Mama Marlene, waarin Sophie van Winden en Eva Marie de Waal het moederschap met humor en liefde ontleden. Vlak daarna gingen de theaters dicht, maar ik kon nog net naar De zaak Shell, waarin Anoek Nuyens en Rebekka de Wit precies, geduldig en vol mededogen laten zien hoe een wicked problem in elkaar steekt. 

De winter begon, ik zette mijn schoen, en de volgende ochtend trof ik daarin Reistijd bedtijd ijstijd, de nieuwe dichtbundel van Marjolijn van Heemstra. Op het ritme van haar poëzie reisde ik door de tijd en door de wijk, door generaties en over de aarde. Wat een privilege, dacht ik, dat er ondanks alles zoveel moois wordt gemaakt. 

Dus daar ben ik dankbaar voor, in dit in allerlei opzichten verloren, verspilde, verkwanselde jaar, 2020: voor de kunst, en de mensen die het maken. 

Anna Vossers (eindredacteur)

Toen ik de dagen van de lockdown nog telde, stuurde oud-collega elke dag een gedicht op.

Zo maakte ik kennis met het prachtige werk van Menno Wigman (1966-2018). Alleen de titel al van een van zijn bundels: Slordig met geluk

Ik weet niks van poëzie, maar ‘Vandaag is iedereen mooi’, het dat hij voor zanger Maarten van Roozendaal schreef, bleef nog dagen nagalmen. 

(…) 

‘Drinken is doodgaan en weer opstaan uit de dood.

Ik denk dat ik wel duizend levens heb 

geleefd en steek mijn kop nu in het voorjaar.

Doorluchtig verder lopen, doodleuk gezichten prijzen,

bij een kroeg neerstrijken en drinken op het licht.’

Dit jaar voelde als heel vaak doodgaan en weer opstaan uit de dood. Romans, gedichten (van Dick en later ook die ik zelf vond) – en eerlijk is eerlijk, glazen wijn via Zoom – gaven troost.

Tegelijk liet de poëzie ook zien wat er ontbrak. Uit dezelfde bundel van Wigman, een prachtig gedicht dat hij als schreef: 

(…) 

‘Het sneeuwt. De kroegen zijn vol kansgezichten.

Drugs hebben honger. Onze lusten ook.

Wat ik niet kréég. Wat ik niet nám. De stad

waar ik de liefde openreet en steeds

gedichten schreef, die stad heet Amsterdam.’

Laten we hopen dat de stad volgend jaar weer tot leven komt. En tot die tijd herlees ik Wigman.

Zainab Goelaman (engagement redacteur)

Als kind creëerde ik mijn eigen werelden. Ik schreef, tekende en knutselde en verzon allerlei props die ik meenam op avontuur als superheld, astronaut of ontdekkingsreiziger. Mijn wereld, dus ik bepaal.

Creatieve vrijheid is essentieel voor een kind. Niet alleen omdat het ontwikkelingskansen biedt, maar ook omdat de kunsten een toevluchtsoord, een thuis en een troost kunnen zijn. Niemand die je daarbij vertelt wat je moet doen en wie je moet zijn.

Maar die vrijheid is geen gegeven voor kinderen die in asielzoekerscentra opgroeien. En tel daar ook nog eens bij op dat iedereen al een beeld heeft van een kind uit een AZC – positief of negatief. Dan blijft er weinig ruimte over om in te kleuren hoe je eigenlijk gezien wilt worden. Toch?

Nee hoor. Niet als het aan kunstcollectief Beeld//Formers ligt. In samenwerking met Stichting de Vrolijkheid – een creatief platform voor jongeren uit azc’s – lanceerde dit collectief een artistieke Mijn hart vult zich met hoop als ik zie hoe creatief en krachtig deze kunstenaars tussen de 15 en 25 jaar hun eigen imago dicteren. Ik kwam de foto’s tegen op Instagram, maar hoop ze binnenkort buiten te spotten: ze hangen door heel Nederland, als een soort buitenexpositie voor de lockdownwandelaar. De dansers, acteurs, muzikanten, vormgevers, ontwerpers en kunstenaars vertellen hiermee het verhaal dat zij over zichzelf willen vertellen. En die verhalen schreeuwen: mijn toekomst is hoopvol. Mijn wereld, dus ik bepaal.

Vera Mulder (correspondent Vooroordelen)

Vier jaar geleden, in de nacht dat Trump werd verkozen tot president, waren mijn beste vriend en ik in Los Angeles. Of weet je, laat me dit stuk gewoon direct aan jou richten, Lei.

Ik zat op bed te schrijven en at mac ‘n cheese die je moet aanlengen met water. Jij was bij een comedyshow geweest, waar het lachen was verstomd toen de verkiezingsuitslag kwam. Op weg terug naar onze Airbnb, een zwembadhuisje van een man die ontbeet met en angstremmers, was je gestopt bij een nachtwinkel voor een plastic fles Jim Beam, een sixpack en, ondanks dat je al twee jaar gestopt was, een pakje Lucky Strikes. Zonder filter.

Aansteller.

Je belde je pa. Jij had net van Leonardo DiCaprio gezien en wist zeker dat de wereld nu zou vergaan. Hij wist dat al langer en brulde dingen als ‘sociaaldemocratie’ en ‘in Kerkrade...’ Je was zo verdrietig dat je de korstige, incontinente zwerfkat uit de straat bij je op schoot liet klimmen. Ze sproeide niet, je kwam er goed mee weg. 

Die nacht leunde je op je pa en hij leunde op jou, ondanks die hele oceaan ertussen. Jullie huilden met uithalen, spraken elkaar om en om moed in, haalden die moed dan met één cynische grap weer onderuit en hingen pas op toen jij kwijlend in slaap viel.

Nu is het eind 2020. Trump gaat. Je vader gaat binnenkort ook, het zal niet lang meer duren. Je moeder noemt deze limbofase ‘wachten op de bus naar Sint-Michielsgestel’. Wat ben ik dankbaar dat jij en je vader zo morsig hebben gejankt die nacht. Dat jullie altijd zijn blijven janken. Aanstellers.

Josta van Bockxmeer (correspondent Wonen)

Net nadat ik 2020 officieel als rotjaar bestempelde, testte ik positief op corona. Ik woon in een woongroep, dus we moesten alle zeven in quarantaine. Huisvergaderingen moesten via internet, koken in de gemeenschappelijke keuken kon niet meer. We gingen over op collectief bestellen.

Er stond daarom een tafeltje voor mijn deur – we hebben allemaal een eigen appartement, plus gedeelde ruimte – waar huisgenoten alles op achterlieten wat ik via de chat bestelde. Brood, beleg, koffie, een kookplaatje om het eten van de vorige dag op te warmen. 

De dagen gingen opmerkelijk snel voorbij. Ik sliep voor twee. En op de momenten dat ik wakker was, was er onze huischat met verslagen van gesprekken met de GGD, gelukkig negatieve testuitslagen en gesprekken over hoe nu verder. Er waren vrienden en ouders die belden om te vragen hoe het ging, boeken en series om te kijken en te lezen. Bij een van onze virtuele vergaderingen speelden huisgenoten gitaar en zongen erbij.

Ik voelde me weleens eenzaam, die dagen dat mijn leefwereld beperkt was tot mijn eigen woon- en slaapkamer en ik bij niemand in de buurt mocht komen. Maar wat overheerste, was toch een gevoel van dankbaarheid in dit jaar dat ik eerder als verloren had beschouwd. Voor het samenzijn dat er ondanks alles was.

Irene Caselli (correspondent First 1,000 Days)

Onze plannen voor 2020 vielen in één weekend in duigen. 

We zaten in Italië uiteindelijk meer dan drie maanden in een strikte lockdown met mijn ouders, met wie ik nu amper nog praat. Toen stierf Miguel. Hij noemde mij mijita Italiana en ik noemde hem mijn Ecuadoraanse vader – we leerden elkaar kennen via een van mijn beste vriendinnen, María José, een van zijn drie echte dochters. Ik kon niet het vliegtuig in stappen om afscheid te nemen.

En net toen we met onze peuter in een nieuw land een nieuw evenwicht tussen werk en privé aan het vinden waren, ging de kinderopvang dicht vanwege een nieuwe lockdown. Toen kwam de genadeslag: het verlies van mijn droombaan bij The Correspondent, waarna ik ondergedompeld werd in een nieuwe cyclus van financiële onzekerheid en soul searching.

Er zijn dagen dat ik alleen maar wil huilen en in een hoekje wil wegkruipen, dat mijn gevoel van eigenwaarde slechts een vage herinnering aan het verleden is. Maar mijn zoon is altijd wakker zodra de zon opkomt en zijn glimlach dwingt me uit mijn humeurigheid – en uit mijn bed. Ik neem hem dat vaak kwalijk, ik schreeuw soms tegen hem om de verkeerde redenen. 

Maar als ik dan bij hem ga zitten en de blokken pak waarmee hij speelt, hem help ze op een rijtje te zetten, verdwijnt mijn interne geraas. Hetzelfde gebeurt als ik het licht van de ondergaande zon zie, terwijl het onze witte muren oranjerood kleurt en ik de pitten uit een granaatappel haal, het ene rode, sappige pitje na het andere.

Lorenzo herinnert zich dingen van gisteren, maar hij weet vooral hoe hij in het hier en nu moet zijn. Dit is waar ik dankbaar voor ben, in dit moeilijke jaar: hij is een onwetende meester die mij leert in het heden te leven en speels te zijn, terwijl ik probeer mijn zorgen en verdriet niet de overhand te laten krijgen.

Nabeelah Shabbir (gespreksredacteur)

In het begin van de pandemie nam ik contact op met epidemiologen, medische eerstelijnswerkers en informatiespecialisten uit de hele wereld om mee te doen aan een live chat die ik organiseerde voor ons Engelstalige platform. Zij namen uitgebreid de tijd om te vertellen wat ze wisten, in een tijd dat er nog zo veel onbekend was. 

Een van hen was de internist en wetenschapper Zijn twitterdraadje, over hoe gezondheid prioriteit moet krijgen boven economisch gewin, was eerder viraal gegaan. Ver voor de pandemie had Lindmark zich al uitgesproken over de epidemische ongelijkheid.

En zo ontmoetten we elkaar online – een ontmoeting tussen twee compleet onbekenden. Het werd donker in Amsterdam. Vlak erna zouden mijn buurtgenoten hun ramen openzetten en zou hun applaus voor gezondheidswerkers over de stille grachten te horen zijn. In Connecticut stond Lindmark op het punt een rondje te gaan hardlopen. 

We spraken over structureel racisme, het leven in Europa, de ziekenhuiswereld. Het ging over hoe we ‘de ander’ toelieten in onze werelden. Zoals Lindmark zei: ‘Zoveel wereldwijde verbinding ontstaat als gevolg van een tragedie. Daar is de pandemie goed voor geweest, of het nu gaat om samenwerking op het gebied van vaccins, of om de openbare veiligheid, of om de waardering voor het vakmanschap van anderen.’

Hij maakt zich nu klaar om de kerstdagen op een ic-afdeling door te brengen. Ik ben hem dankbaar. 

Thomas Oudman (correspondent Voedsel)

Mijn beste gesprek dit jaar kostte 98,15 euro. Dat was de rekening van T-Mobile nadat ik Alais Ole-Morindat had gebeld, afgelopen september. Hij woont in Tanzania, in een gebied waar je eerst op verzenden drukt, even wacht, en dan je telefoon zo hoog mogelijk in de lucht gooit om een sms’je te verzenden. Dan laat je het wel uit je hoofd om al je nummers alleen in je telefoon op te slaan – elk bericht is een mogelijk einde van je toestel.

Maar voor mij en andere zaken was Alais naar Arusha gekomen, een stad in Noord-Tanzania, in de buurt van het kamp waarin hij en andere Masai-herders samen met hun koeien wonen.

In de droge tijd trekken ze met hun kuddes over de savanne, om overbegrazing te voorkomen en het weinige gras te benutten. Ze vallen dan sterk af, net als hun koeien, en lijden honger. ‘Wat erg’, zei ik. ‘Ja’, zei Alais, ‘maar dat hebben wij ervoor over om dit ecosysteem, onze manier van leven te beschermen.’

Ik vergeet het weleens, maar ook mijn leven is afhankelijk van de natuur, en de natuur van mij. We kunnen niks eten dan ander leven: planten en dieren. En Dat te weten, daarin schuilt kracht. Blijkbaar zelfs de kracht om te kunnen verrekken van de honger.

Emy Demkes (correspondent Kleding)

Wat doe je als je sportwedstrijden en trainingen maandenlang zijn afgelast? Als je niet meer naar een concert, theatervoorstelling of een avondje naar de kroeg kan? Als het hele festivalseizoen aan diggelen ligt en je vakantie naar het buitenland niet doorgaat? 

Dan kan je, om het leven nog een beetje leuk te houden, Netflix-series bingewatchen, uren gaan gamen, eindeloze wandelingen maken door het park, over straat of door het bos. Avonden lang op de bank scrollen door je Instagram-feed en gênante dansvideo’s maken voor TikTok. Of het hele archief van De Correspondent doorspitten. Of veertien afleveringen van De Rudi & Freddie Show op één dag luisteren (zoals ik iemand deze mijlpaal zag delen op Twitter).  

Je kan leren haken, schilderen of een nieuw bordspel ontdekken. Hobbywinkels en spellenwinkels hadden niet te klagen afgelopen maanden. Op je zaterdagavond gaan zitten breien, puzzelen of mens-erger-je-nieten was ineens helemaal niet zo suf meer. Mijn nieuwe ontdekkingen: het bordspel Carcassonne, de kaartspellen Jaipur en Babel. En een gloednieuwe hobby: borduren. 

Ik hoop maar dat we snel weer een avondje uit kunnen.

Ernst-Jan Pfauth (directeur)

Pardon dat ik de metatour op ga, maar ik ben dankbaar dat er ook in rampjaar 2020 ruimte is voor dankbaarheid. 

Sinds drie jaar schrijf ik vrijwel elke avond op waar ik dankbaar voor ben. Ik begon ermee omdat ik een van de mensen leek te worden die zich aan het einde van het leven zou realiseren dat-ie altijd op weg was naar iets groters en meeslependers, zonder het echte alledaagse geluk op te merken. 

Als ik me soms somber voel, bedenk ik me altijd even hoelang het geleden is dat ik in mijn dankboek schreef. Te lang, blijkt dan vaak. Schrijven waar ik dankbaar voor ben, laat me telkens weer zien hoe gelukkig ik word van de verbondenheid met mijn dierbaren, en van het bergen verzetten met mijn collega’s.

Maar in 2020 moest ik er soms niet aan denken, dat geschrijf voor het slapengaan. De sterftecijfers en beelden van ic’s. De eerste lockdown die me thuis confronteerde met mijn vaderlijke ongeduld. Alleenstaande bekenden die ik zag vereenzamen. En aan het einde van het jaar kwamen we ook nog eens tot de conclusie dat The Correspondent niet langer kon voortbestaan.

Als ik dan toch opschreef waar ik dankbaar voor was, verdwenen die negatieve gevoelens niet. Het is erg wat er gebeurt en dat proberen weg te drukken met positiviteit lijkt me onzinnig en schadelijk. 

Maar door het beoefenen van dankbaarheid kwamen er naast die negatieve gevoelens ook positieve. Ik merkte het plezier op van een korte boswandeling, de warmte waarmee er afscheid wordt genomen van de TC-collega’s, de intimiteit van met het gezin hangen op de bank. Daarom ben ik dankbaar dat er nog steeds ruimte is voor dankbaarheid, omdat het laat zien dat er naast verdriet ook altijd ruimte is voor klein en groot geluk.