De zorg weet meer over het virus en is beter voorbereid. En toch voelt de tweede golf zwaarder, zegt deze infectioloog

Lex Bohlmeijer
Correspondent Goede gesprekken
Foto door Marijn Smulders (voor De Correspondent)

De eerste corona-uitbraak was onzekerder, maar de tweede golf voelt zwaarder, zegt infectioloog Rachida el Moussaoui uit het Rotterdamse Maasstad Ziekenhuis. Met het voorjaar nog in de benen diende de herfst zich te snel aan. En dan is er ook nog de reguliere zorg.

Vanaf het begin van de pandemie was er de angst dat het zorgsysteem in Nederland zou crashen. Was het wel opgewassen tegen een golf van patiënten met een onbekende en zeer besmettelijke ziekte, waar bovendien veel mensen aan overleden? Het beleid van de regering is er dus steeds op gericht geweest om de zorg te beschermen en overeind te houden. Het verklaarde de noodzaak van radicale maatregelen en is de grond onder de huidige harde lockdown.

Niet iedereen is van die noodzaak overtuigd. Sommigen vinden dat je de ziekte zijn gang moet laten gaan, zoals het griepvirus. Anderen stellen dat de impact op de economie te groot is. En er zijn ook mensen die geen idee hebben wie ze moeten geloven.

Intussen is de pandemie verre van voorbij. Het aantal besmettingen loopt op, er is de dreiging van een nieuwe variant van het virus in Groot-Brittannië, de zorg dreigt opnieuw overbelast te raken. En dat is geen fabeltje. Rachida el Moussaoui (Marokko, 1973) heeft aan den lijve ondervonden dat een ziekenhuis kan omvallen. Ze werkte tot 2018 in het Zuiderzeeziekenhuis in Lelystad. Dat werd toen – het was een schok, onder andere omdat een deel van de zorg in de regio wegviel – failliet verklaard. Ja, dat kan dus.

El Moussaoui is internist en infectioloog. De zorg voor patiënten met corona is haar dagelijkse werk. Ze is tegenwoordig werkzaam in Rotterdam, bij het Maasstad Ziekenhuis. Tijdens de eerste golf was ze lid van het crisisteam. Ze is de geëigende persoon om uit de eerste hand te vertellen hoe de zorg ervoor staat. Hoe gaat het daar nu, tijdens de tweede golf? Kraakt het systeem in zijn voegen?

Ik spreek Rachida op een frisse zaterdag in december. Nog een paar dagen, dan is het Kerst. We hebben afgesproken bij de Kralingse Plas, waar veel Rotterdammers recreëren. Er staat een stevig briesje, het riet wuift, in de verte, achter de kale bomen de skyline van de stad. Ideale plek om een frisse neus te halen. We zijn dus niet alleen. Integendeel. Het is een drukte van belang.

‘Goed om te zien! Iedereen houdt netjes afstand. En het is fijn dat mensen buiten komen, frisse lucht halen. Dat is belangrijk voor de geest. En het gaat er verantwoordelijk aan toe. De mensen die geen afstand houden zien eruit alsof ze bij elkaar horen, dat zijn huishoudens, denk ik.’

Kijk jij met argusogen om je heen als je buitenkomt? 

‘Ongemerkt kijk ik met een doktersblik: is dit oké, en kunnen we daar nog iets van verwachten, bij ons in het ziekenhuis?’

Je komt hier graag, en vaak?

‘Ja, ik woon hier vlakbij dus meestal kom ik hier na mijn werk of in het weekend. Het is een groot park, met water, dat is rustgevend. Het is fijn om je gedachten te verzetten en aan beweging te doen.’

Het is een onderwerp dat vaak aan de orde komt in deze gesprekken: het nut van wandelen.

‘Het is ook het eerste wat ik zei: "Kunnen we het wandelend doen?" Het geeft rust in je gedachten. Je laat de dingen letterlijk van je af glijden, terwijl je loopt.’

Nou is er op dit moment nogal wat om van je af te laten glijden, zo aan het einde van 2020. Er zijn mensen die zeggen: covid-19 is een griep, laat het als elke andere griep zijn werk doen, er sterven altijd mensen aan, wij zijn veel te verkrampt bezig.

‘Dan hebben die mensen onder een steen geleefd, het afgelopen jaar, als ze er zo bagatelliserend over doen. Het is geen gewoon griepje, het heeft al heel veel slachtoffers gemaakt, zowel letterlijk in de zin van dood, maar ook van mensen die niet vlot genezen, met lange revalidatietrajecten. Het heeft enorme impact op families, op de patiënt zelf die opgenomen is op de ic, en het heeft ook een enorme economische impact. De sceptici vragen: waarom moet je er maatregelen aan verbinden? Laat de ziekte gewoon gebeuren. Maar wij zijn daar als zorgsysteem niet op gebouwd.’

Waarom niet? Hoe werkt dat dan? 

‘Je moet personeel hebben om patiënten op te vangen. Dat moet in voldoende capaciteit aanwezig zijn. Vaak wordt er in de kranten gezegd dat er niet genoeg bedden zijn. Letterlijk kom je geen bedden tekort, maar het is het personeel eromheen dat de patiënt moet verzorgen en behandelen, dat je tekortkomt. Daar kun je niet zomaar een blikje van opentrekken. Wij kunnen het aantal zieken niet aan, dat is te groot voor het aanbod dat wij hebben.’ 

Een griepgolf pakt een aantal van de usual suspects, de oudere kwetsbaren, en een enkel jong persoon, maar niet in deze mate

Maar bij een griepgolf gaan er altijd veel mensen dood. 

‘Nee, nee, absoluut niet in deze mate. Een griepgolf pakt een aantal van de usual suspects, de oudere kwetsbaren, en een enkel jong persoon, maar niet in deze mate. We hebben het altijd aangekund, een griepepidemie, nu moeten we verschillende afdelingen openen alleen voor covid-patiënten. Het is echt van een andere orde.’

Wat is je het meeste bijgebleven van de eerste periode, in maart? 

‘Die eerste fase was op verschillende manieren intrigerend. Er kwam een nieuwe ziekte op ons af. Als ziekenhuis focus je naar binnen toe op de vraag: zijn we erop voorbereid? Hoe moeten we onze protocollen hanteren? Hebben we voldoende materialen? Al die praktische dingen. Tegelijkertijd denk je, overdrijf ik misschien niet en gaat het virus Nederland gewoon voorbij? Al snel bleek dat dat niet zo was, want na de eerste paar patiënten moesten we een afdeling openen en toen nog een en toen nog een en toen nog een. Het ging achterelkaar door. De gewone zorg werd stilgelegd. Wij zaten eigenlijk erg in de praktische rompslomp.’

Artsen eigen: handelen. 

‘Handelen, inderdaad. Niet teveel over nadenken. Ook niet nadenken over wat het misschien voor je familie betekent als jij besmet raakt. Op dat moment wist je natuurlijk nog niet wat de impact van de ziekte was, dus je ging gewoon door met proberen dienstroosters rond te krijgen. Mensen vielen om je heen weg met klachten, het was heel druk.’

Ik herinner me dat vanuit de medische stand paniekverhalen te horen waren, er werd moord en brand geschreeuwd. Er komt iets verschrikkelijks aan, er moet meer gebeuren! 

‘Ik herinner het me anders. Er waren kritische noten: zijn we voldoende voorbereid, hebben we voldoende capaciteit? En als het te heftig wordt, hoe gaan we dan Die scenario’s zijn gelukkig bij ons nooit realiteit geworden, maar je hield er wel rekening mee.’

‘Wat ik als dokter wel kon waarderen was dat het een nieuwe ziekte was die zich anders gedroeg dan de ziektes die we kenden. Wij zijn als artsen getraind om te kijken naar symptomen. Op grond van onze bevindingen trekken we een conclusie over hoe ernstig het is. Ik kan me herinneren dat die methode ons in de steek liet, omdat ogenschijnlijk niet zo zieke patiënten op de eerste hulp binnenkwamen en ineens in no time verslechterden, zodat ze naar de ic moesten en beademd moesten worden.’

‘Je dacht: hé, dit zag ik niet aankomen. Dus ga je jezelf afvragen, zijn er andere kenmerken van de ziekte op grond waarvan we kunnen zeggen, de ziekte zal zich ernstig gaan gedragen. Daarom zijn we meteen een database gaan bouwen met patiëntengegevens. Wie is zo ernstig ziek dat hij uiteindelijk op de ic terechtkomt? Bij wie laat de ademhaling de patiënt in de steek, wie kan aan een speciale soort beademing op de afdeling, de optiflow? Wie overlijdt?’

‘Aan de hand van die gegevens hebben we een soort predictiemodel kunnen bouwen op grond waarvan we een inschatting konden maken. Sneller dan in het begin. Met bloedtesten en door te kijken naar de zuurstofbehoefte en de leeftijd bepaal je hoe ernstig het beloop kan zijn.’

En dat helpt jullie bij het vinden van de juiste behandelwijze, nu in deze tweede periode?

‘Het helpt ons enigszins. Wat we met dit model goed kunnen is een scheiding maken tussen mensen die een mild beloop zullen hebben en de mensen die een slechter beloop zullen hebben. We laten ook de vaker meekijken, en geven mensen een speciale pleister, een zogeheten ‘slimme pleister’, die 24 uur per dag de ademhaling in de gaten houdt. Zo kunnen we sneller acteren.’

Gebeurt dit al landelijk?

‘We hebben een netwerk van zeven ziekenhuizen, de Santeon-ziekenhuizen, allemaal met een vergelijkbare populatie als bij ons in het Maasstad Ziekenhuis. We hebben toestemming gekregen om de gegevens van hun patiënten op deze manier te analyseren, zodat we ons model ook op hun patiënten kunnen valideren, dat noem je "externe validatie". Dan maak je het nog nauwkeuriger. En hopelijk kan het dan ook landelijk gebruikt worden.’

Bij mij is het af en toe ook te zwaar geweest. Niet zodanig dat je niet kan werken. Maar het grijpt je aan

Men zegt, het was een aanslag op de mensen in de zorg. Jij praat er nu nuchter over, ik krijg niet de indruk dat het als een tsunami over je heen is gekomen.

‘Bij mij is het af en toe ook te zwaar geweest. Niet zodanig dat je niet kan werken. Maar het grijpt je aan. Dat is me bijgebleven, bij de overdracht in de ochtend, als de artsen van de avond en de nacht vertellen hoe het is gegaan. Dan hoor je: ‘die is overleden, en die is overleden, en die en die zijn overleden. Daar word je somber van. En droevig. Ook tegenover de jonge dokters. We maken mensen ook beter, hoor. En wat het deed met de families. De eenzaamheid van de patiënten, die geïsoleerd worden van hun dierbaren.’

Dat is heftig geweest voor de families, maar ook voor jullie als medici?

‘Als medicus word je opgeleid om mensen beter te maken. Sommigen konden we niet beter maken. Dan ga je zorgen dat zo iemand niet lijdt. Dat is onderdeel van ons vak. Maar het gebeurde in een mate en een frequentie dat je het zelf ook even niet kon behappen.’ 

Teveel lijden waar je niks aan kan doen?

‘Exact. En dat geldt ook voor de verpleegkundigen want die staan nog dichter bij de patiënten. Die hebben het verdriet en het lijden nog veel sterker meegemaakt.’ 

Dat moet je verwerken. De angst is dat de tweede golf te snel is gekomen. Hoe gaat het nu in de zorg? 

‘We hebben niet goed kunnen uitrusten nadat de eerste golf voorbij was, want we moesten de reguliere zorg weer oppakken. Die heeft een tijdje moeten wachten. De patiënten hadden daar gelukkig begrip voor. Maar het werd wel tijd om dat weer op te pakken. We moesten door. En na de zomer kwam dus de tweede golf al heel snel. Alleen in bepaalde gebieden van Nederland. Rotterdam was een brandhaard.

‘In vergelijking met de eerste golf moesten we nu constant mensen overplaatsen. De overheid heeft besloten dat de reguliere zorg niet meer mag lijden onder covid. Het moest naast elkaar doorgaan. Dus er wordt aan twee kanten aan je getrokken. Mentaal gezien heb ik dat als nog heftiger ervaren dan de eerste golf. Omdat je constant bezig was met patiënten op te nemen, te stabiliseren, door te sturen naar de rest van het land.’

‘De slechtste patiënten die niet vervoerbaar zijn hou je achter. Je houdt dus een ernstige selectie achter die zware zorg nodig heeft, en veel aandacht. Tegelijkertijd ben je bezig om de andere "redelijk goeie" patiënten uit het ziekenhuis weg te krijgen. Er is een hoge turn-over op de dokters en de verpleging, dat eist echt z’n tol. En het is mentaal niet bemoedigend dat je een selectie van de meest slechte patiënten overhoudt.’

Hoe sta je er nu voor? 

‘Nu begint het iets rustiger te worden.’

Hoe kan dat? We zitten nog middenin het hoogtepunt van de golf? 

‘Het gaat met ups en downs. Af en toe heb je een piek, dan heb je even rust en dan begint het weer. Afgelopen week was relatief rustig, nu begint het weer aan te trekken.’ 

Moeten jullie deze tweede keer dieper in je reserves tasten?

‘Veel meer. Mentaal ook. We hadden gemeenschappelijke belangen in het ziekenhuis, dat hielp erg: we staan er met z’n allen voor. In deze tweede golf willen de chirurgen hun patiënten gewoon blijven opereren. Ze willen niet steeds hun patiënten moeten teleurstellen, omdat er geen bed voor ze is. Er ontstaan tegengestelde belangen’.

Dat was toch zo bijzonder aan de eerste periode, dat alle schotten in de ziekenhuizen wegvielen? Een wonder vond iedereen dat.

‘Dat vond ik inderdaad ook echt een wonder. Natuurlijk moet alles aan regels voldoen, begrijp me niet verkeerd. Maar de bureaucratie dat alles elke keer eerst langs tien schijven moet voordat je ergens komt, viel weg. De mensen van kwamen je op de vloer helpen; wat kan ik nu voor je doen? Nou, je kan voor mij dit nieuwe protocol dat we hebben bedacht snel uitwerken en online zetten. We voelden ons geholpen door iedereen.’

En dat is nu allemaal weg?

‘Nee, zeker niet helemaal. Het is anders. Iedereen heeft z’n eigen taak weer teruggekregen, de oude taken. Die moeten ook doorgang vinden, je kunt niet eindeloos blijven stilstaan. De covid moet er een beetje naast, en dat maakt het heel zwaar.’ 

Wat doe jij dan om het hoofd boven water te houden? 

‘Nou, wandelen! We hebben veel aan elkaar als collega’s, je ondersteunt elkaar. Als ik aan het begin van mijn dag zie dat ik veel taken heb vraag ik aan een collega, kan je me daarmee helpen? Dat gaat gelukkig altijd, men is bereid. En ook gewoon lief voor mekaar zijn. Ook op de afdelingen. Je waardering uitspreken naar verpleegkundigen. Omdat je ziet hoe zwaar ze het hebben.’ 

De menselijke aandacht.

‘Ja, de menselijke aandacht. Over en weer krijg je daar energie van. En thuis ben ik met mijn gezin bezig. Dus terug naar de basis van samenzijn. Ik heb twee jongens, dus met zijn vieren ’s avonds een film kijken. Tegenwoordig lezen we ook samen, met z’n vieren in een kamer. Ik heb eindeloos tegen mijn kinderen gezegd: pak een boek, ga lezen. Elke keer is de verleiding van de sociale media te sterk. We hebben nu bedacht, dan doen we het met zijn vieren samen, in de kamer, het geeft een mooi soort rust.’

Lezen is ook wandelen voor de geest.

‘Precies! Dan wandelen we voor de geest, da’s mooi gezegd.’ 

Opmerkelijk in jouw cv is dat je mede-initiatiefnemer bent van Een kleine culturele organisatie die het vertellen van verhalen stimuleert, diverse verhalen. Waarom is het verhaal zo belangrijk?

‘Ik kom uit een cultuur van verhalenvertellers, ik ben Berberse van afkomst. Onze cultuur is rijk, maar om politieke redenen is onze taal lang verboden geweest. Onze voorouders hebben zich aangewend om hun geschiedenis door te geven door middel van verhalen. Daarmee ben ik opgegroeid.’ 

Dan kom je op een koude regenachtige dag bij elkaar, maakt een vuurtje, opa en oma verzamelen de kleinkinderen om zich heen en vertellen verhalen terwijl ze noten aan het branden zijn

Het is de oude Marokkaanse orale traditie, verhalen verteld op het dorpsplein?

‘Ik ben pas op mijn tiende naar Nederland gekomen; ik heb ontzettend mooie herinneringen aan de verhalen van mijn opa’s en oma’s. En mijn moeder is ook waanzinnig goed in verhalen vertellen. Dan kom je op een koude regenachtige dag bij elkaar, maakt een vuurtje, opa en oma verzamelen de kleinkinderen om zich heen en vertellen verhalen terwijl ze noten aan het branden zijn. Verhalen zijn een mooie expressie van gevoel.’ 

En van levenswijsheid, denk ik

‘Het is een ander soort kennis, een ander soort inspiratie, op een ander niveau voelen en nadenken.’ 

Wat is het mooiste verhaal dat je kent? 

‘Nou, ik ben nu… ik weet niet of het het mooiste verhaal is dat ik ken, maar ik ben nu bezig met Forty Rules of Love, van Elif Shafak, dat kan ik aanraden. Dat is een heel mooi boek over liefde en uitdrukking geven aan liefde, maar ook over de vrije geest, hoe je dicht bij jezelf blijft. Ik zoek een van die regels op.’ 

Ben je zelf ook een verhalenverteller geworden? 

‘Zeker niet zo goed als mijn opa en oma’s en mijn moeder. Maar ik schrijf weleens verhalen op van patiënten die me raken. Bijvoorbeeld het verhaal van iemand die niet mijn patiënt was, maar de echtgenoot van een patiënte van mij. Hij had een ernstige ziekte waar hij uiteindelijk niet langer mee kon leven. Ik had dienst op 27 december, hij had zich op laten nemen voor palliatieve zorg, want hij zag het leven niet meer zitten. Dat was een confrontatie, want ik vond hem een indrukwekkende man, we hadden samen met zijn vrouw indrukwekkende gesprekken. Zo was hij een bekende geworden in de loop der jaren. Ik was er niet op voorbereid.’

Hij wilde dood? 

‘Ja, hij wilde dood. Ik schrok, maar hij pakte mijn hand vast, en zei: “Het is goed zo. Ik ben blij dat jij het bent.” Ik vroeg, wat zou je nu nog wensen? Hij zei: "Ik zou wensen dat ik een loempia kon eten." Dat vond ik indrukwekkend, als het einde van het leven daar is, wens je iets simpels, iets basaals.’

‘Zijn zoon was erbij. Ik zei: dit is een wens die gerealiseerd kan worden, want er zijn hier vlakbij voldoende tokootjes waar je een loempia kan halen. Hij zei toen: "Nee, nee, het is goed. Want ook daar heb ik afscheid van genomen."’ 

Ja, dat is een verhaal.

‘Uit het echte leven.’

Je wilde me een van de veertig regels uit de roman van laten lezen… 

‘No matter who we are, or where we live, deep inside we all feel incomplete. It’s like we have lost something and need to get it back. Just what that something is, most of us never find out. And of those who do, even fewer manage to go out and look Dat zet je wel aan het denken.’ 

Er zijn mensen die vinden dat het vertellen van een verhaal, het levensverhaal of een persoonlijk verhaal ook in de zorg een plek zou moeten hebben. 

‘Zeker, helemaal eens! Vanuit het oogpunt van de patiënt hoor je vaak: ik ben maar een nummer. Dan denk ik, je moest eens weten.’ 

Het is iets moois dat iemand naar je toe komt met zijn pijn en vertrouwen in je legt en vraagt: kun je me helpen?

Hoe bedoel je? 

‘Ze zijn verre van nummers. Je draagt hun verhaal met je mee. En je doet je uiterste best voor ze. Met liefde. Je voelt je ook verantwoordelijk. Het is iets moois dat iemand naar je toe komt met zijn pijn en vertrouwen in je legt en vraagt: kun je me helpen. Dat is iets unieks, dat besef je als dokter heel goed. Je wil dat vertrouwen niet beschamen.’

Dat gaat over onze fundamentele afhankelijkheid als mens.

‘Ja, daar probeer je op een kostbare manier mee om te gaan.’ 

Kan het functioneel zijn om patiënten de ruimte te bieden om hun verhaal te vertellen?

‘Zeker. De spreekkamer van de dokter is ook bijzonder. Het is een free judgement zone. Je kan daar alles kwijt over jezelf, je kwetsbaarheden, je pijn, je angsten, je lijden, je eigenaardigheden, alles. En het blijft daar. Zonder oordeel. Dat is een mooi vertrekpunt, een eerlijk gesprek, van beide kanten. De patiënt kan zich in al zijn naaktheid kwetsbaar opstellen en voor de arts is het een voorrecht dat je iets voor die persoon mag betekenen. Maar hoe zie jij dan de functie van het verhaal in de zorg?’

We leven in een samenleving waarbij we de ene keer iets mogen, dan weer iets minder. We worden op onszelf teruggeworpen

Het verhaal als iets wat voorbijgaat aan de klacht alleen, de pijn alleen. Die is altijd ingebed in een grotere context, het verhaal van het leven van iemand. 

‘Het is nooit de klacht alleen, het komt ergens uit voort. Het is verbonden met andere aspecten van het leven. In deze covid-tijd zie je vaker mensen met angsten. We leven in een samenleving waarbij we de ene keer iets mogen, dan weer iets minder. We worden op onszelf teruggeworpen. Ik heb een gezin waar ik op terug kan vallen, als ik de deur van mijn huis opendoe, komen mijn kinderen en mijn man me tegemoet, maar dat kan niet iedereen. Dat besef je ook, wat de maatregelen met mensen doen. Het werkt ook op de geest. Sommigen kunnen daar niet mee omgaan, dat uit zich in lichamelijke klachten die je terugkrijgt in de spreekkamer.’

Het beleid van de overheid is erop gericht om de zorg niet om te laten vallen. Jij hebt gewerkt in een ziekenhuis dat om is gevallen, het Zuiderzeeziekenhuis. Die ervaring is nog vers?

‘Het was heftig. In de aanloop naar het faillissement is er veel gebeurd. Het ziekenhuis had te kampen met financiële tekorten en dat had z’n weerslag op het personeel. We hadden minder mankracht, werkten met kleinere groepen terwijl de belasting even groot was of zelfs nog groter. Dat doet een beroep op het zorgpersoneel. Door de jaren heen vielen mensen een voor een uit. Bepaalde zorgprocessen konden geen doorgang vinden.’

Een nachtmerrie?

‘Het was geen leuke periode. De intensive care konden we niet voldoende draaiende houden omdat we onvoldoende intensivisten hadden. Als internist moest ik vaak zelf de ic bemannen. Met een intensivist op afstand die je kon raadplegen. Vervolgens werden intensivisten ingehuurd maar die rekenden af per uur, dus dat was weer een gigantische kostenpost voor het ziekenhuis. Op een gegeven moment kwam de verloskunde in het gedrang, kwam de kindergeneeskunde in het gedrang. Als dominostenen viel het achter mekaar weg, en dat leidde uiteindelijk tot een faillissement; want het was gigantisch duur om de mensen te vervangen die burn-out waren geraakt of vertrokken waren. We kwamen in een vicieuze cirkel terecht waar het ziekenhuis niet uit kwam.’

Dan ben je dus akkoord met de huidige harde lockdown, als een poging om de zorg in de ziekenhuizen te waarborgen?

‘Ik snap het, want ik heb aan den lijve ervaren hoe het is als de zorg in moeilijkheden komt. Dat is geen illusie, het is keiharde werkelijkheid. Je moet ervoor waken dat verpleegkundigen het te zwaar vinden, en denken: ik heb er weliswaar voor gekozen, maar dit is me gewoon te zwaar. De prijs is te hoog en ze vertrekken. Als dat eenmaal begint is het niet meer te stoppen. Dus ik begrijp het zeker wel.’

‘Tegelijkertijd vind ik het droevig voor de horeca, en voor andere ondernemers. Voor hen is het pijnlijk en verdrietig. Dat gaat me ook aan het hart. Er zijn geen winnaars. Je probeert met zijn allen dit te overleven en erdoorheen te komen.’

Over angsten gesproken, jullie waren bang en zijn dat nog steeds, denk ik, voor de noodzaak van triage. Dat is een mooi woord voor de keuze welke patiënten je wel behandelt en welke niet. Waarom is dat zo angstaanjagend? 

’Als dokter ben je opgeleid om mensen te genezen. Je bent niet opgeleid om te kiezen tussen levens.’

Wil dat niet zeggen dat we dat als samenleving niet kunnen? 

‘Het gaat om de keuze voor wie het verstandig is om een intensivecare-periode door te komen; en hoe ga je eruit komen als je eenmaal op de ic bent geweest.’ 

Wat kan leiden tot het advies om het niet te doen, en daarmee de dood te accepteren?

‘Jazeker, en dat gebeurt ook wel. Dus dat kunnen we wel. Het gaat in samenspraak met de patiënten. Als je uitlegt dat het gezien de leeftijd, en de situatie en de andere ziektes, en de lichamelijke conditie niet verstandig is… dat vind ik een van de mooiste dingen in Nederland, dat daarover gesproken kan worden. Mensen hebben er vaak zelf al over nagedacht. Ze geven aan dat het voor hen goed is. Ze vinden de kwaliteit van leven belangrijk, dus als ze levend maar als een plantje van de ic komen, dan hoeft dat voor hen niet meer. Want ze houden van wandelen, of zeilen. Als ze dat niet meer kunnen doen en ze hebben een goed leven gehad, dan is het goed zo.’

Kom je dat vaak tegen nu? 

‘Jazeker, ja.’ 

Je wordt er dagelijks met de dood geconfronteerd. Het maakt me als mens bewuster hoe je je leven leeft

Mijn indruk is dat we de neiging hebben om de dood ten koste van elke prijs uit te willen blijven stellen. 

‘Je hebt gelijk dat we daarover vaker in de maatschappij moeten discussiëren. De dood is onderdeel van het leven. In ziekenhuizen is het een steeds normaler gesprek aan het worden. Als we mensen opnemen moet je altijd geregeld hebben hoe uitgebreid de behandeling wordt. Je moet weten of je zo iemand moet reanimeren en naar de ic moet sturen voor beademing. Dat hebben we altijd besproken voordat hij op de afdeling komt. Dokters worden er ook steeds beter op getraind om dat gesprek aan te gaan met patiënten en familie. We hebben een palliatief team dat mensen daarin ondersteunt, geestelijke verzorgers, maatschappelijk werkers. En een palliatieve dokter die vaker de verbinding zoekt met verpleeghuizen om in een eerdere fase te bespreken hoe haalbaar het is om patiënten steeds maar in te sturen voor opnames in het ziekenhuis. Wat is de wens van de patiënt? Wat heeft hij eraan? Heb je hem de tijd gegund om erover na te denken?’

De dood doet mee, zeg je. Ben je er in de loop van je werkzame leven op goede voet mee komen te staan?

‘Dat denk ik wel. Je wordt er dagelijks mee geconfronteerd. Het maakt me als mens bewuster hoe je je leven leeft. Welke contacten je onderhoudt, wat voor waarde je eraan hecht en wat je bereid bent te investeren. Welke keuzes maak je? Het maakt je bewuster, omdat je weet dat het kan. De dood is niet ver weg, de dood is dichtbij. Het kan elke dag zover zijn en dan is het mooi als je terug kan kijken op een leven waar je geen spijt van hebt, dus het maakt je ook scherper in hoe je je keuzes maakt.’ 

Luister verder