Verzet tegen racisme is groter dan de angst voor het virus

Vandaag trappen we een serie hoopvolle columns op De Correspondent af. De redactie vroeg mij en X anderen: wat maakt jou hoopvol voor 2021? Ik ben hoopvol over iedereen die zich uitspreekt tegen onrecht.
Aan het einde van het verschrikkelijke jaar dat zich 2020 noemt, kreeg ik de vraag waar ik hoopvol over ben voor 2021. Die vraag bleef lang in mijn hoofd hangen. Hoopvol voor 2021? Was ik dat?
Begin juni 2020 nam ik deel aan het Black Lives Matter-protest in Rotterdam. De maanden ervoor was ik mijn eigen wijk niet uitgekomen uit angst voor het virus. Maar mij verzetten tegen racisme vond ik belangrijker. En ik bleek niet de enige te zijn.
Voordat het protest begon, stond ik aan het begin van de Erasmusbrug te wachten op een vriendin. De menigte werd groter en groter, mijn nervositeit daarmee ook. Blijkbaar had de oproep tot protesteren zo veel mensen bereikt. Duizenden Rotterdammers waren met spandoeken en borden vol leuzen naar de brug afgereisd om op te staan tegen racisme. Het was alsof ik vanaf de Euromast naar de hele stad keek, ik kon niet bevatten dat er zo veel mensen op de brug stonden.
Het signaal was duidelijk: het verzet tegen racisme was groter dan de angst voor het virus. Terwijl de eerste sprekers het protest openden, voelde ik de nervositeit die zich in mijn lichaam bevond transformeren in een vlam en begon ik mee te roepen met de leuzen.
Het signaal was duidelijk: het verzet tegen racisme was groter dan de angst voor het virus
Op andere vlakken zie ik dat verzet ook terugkomen. De transgender gemeenschap protesteert al decennialang tegen geweld tegen en marginalisatie van trans personen – een geïnstitutionaliseerd probleem, zoals blijkt uit de transgenderwet.
Een overheid die bijdraagt aan marginaliseren is een overheid die haar werk niet goed doet. Toch is dat wat er gebeurde in Nederland. Tot 2014 gold hier een transgenderwet, die eisen stelde als je je geslachtsaanduiding wilde veranderen: aanpassing van het lichaam aan de gekozen genderidentiteit en een onomkeerbare sterilisatie. Deze vereisten gelden gelukkig niet langer.
Het leed dat de overheid met de wet heeft veroorzaakt, is minder makkelijk te schrappen. In 2019 stelde het Transgendercollectief de staat aansprakelijk en verlangde onder andere excuses voor al dat leed. En in november 2020 was het moment dan daar: het kabinet erkende het veroorzaakte leed, maakte excuses en stelde een financiële tegemoetkomingsregeling in.
Het verzet tegen de marginalisatie was er niet voor niets. Officiële excuses en erkenning zijn de eerste stap voor de heling die de trans gemeenschap verdient en nodig heeft.
Ook op kleinere schaal zie ik verzet en strijd. Sinds vorig jaar is mijn zusje, een cisgender heteroseksuele vrouw van 26, een van de begeleiders bij de lokale Jong & Out-factie in de stad waar ze lesgeeft. Vroeger had ik zelf niemand die mij steunde, en mijn zusje hoopt dat recht te trekken door de LHBT+-jongeren van nu die steun nodig hebben te helpen.
Ze heeft op haar eigen school contact met LHBT+-leerlingen. En samen met andere begeleiders organiseerde ze een digitale pubquiz voor alle LHBT+-jongeren die aangesloten zijn bij de Jong & Out-factie zodat zij zich minder eenzaam voelen – die groep voelt de gevolgen van de pandemie harder dan leeftijdgenoten.*
Dus ja, ik ben hoopvol voor 2021. Ik ben hoopvol omdat mensen zich uitspreken tegen onrecht en anderen aanspreken op onacceptabel gedrag. Omdat mensen de politiek en organisaties verantwoordelijk houden voor hun acties en uitspraken en tegen onrecht ageren. Omdat mensen strijden voor een betere en gelijkwaardigere wereld.