Mocht het je ontgaan zijn: Donald Trump is voorgoed van Twitter verbannen nadat zijn volgelingen, opgehitst door zijn tweets en video’s, het Capitool bestormden. Zijn nieuwe kanaal du jour, het sociale platform Parler, werd vervolgens door Google en Apple geweerd uit hun app-stores. Ook platforms als Facebook, Reddit en YouTube gooiden de toenmalige president (tijdelijk) in de ban. 

Voor de hele wereld werd in één klap zichtbaar hoe groot de (politieke) macht is van de CEO’s van grote technologiebedrijven als Twitter en Apple. Nieuw is deze macht natuurlijk niet. Platforms maakten afgelopen decennia aan de lopende band keuzes met verregaande invloed op de informatievoorziening, vrijheid van meningsuiting, taal, schoonheidsidealen en ga zo maar door. Een lawine aan analyses en columns volgde. Zijn Facebook en Twitter verantwoordelijk voor de bestorming van het Capitool? Hadden Mark Zuckerberg en Jack Dorsey eerder moeten ingrijpen? Wat voor richtlijnen zijn er nodig, en wie moet die opstellen, om de verspreiding van haatzaaiende berichten en desinformatie tegen te gaan?

Goed nieuws, zou je denken, dat het gesprek nu zo breed wordt gevoerd. Maar ik merkte dat ik met elke analyse die ik las, minder begreep van het desinformatievraagstuk en de rol van sociale platforms. 

In de discussies rondom sociale media gaat het namelijk altijd over wat er allemaal niet moet plaatsvinden. We willen er geen nepnieuws, geen trollen, geen met botox volgespoten influencers, geen haatzaaiende berichten, geen livevideo’s van misdaden. Sterker nog: we wijzen graag naar Big Tech als de veroorzaker van onze grote maatschappelijke problemen, van depressie tot mislukte staatsgreep.  

Wat is eigenlijk het doel van sociale platforms?

Twee aannames liggen ten grondslag aan deze discussies over wat er allemaal misgaat op sociale media. Enerzijds dat technologieën ‘neutraal’ zouden zijn. De oprichters van Facebook en Twitter zijn aanhanger van dit idee. Zij zien hun platforms slechts als tools waar de gebruikers invulling aan geven. Daarmee gaan ze voorbij aan het feit dat technologie altijd door mensen gemaakt wordt, met een bedoeling. Er ligt dus altijd een keuze aan ten grondslag, en daarmee ook een waarde, opvatting of een doel.

Gelegenheidscritici van sociale platforms nemen het frame dat de sociale platforms neutraal zijn over, en blijven daarom in cirkels redeneren over regels en richtlijnen die ellende op de sociale platforms moet bestrijden. Daarmee verliezen zij ook uit het oog dat precies dezelfde mechanismen die zij bekritiseren, zoals het algoritme of de like-knop, ook geweldige ontwikkelingen hebben voortgebracht, zoals de MeToo-beweging.

In het verlengde hiervan ligt een tweede aanname, uitvoerig beschreven door Evgeny Morozov in het To Save Everything, Click Here. Ondernemers in Silicon Valley, betoogt Morozov, presenteren hun producten vol bravoure als ‘oplossing’. Maar welk probleem de technologie oplost, blijft vaag. Door ons te richten op de negatieve kanten van sociale media, zonder ons af te vragen welk probleem sociale platforms eigenlijk oplossen, ofwel wat de bedoeling is van sociale media, komen we niet tot de kern van het probleem.

Dus, wat is eigenlijk het doel van Twitter en Facebook? Waartoe zijn deze bedrijven op aarde? De missie van Twitter is: ‘to give everyone the power to create and share ideas and information instantly without barriers’. En Facebook is er ‘to give people the power to build community and bring the world closer together’.

Beide missiestatements geven geen antwoord op de vraag: waarom? Waarom wordt de wereld een betere plek als iedereen vrij ideeën kan delen, en iedereen online gemeenschappen kan vormen? Het voelt goed; een vrij gesprek, de mensheid verbonden door online gemeenschappen. Maar welk probleem lost dit op? Als je die vragen beantwoordt, is een discussie over wie welke richtlijnen en regels moet opstellen om ellende te voorkomen overbodig, omdat dan duidelijk is wat het doel is van het platform, waar alle keuzes logisch uit voortvloeien. 

Dus: hoe zou een waardevol sociaal platform eruit kunnen zien? 

Stel, we bedenken een nieuw sociaal platform dat net als Twitter erop gericht is om ideeën te delen. Bijvoorbeeld omdat we ervan overtuigd zijn dat het uitwisselen van uiteenlopende ideeën nieuwe inzichten oplevert waar de hele samenleving van profiteert.

Vervolgens moeten we formuleren wat we ‘goede’ ideeën vinden, waarmee ik niet de inhoud van de ideeën bedoel, maar de standaard waaraan ze moeten voldoen. Bijvoorbeeld: onderbouwing. Hoe zorgen we ervoor dat mensen met goed onderbouwde ideeën een microfoon krijgen?

We zouden, zoals Sinan Aral in zijn The Hype Machine voorstelt, de like-knop kunnen vervangen voor een ‘betrouwbaar-knop’, of ‘kennis-knop’. De reputatie van influencers wordt vervolgens niet bepaald door populariteit, maar door wat ze ons leren en de betrouwbaarheid van de bronnen die zij delen. 

En hoe zorgen we ervoor dat die verschillende ideeën dusdanig met elkaar in aanraking komen dat er een gezonde dialoog ontstaat? De non-profit organisatie wat digitale ontmoetingsplekken kunnen leren van publieke ruimtes zoals parken, bibliotheken of pleinen.

Succesvolle publieke ruimtes:

  • ontwikkelen sociale activiteiten die verschillende groepen mensen naar de plek trekken;
  • geven aan wat voor soort gedrag verwacht wordt in de ruimte (denk aan verkeersborden, maar bijvoorbeeld ook de hierboven beschreven betrouwbaar-knop);
  • zorgen ervoor dat zij voor iedereen fysiek toegankelijk zijn, en zijn aantrekkelijk voor verschillende groepen mensen;
  • ontwerpen de publieke ruimte met de mensen die er gebruik van maken. 

Toen ik dit zo las, deed dit me denken aan het online platform waar ik zelf voor werk. Ook bij De Correspondent proberen we online activiteiten te organiseren voor verschillende groepen mensen (zoals het gesprek onder artikelen, of We geven aan wat voor soort gedrag verwacht wordt (zie de richtlijnen voor onze en wat voor soort kennis we waardevol vinden door leden met En achter de schermen denken we na over hoe we onze journalistiek toegankelijk kunnen maken voor bijvoorbeeld verschillende taalniveaus. Tot slot betrekken we onze leden actief bij onze journalistiek en bij het maken van

Nu ben ik benieuwd: ken jij andere voorbeelden van online platforms met een duidelijk (maatschappelijk) doel waar Twitter, Facebook (en ook De Correspondent) van kunnen leren? Ik hoor graag van je!