Stefan de Vrij: een voetbalanalist die toevallig ook nog eens vreselijk goed kan voetballen
Stefan de Vrij (29) is een van de beste verdedigers ter wereld. Als je hem ziet voetballen, lijkt het spel simpel. Maar achter al het ogenschijnlijke gemak gaan uren studie schuil. En continue alertheid: elke honderdste van een seconde kan fataal zijn.
Het is maandagochtend drie minuten voor tien als op het scherm van de iPhone van Loran Vrielink de naam van Stefan de Vrij oplicht.
De Vrij (29) is verdediger van Internazionale en het Nederlands elftal, Vrielink (29) is een gymleraar, voetbaltrainer, en oprichter van het bedrijf Tactalyse, waarmee hij ambitieuze profvoetballers privélessen tactiek geeft.
Zijn businessmodel berust op een simpele maar wilde these: dat professionele voetbalclubs helemaal niet zo professioneel zijn. Trainers, denkt Vrielink, hebben niet genoeg tijd om spelers individueel te begeleiden. En hoe kunnen ze hen dan beter maken?
Een groeiend klantenbestand van erg goede voetballers is dat met hem eens. Zij huren Vrielink in om in detail hun spel te analyseren, en in online sessies te bespreken. Prominentste van hen: Stefan de Vrij.
Sinds dit seizoen nemen De Vrij en Vrielink één of twee keer per week via FaceTime tientallen clipjes van De Vrijs laatste wedstrijd door. Deze maandagochtend op het menu: Nederland-Engeland van drie dagen eerder.
De Vrij ligt op bed in zijn hotelkamer in Genève, waar hij die avond met het Nederlands elftal de vriendschappelijke wedstrijd tegen Portugal speelt; Vrielink zit onder het systeemplafond van zijn kantoor op een industrieterrein in het zuidwesten van de stad Groningen.
In de sessie van 58 minuten die volgt – en uit de 43 clips die ze afspelen, bespreken, terugspoelen, en weer bespreken – blijkt op welk detailniveau voetbal op het hoogste niveau wordt gespeeld. Vrielink en De Vrij kijken naar dezelfde interland als ieder ander, maar zien totaal andere dingen.
Een stapje naar links richting de Engelse spits Marcus Rashford, een wijzende arm naar Virgil van Dijk, een duwtje in de zij van Raheem Sterling, een blik over zijn rechterschouder richting Matthijs de Ligt: het is allemaal doordacht gedrag. Maar als je er niet van tevoren over was gebriefd, had je het nooit waargenomen.
Hun werk aan deze details heeft een grappig effect, dat typisch is voor De Vrijs carrière: omdat hij aan zulke details werkt, gaat het spel hem makkelijker af. En omdat het spel hem makkelijker af gaat, lijkt het net alsof hij er weinig voor hoeft te doen.
De Vrij is een voetballende zinsbegoocheling – zelfs voor de mensen die dagelijks met hem werken. ‘Ook bij Lazio zeggen ze weleens: dat was een makkelijk potje hè?’ zegt De Vrij later. ‘Weet je, ik ga er niet eens meer tegenin.’
Een negentig minuten durende zoektocht naar fracties van seconden
Centraal thema van de FaceTime-sessie is één zo’n verborgen kwaliteit van De Vrij: zijn vermogen om informatie te vergaren.
Kennis is macht, ook op het voetbalveld, en dus is het zaak om informatie in te winnen. Dat doe je door om je heen te kijken: wie staat waar, wie beweegt waar naartoe? Hoe beter je overzicht, hoe beter je jezelf kunt positioneren. Goede verdedigers onderscheiden zich van slechte verdedigers door te weten wanneer ze kunnen kijken.
Je moet niet kijken als de tegenstander de bal ‘speelklaar’ heeft: bal aan de voet, blik omhoog, klaar om de bal een andere richting op te spelen. Wanneer je wel kunt kijken: van het moment dat de bal de voet verlaat, tot het moment dat diens medespeler de bal heeft gecontroleerd. Als de bal dus niet speelklaar is.
Het gaat om honderdsten van seconden – en een oplettende verdediger gebruikt deze kostbare tijd
Het gaat om honderdsten van seconden – en een oplettende verdediger gebruikt deze kostbare tijd. Door met een blik over zijn schouder (‘headcheck’) een snapshot te maken van het speelveld; door een medespeler met een gebaar te coachen om enkele meters op te schuiven; door een paar stappen naar voren of naar achteren te zetten, om de ruimte voor de tegenstander te verkleinen.
En De Vrij, zegt Vrielink, is een meester in het herkennen van de juiste passes om informatie in te winnen. Als je goed oplet, dit EK, dan zul je het zien: zelden verspeelt hij een kans om om zich heen te kijken.
Fragment na fragment uit Nederland-Engeland komt voorbij waarin hij die fracties winst pakt. Bal wordt gespeeld: De Vrij maakt een headcheck. Bal wordt naar achteren gespeeld: De Vrij zet stappen naar voren. Lange horizontale pass van de Engelsen (meer tijd): headcheck én coachen.
Niets van dit alles – het herkennen van het moment, de headchecks, het coachen – is op zichzelf moeilijk. Wel moeilijk: dit tegelijkertijd te doen. Nog moeilijker (en hondsvermoeiend): dit negentig minuten lang doen. Elke speler laat het wel een keer na. Ook De Vrij.
‘En dan’, zegt De Vrij, ‘kan er uit het niets gevaar ontstaan.’
Zoals gebeurt in de 30ste minuut.
Een voetballer die zijn eigen plaats delict onderzoekt
Als Engelands rechtsback Kieran Trippier de bal ontvangt, stapt Nederlands linksback Patrick van Aanholt naar hem toe.
Van Aanholts stap heeft een kettingreactie tot gevolg, met als resultaat dat Van Aanholt, Virgil van Dijk, De Vrij en Kevin Strootman met zijn vieren twee man dekken. Erger: er is een gapend gat ontstaan in het hart van de Nederlandse verdediging, klaar om door de Engelsen benut te worden.
Wat anderen verkeerd deden, doet er even niet toe. Het gaat Vrielink en De Vrij om wat De Vrij doet – en wat De Vrij had moeten doen.
De Vrij: ‘Damn, ik herken dat soort momenten nog niet in de wedstrijd. Zo van: o, we zijn veel te ver opgeschoven [naar links].’
Vrielink: ‘Hoe komt dat?’
De Vrij: ‘Te veel op de bal gefocust?’
Vrielink: ‘Kijk het filmpje maar.’
De Vrij, beteuterd: ‘Shit, ik kijk alleen maar naar de bal.’
Ball watching – een beginnersfout.
De Vrij is een beetje te streng voor zichzelf. Op 8 seconden maakt hij een headcheck naar links. ‘Dus dat moment zit wel in je hersenen’, zegt Vrielink. ‘Heel goed. Maar daarvóór zie je dat je alleen maar naar de bal kijkt.’
Wat betekent dat hij honderdsten van seconden verspeelde. Tijd waarin hij een ‘foto’ had kunnen maken, tijd waarin hij iets nuttigs had kunnen doen. Niet te ver naar links schuiven; of De Ligt en Hans Hateboer op tijd kunnen coachen, zodat het gat in de verdediging niet ontstaat.
Het valt niet op, maar hij helpt er de hele ploeg mee
De Engelse aanval mondt overigens uit in niets. Maar zo behandelt De Vrij hem niet. Zijn toon is als die van een forensisch onderzoeker op een plaats delict. ‘Dit… had… fout kunnen gaan’, hakkelt hij als hij de video terugkijkt.
‘Het mooie aan Stefan’, zegt Vrielink als de sessie voorbij is, ‘is hoe vaak hij dit wél goed doet. Het valt niet op, maar met al die kleine dingetjes helpt hij de hele ploeg.’
Een bedrieglijk matige voetballer
Dit is vrij typisch voor De Vrij. Om zijn kwaliteiten te zien, moet je heel precies kijken. Zijn tekortkomingen zie je zo.
De Vrij is niet bijzonder snel, niet bijzonder sterk, en niet bijzonder wendbaar. Hij tackelt vrij weinig, beukt zijn tegenstander niet omver, en wint geen spectaculaire kopduels. Hij schiet zelden en hij scoort vrijwel nooit – zo was het al in zijn jeugd.
Elk jaar kwam hij in aanmerking om af te vallen uit de jeugdopleiding van Feyenoord. Carrièrekansen kreeg hij vooral omdat concurrenten transfers maakten of geblesseerd raakten.* Zijn open, vriendelijke gezicht – inmiddels wat verharder en bebaarder – kwam ook al niet overeen met het clichébeeld van de sloper van spitsen. Zijn toenmalige trainer Ronald Koeman vond hem ‘te lief’ – De Vrij moest ‘meedogenlozer’ worden.
De Vrij wilde gewoon De Vrij zijn. ‘Ik ben gewoon niet zo’n fysieke verdediger, zo’n speler die vier of vijf fantastische slidings per wedstrijd maakt, en dat dan iedereen denkt: zo, die heeft goed gespeeld. En die ga ik nooit worden.’
Hij moest zich telkens bij trainers bewijzen; vaak wilden ze wat aan hem veranderen. Maar een andere voetballer worden, wilde hij niet. Zijn respons op de kritiek was om die kritiek te negeren en in plaats daarvan zijn subtiele en misleidende kwaliteiten juist verder te ontwikkelen.
Hij werd geen sloper van aanvallers, maar sloper van aanvallen.
Ontwikkeling als belangrijkste waarde in het leven
‘Iedereen heeft zijn eigen waarden in het leven’, zegt De Vrij. ‘Voor de een is het liefde, voor de ander gezondheid of respect. Bij mij staat ontwikkeling hoog in het vaandel. Iets nieuws onder de knie krijgen, daar haal ik de meeste voldoening uit.’
Zo bleek al vanaf jonge leeftijd. Als atheneumleerling op het Thorbeckelyceum in Rotterdam excelleerde De Vrij. ‘Toen ik een keer een onvoldoende haalde, was er een soort opluchting in de klas. Zo van: Stefan heeft ook een keer een onvoldoende.’
Op school ervoer hij het plezier van het leren; op de jeugdopleiding stond leren minder centraal. Daar was het: gewoon voetballen. Hij wilde méér – hij wilde niet alleen maar voetbal spelen en trainen, hij wilde voetbal leren. Hij wilde – en wil – een voorsprong pakken op andere spelers.
En dus investeerde hij in zichzelf. Hij deed – buiten de club – aan krachttraining, nam een mental coach, haalde een diploma in neurolinguïstisch programmeren. En hij zocht hulp om zich beter te leren concentreren – bij Wim ‘The Iceman’ Hof – waar hij op een zaterdag twee jaar geleden aanbelde voor een workshop.
‘Ik kom voor de workshop’, zei De Vrij.
‘Een workshop? Die is morgen.’
‘Ik dacht vandaag… Kan het niet ook vandaag?’
‘Nee’, zei Hof. ‘Maar kom anders morgen. Dat wordt bijzonder. Er is dan ook een speler van het Nederlands elftal bij, Stefan de Vrij.’
Hof leek er trots op.
‘Maar... ik bén Stefan de Vrij.’
Waarop ze een prima gesprek hadden. Maar de sessie kon niet doorgaan. Hof had niet genoeg ijs in de vriezer voor zijn fameuze ijsbad. De volgende dag ging de sessie ook niet door – Hof had niet het juiste gevoel. (De Vrij: ‘Hij is een beetje een spiritueel persoon. Hij moet klaar zijn voor zo’n sessie.’)
Iedereen heeft zijn eigen waarden in het leven. Voor de een is liefde, voor de ander is gezondheid de belangrijkste waarde. Voor mij is dat ontwikkeling
Maar het goede gesprek met Hof overtuigde De Vrij. Drie uur voor elke wedstrijd ademhalingsoefeningen via Hofs Innerfire-app. Dertig keer diep in- en uitademen, gevolgd door twee keer zo lang mogelijk zijn adem inhouden, om in de juiste concentratie te komen. (‘Mijn kamergenoot, Luis Nani, vindt me dan wel een beetje raar.’)
Op al deze terreinen – terreinen náást het veld – verbeterde De Vrij zich. Later wilde hij zich ook verbeteren óp het veld. De Vrij was de hongerige leerling die meer stof wilde. Zijn trainers en assistent-trainers waren de docenten die daar geen tijd voor hadden. Te veel spelers, te weinig tijd.
En dus was het een kwestie van tijd voordat De Vrij ging samenwerken met Loran Vrielink.
Een theoretisch onmogelijk gat in de markt
Vrielink vond in 2016 een beroep uit: tactiekconsultant voor profvoetballers.
Nadat hij afstudeerde aan de alo, als docent lichamelijk opvoeding, volgde hij in Barcelona een privécursus voetbalcoaching. Daar vatte hij het plan op om consultant voor profspelers te worden.
Hij wist immers dat clubs hun geld liever in spelers steken dan in trainers. Op selecties van twintig man staan doorgaans één trainer en twee assistenten met chronisch tijdgebrek. Veel tijd voor intensieve een-op-een-coaching is er dan niet.
Maar hoe kwam hij aan klanten? In 2016 begon hij spelers te cold callen via Facebook en Instagram. Hij bood ze een gratis analyse aan van hun spel – zodat ze konden zien wat ze aan hem konden hebben. Mark Diemers, destijds aanvoerder van De Graafschap, was nieuwsgierig, en werd zijn eerste klant.
Als trainers geen tijd hebben voor individuele begeleiding – hoe kunnen spelers dan beter worden?
Inmiddels is hij doorgedrongen tot de elitecategorie – internationals Leroy Fer, Joël Veltman en Wesley Hoedt horen tot zijn klanten, net als ex-international Jetro Willems en oud-Ajacied Mike van der Hoorn.
Het leerde Vrielink iets. Hij had verwacht dat zijn klandizie zou bestaan uit ambitieuze spelers van relatief kleine clubs. Maar, zo bleek, ook bij grote clubs, waar tijd en geld geen belemmering zouden moeten vormen, voelen spelers een tekort aan tactische begeleiding.
‘We zouden eigenlijk helemaal niet moeten bestaan’, zegt Vrielink. Profclubs zouden alles uit de kast moeten halen om hun spelers beter te maken. Wat bij hem een vraag opwerpt. ‘Als trainers geen tijd hebben voor individuele begeleiding – hoe kunnen spelers dan beter worden?’ En als je ze wél begeleidt: hoeveel beter zouden ze dan wel niet kunnen worden?
En toevallig liep er in Rome een speler rond die zichzelf precies die vraag stelde.
Het denkwerk achter een paar procentpunten extra passpercentage
De samenwerking tussen Vrielink en De Vrij moet een of ander hoogtepunt in de geschiedenis van het kapitalisme zijn. Zelden stuitte een dergelijk nicheproduct op zo’n enthousiaste afnemer; zelden was er zo’n ster zo enthousiast over het werk van zo’n nobody.
Het strekt verder dan de twee videosessies per week. De Vrij neemt Vrielink niet mee het voetbalveld op, maar vermoedelijk alleen omdat de regels dat niet toestaan. In plaats daarvan neemt hij Vrielink in geschreven vorm mee. In zijn portemonnee zit een netjes gevouwen papiertje met enkele spelprincipes, dat hij voor elke wedstrijd doorleest.
De Vrij merkt dat hij bewuster – en beter – voetbalt dan ooit. Het is niet alleen zijn gevoel, ook enkele statistieken onderschrijven dit.
Zo ging zijn percentage aangekomen passes in enkele seizoenen met 8 procentpunten omhoog - van 86 procent naar 94 procent. Volgens De Vrij het gevolg van verbeterd vrijlopen als een ploeggenoot de bal heeft.
Voor elke wedstrijd kijkt De Vrij op een keurig gevouwen tactiekspiekbriefje
Ook maakt hij minder tackles – het gevolg van het verbeterde kijkgedrag: het spotten van fracties van seconden om zich beter te positioneren ten opzichte van tegenstanders.
Opvallender: hij scoort goals. In seizoen 2017/18, onder Vrielinks vleugels, maakte De Vrij er zeven.* Geen toeval: ze hebben aandacht besteed aan zijn ‘looplijnen’ bij vrije trappen en corners. Zie de goal die hij scoorde tegen Benevento.
Vlak voordat de bal wordt getrapt, zet De Vrij een snelle stap naar links, zijn tegenstander meelokkend. Direct daarna stapt hij snel naar rechts, in de rug van de tegenstander. Zijn tegenstander is hem door dit gezigzag één à anderhalve pas kwijt: goal.
‘Met Loran besproken’, zegt De Vrij trots.
De onzin van de beste man van het veld
De kritieken in de krant waren na de wedstrijd tegen Benevento lovend, ‘ook al speelde ik eigenlijk geen topwedstrijd’, zegt De Vrij. Goals vallen nu eenmaal op – goals gebeuren.
De Vrijs kerntaak is juist te voorkomen dat er iets gebeurt – concreet: te voorkomen dat de tegenstander goals maakt. De onspectaculaire manier waarop hij dat doet, en waarop hij zijn ploeggenoten dat helpt te doen, valt doorgaans veel minder op. En veel daarvan is niet in statistieken te vangen.
Daardoor is De Vrij, voor Vrielink, een speler die je een les kan leren over voetbal. Namelijk dat het ongelooflijk moeilijk is om de bijdrage van individuele spelers te beoordelen. De acties aan de bal, dat gaat nog wel. Maar wat spelers doen als ze de bal niet hebben – wat veruit het grootste deel van de tijd is – dat ziet vrijwel niemand.
En toch dwingt het spel tot stellige instantconclusies over iemands presteren. Na Nederland-Engeland hoorde je vaak dat Matthijs de Ligt de beste speler van het veld was geweest. Vrielink vond die instant-analyses maar vreemd. Direct na de wedstrijd al weten wie goed was, wie niet, en zelfs wie de beste is? ‘Dat kan eigenlijk niet, daarvoor moet je de wedstrijd terugkijken.’
Precies dat deed Vrielink. En toen hij de wedstrijd terugkeek, zag hij, onder meer, twee dingen. 1. Waarom Matthijs de Ligt tot beste man van het veld werd uitgeroepen. En 2. Waarom dat toch niet had gemoeten.
Onder punt 1 vielen – vermoedelijk – een dribbel en twee afstandsschoten van De Ligt. Dat zijn acties die het publiek enthousiast maken, maar ondanks De Ligts uitstekende traptechniek, vanaf die afstand vrij kansloos zijn.
Onder punt 2 schaarde hij een aantal momenten waarop De Ligt naar voren ging terwijl hij moest blijven staan, waarop De Ligt geen idee had waar de bal was, en waarop De Ligt buitenspel ophief.
Het leidde niet tot tegengoals, maar dat had wel kunnen gebeuren, in een niet eens zo heel lange kettingreactie van eventuele gebeurtenissen. Vrielink: ‘Ik zeg niet dat De Ligt geen geweldige verdediger is. Dat is hij wel. Maar de beste man van het veld? Dat was hij die dag zeker niet.’
Wie dat dan wel was? Weet hij veel. ‘Dat is nooit goed te zeggen.’ Je hoort hem denken: dat is een vraag voor fans, niet voor professionals.
De ironie van verbetering
Speler van de wedstrijd, dat word je als verdediger zelden, en Stefan de Vrij al helemaal niet.
De ironie van zijn samenwerking met Vrielink is dat het de kans nog verder verkleint. ‘Ik was al nooit een opvallende speler’, zegt De Vrij. ‘Maar door met Loran te werken, en mezelf tactisch te verbeteren, wordt het allemaal nog onopvallender.’
Al dat werk aan de details heeft als doel dat problemen niet eens ontstaan. Niet dat hij ze met flitsende tackles oplost. ‘Als ik goed sta, en geen fouten maak, dan lijkt het makkelijk. Dan oogt mijn spel wel oké. Dat hoor ik vaak: ‘Je doet eigenlijk alles goed, maar ik denk nooit: wauw, die is me even goed.’
Al begint hij ook andere dingen te horen.
Zoals vaker in zijn carrière veranderde het sentiment rondom hem. De keeperstrainer van Lazio, Adalberto Grigioni, een wat oudere man, maakte hem een mooi compliment. ‘Iedereen die naast jou speelt, is opeens goed’, zei hij tegen De Vrij. ‘Zelfs ik zou nog naast je kunnen spelen.’
Iemand was opgevallen hoe onopvallend goed De Vrij was
Binnen het kleine groepje mensen binnen de rijkste clubs die gaan over het lot van de duurste spelers ter wereld, werden De Vrijs subtiele kwaliteiten wel opgemerkt. Na seizoen 2018/19 stapte De Vrij over naar Inter Milaan, een directe concurrent van Lazio, wat De Vrij in het oog van een mediastorm plaatste.
Sinds hij bij Inter zit, werkt De Vrij niet meer met Vrielink. Een effect van coaching: de leerling heeft de leraar niet meer nodig. Al helpt het ook dat De Vrijs nieuwe coach, Antonio Conte, urenlange videosessies houdt met zijn spelers. Conte bekijkt niet alleen wedstrijdbeelden, maar ook beelden van trainingen en beelden van tegenstanders.
‘Heel intensief’, zegt De Vrij.
Ondertussen blijft hij zichzelf analyseren à la Vrielink. Op een zondag begin april 2020 nam hij twee uur de tijd om met mij een van zijn favoriete potjes te analyseren: de met 4-2 gewonnen derby tegen AC Milan. Door het continue heen en weer spoelen kwamen we niet verder dan de 24ste minuut – 24 doelpuntloze en ogenschijnlijk saaie minuten. Maar door De Vrijs ogen is het bijna een thriller.
Op een zeker moment, als Inters middenvelders en aanvallers balbezit hebben op AC Milans helft, en De Vrij rekening moet houden met balverlies van zijn ploeggenoten (in jargon: restverdediging), ziet hij dat zijn communicatie met Milan Škriniar, zijn Slowaakse ploeggenoot, suboptimaal is. Heel eventjes is het onduidelijk wie Zlatan Ibrahimović dekt; Ibracadabra staat net zo ver af van Škriniar als van De Vrij. So what, zou je denken.
Maar niet De Vrij. ‘Hier hebben we het vaak over’, zegt hij. ‘En toch gaat het soms nog fout.’ Een vergelijkbare situatie kostte Inter een goal, uit tegen Fiorentina.
Een beetje meer fysiek spelen, dat mag wel
Een andere scène waar hij langer bij stilstaat, is een duel met Ibrahimović. De Vrij verliest het duel, maar dat deert hem niet. ‘Hij is fysiek zó sterk. Op kracht versla ik hem niet.’ En dat hoeft ook niet; hij hoeft ook geen extra krachttraining te doen om grote spitsen aan te kunnen pakken. Belangrijker is dat hij in hun hoofd kan kruipen. En dat doet hij door iets dat hij recent aan zijn spel toevoegde: gemeen zijn.
De Vrij houdt niet van tackles en overtredingen; gele kaarten zijn een dure prijs om een foutje mee te betalen. Maar een beetje meer fysiek spelen, dat mag wel. ‘Robin van Persie zei me dat eens na een training bij het Nederlands elftal’, zegt hij. ‘Hij zei: als jij mij verdedigt, dan kan ik me altijd focussen op mijn balaanname, want ik weet dat jij het netjes wilt oplossen. Jij geeft me nooit een schop. Andere verdedigers wel, en die gaan in mijn hoofd zitten. Ze zetten me aan het denken, waardoor ik me minder kan concentreren op de balaanname.’
Beroemde spitsen op alle Europese velden voelen nu soms de gevolgen van de wijze les van Robin van Persie. In de 50ste minuut van Juventus-Inter, maart 2020, voelde Cristiano Ronaldo opeens de noppen van Stefan de Vrijs voetbalschoenen heel doordacht op zijn dure, delicate dijbeen landen.
De Portugees ging naar de grond en keek om zich heen – in eerste instantie, zoals altijd, naar de scheidsrechter, om te klagen, en daarna naar de rug van De Vrij, die onschuldige wegjogde, in de wetenschap dat hij de kans dat Ronaldo deze wedstrijd ging scoren, net wat kleiner had gemaakt.
Een versie van dit artikel is eerder gepubliceerd op De Correspondent. Om technische redenen konden wij het label Opnieuw Relevant niet gebruiken. Onder die eerdere versie praatte Stefan de Vrij mee. Lees zijn bijdragen.