Hoe meer aandacht voor oorlogsrecht, hoe gevaarlijker voor burgers, zegt deze onderzoeker
Bij oorlogsrecht denk je al snel aan het beperken van oorlogsgeweld. Maar moderne legers gebruiken de wet steeds meer om juist meer dodelijk geweld toe te passen. Dat wordt gedaan door militair juristen, de juridische frontsoldaten in een oorlog die tot nu toe vrijwel verborgen bleef, zag onderzoeker Craig Jones.
Zomer 2014. Als de Palestijnse militante beweging Hamas drie Israëlische tieners gijzelt en vermoordt, breekt een allesvernietigende oorlog uit. In zes weken tijd bestookt het Israëlische leger ruim vijfduizend doelen in de Gazastrook. Scholen, VN-gebouwen en ambulances worden niet gespaard.
De hoeveelheid explosieven die in Gaza neerkomt staat gelijk aan de kracht van zes atoombommen, stellen bomexperts in Gaza achteraf vast. Toch blijven Israëlische commandanten erop hameren dat Israël in zijn recht staat: het geweld voldeed immers aan de wet.*
De aanvallen op Gaza zijn een voorbeeld van een macabere paradox. Moderne legers maakten de afgelopen jaren steden als Gaza, Raqqa en Mosul met de grond gelijk, met soms wel duizenden burgerslachtoffers tot gevolg, maar als je hun commandanten moet geloven is oorlog nog nooit zo precies en humaan gevoerd als nu.
Die commandanten laten zich daarbij souffleren door een beroepsgroep die zelden in het nieuws komt: militair juristen. Zij geven ministers van Defensie en legercommandanten voorafgaand aan oorlog en tijdens luchtaanvallen juridisch advies over de wettigheid daarvan, en spelen daarmee een belangrijke rol in de legitimering van dodelijk geweld.
De invloed van militair juristen nam de afgelopen decennia enorm toe, en dit verandert hoe oorlog wordt gevoerd en hoe erover wordt gedacht, noteert de Britse onderzoeker Craig Jones (34) in zijn boek The War Lawyers: The United States, Israel, and Juridical Warfare, dat in november verscheen.
Hij interviewde de afgelopen zeven jaar meer dan zestig Israëlische en Amerikaanse militair juristen, analisten en commandanten over hun werk. Hij laat zien hoe zij, ver weg van de voorpagina’s, een complex web weefden van wetten en regels rond militaire operaties, waardoor het doden van mensen een zweem van legaliteit krijgt.
Je denkt misschien: meer aandacht voor de wet is goed nieuws voor burgers in oorlogsgebied. Maar het tegendeel is waar, stelt Jones, die verbonden is aan de universiteit van Newcastle. Sterker, de juridisering van oorlogsvoering zorgt er juist voor dat burgers steeds minder zijn beschermd tegen dodelijk geweld.
‘Onze landen doden mensen in grote aantallen, en dat gebeurt gedeeltelijk via een juridisch apparaat. Maar vrijwel niemand weet dat’, vertelt hij via Skype.
Dat bijna niemand dat weet, komt onder andere omdat militair juristen meestal zwijgen als het graf. De Britse krijgsmacht weigerde Jones te woord te staan, en het kostte hem gemiddeld dertig telefoontjes om een Amerikaanse of Israëlische militair jurist zover te krijgen iets over zijn of haar werk te vertellen, zegt Jones.
En dat terwijl de invloed van militair juristen op oorlogsvoering inmiddels zo groot is dat de Amerikaanse en Israëlische krijgsmachten steeds vaker stellen dat oorlog is verworden tot wat zij ‘lawfare’ noemen: oorlog die wordt gevoerd met de wet in de hand.
Wat doen militair juristen?
Militair juristen vind je overal binnen de krijgsmacht, maar pas na de Vietnamoorlog en de protesten tegen de vele burgerdoden die daar vielen besloot de top van de Amerikaanse krijgsmacht om alle militaire plannen door militair juristen te laten toetsen aan het oorlogsrecht, schrijft Jones.
In het oorlogsrecht staat onder meer beschreven wanneer een land een oorlog mag beginnen en hoeveel geweld militairen tijdens een oorlog mogen toepassen.
Het doden van burgers is daarbij volkomen legaal, zolang ze niet het doelwit van een aanval zijn en op voorwaarde dat hun dood in verhouding staat tot de verwachte militaire winst
‘Het doden van burgers is daarbij volkomen legaal, zolang ze niet het doelwit van een aanval zijn en op voorwaarde dat hun dood in verhouding staat tot de verwachte militaire winst. Maar de oorlogswetten specificeren niet precies welk niveau van geweld tegen burgers "acceptabel" is,’ zegt Jones.
Enter militair juristen. Zij begonnen vanaf de jaren zeventig en tachtig die ruimte in het oorlogsrecht te gebruiken om een militaire doctrine te formuleren die ze ‘operational law’ noemden. Ze schiepen daarmee een juridisch kader waarbinnen de Amerikaanse krijgsmacht geweld kon gebruiken om oorlog op een ‘wettige’ manier te winnen, zegt Jones.
‘De nadruk op de wet verschaft het geweld een zekere legitimiteit binnen de samenleving’, vervolgt hij. ‘Omdat ons moorden niet willekeurig is, maar door advocaten getoetst, roept dat een beeld op dat het iets beters is dan willekeurig doden. Wij vechten immers met de wet aan onze zijde, en zijn daarmee anders dan zij die dat niet doen.’
Hoe vertekend dat beeld is, bleek tijdens de Eerste Golfoorlog (1990-1991), het eerste grote militaire conflict waar militair juristen grootschalig waren betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van luchtaanvallen – het ‘targeting-proces’. Achteraf noemde president George Bush (Sr.) de luchtaanvallen ‘de meest effectieve, maar ook humane uit de geschiedenis van oorlogsvoering’.*
Tijdens de meest intense fase kwamen ‘slechts’ 3.000 Iraakse burgers om. Maar militair juristen waren ook verantwoordelijk voor de gerichte vernietiging van elektriciteitscentrales en andere kritische infrastructuur, die ze omschreven als ‘dual use technology’, en daarmee een legitiem doelwit, zegt Jones.
Het wegvallen daarvan leidde in de jaren die volgden indirect tot duizenden burgerdoden en een gigantische gezondheidscrisis. Een demograaf van het US Census Bureau schatte eind 1991 dat 111.000 Iraakse burgers stierven aan oorlogsgerelateerde gezondheidseffecten.*
Hoe steeds meer mensen een legitiem doelwit worden
De Eerste Golfoorlog staat nog steeds bekend als een van de meest schone en precieze oorlogen ooit gevoerd. Maar Jones ziet hierin vooral een vroeg voorbeeld van hoe Amerikaanse militair juristen dodelijk geweld herschreven tot een juridisch project.
‘Moeilijke ethisch politieke vragen werden daarbij steeds meer omgezet naar technische procedures die eenvoudige antwoorden opleveren over of iets "goed" of "fout" is’, zegt Jones.
‘Daarmee verschoof de ethiek waarbinnen je zelf verantwoordelijk bent voor je daden naar een juridisch raamwerk dat zegt: de wet zegt dat ik dit mag doen, dus daarom moet ik dit doen. Dat geeft de wet een soort van macht om te bepalen wie er gedood moeten worden, omdat ze gedood mogen worden.’
De afgelopen decennia werd de grens van wie wettelijk gedood mogen worden steeds verder opgerekt, vervolgt hij.
‘In 2000 besloot Israël de Tweede Intifada te definiëren als een ‘gewapend conflict zonder oorlog’. Daardoor bevond de gehele bevolking van de Westelijke Jordaanoever en Gaza zich volgens de Israëliërs ineens in oorlogsgebied, waardoor oorlogswetgeving op hen toepasbaar kon worden gemaakt.
Hoewel moord normaal gesproken illegaal is, is het doden van mensen tijdens een oorlog dat niet
Vervolgens begon het Israëlische leger gericht Palestijnen te vermoorden. ‘Hoewel moord normaal gesproken illegaal is, is het doden van mensen tijdens een oorlog dat niet. De Israëlische juristen van dienst verpakten het gericht vermoorden van tegenstanders vervolgens in een nieuwe term: "targeted killing".’
‘Op dat moment was dat een enorm controversieel en radicaal juridisch idee. De VS en het Verenigd Koninkrijk stuurden zelfs een delegatie naar Tel Aviv om Israël te vertellen dat dit een massale schending van het internationaal recht was, en dat ze ermee moesten stoppen.’
Kort na de aanvallen op het WTC en het Pentagon op 11 september 2001 keerde de Amerikaanse delegatie terug naar Tel Aviv – dit keer om te weten te komen hoe de Israëlische militair advocaten het vermoorden van individuen juridisch hadden verpakt, om dat grotendeels over te nemen in de ‘war on terror’. Het vormde de basis van Amerika’s wereldwijde moordcampagne op terreurverdachten, zegt Jones.
Wanneer dezer dagen Amerikaanse drones toeslaan in landen als Somalië, Pakistan of Jemen kijkt niemand daar meer van op. Begin vorig jaar werd zelfs de Iraanse generaal Qassem Soleimani slachtoffer van zo’n aanval. Dat de EU dit in 2000 nog ‘buitengerechtelijke executies’ noemde lijkt vergeten. Ook het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk doen er inmiddels aan mee.
War on legal autopilot
Inwoners van de plekken waar die wereldwijde jacht plaatsvindt verworden daarmee tot wat media-onderzoeker Lisa Parks een ‘targeted class’ noemt – een rechteloze onderklasse die constant wordt gemonitord en onder schot wordt gehouden door een veel machtiger land. Simpelweg omdat ze wonen en zich begeven in gebieden waar terreurverdachten kunnen opereren, moeten ze leven met de angst dat ze ieder moment kunnen worden gedood.*
Aan de andere kant van deze (denkbeeldige) frontlijn lopen militair juristen die betrokken zijn bij het targeting-proces geen enkel gevaar. Hun werk is door en door banaal, saai en bureaucratisch, zegt Jones.
Omdat militair juristen vanaf de eerste plannen voor een luchtaanval betrokken zijn, en er bovendien een juridisch raamwerk staat waarbinnen geweld mag plaatsvinden – de eerdergenoemde operational law – gebeurt het zelden dat een jurist adviseert om een luchtaanval af te blazen, vervolgt hij.
Door alleen in te grijpen in uitzonderlijke situaties, verwordt alles daarbuiten tot de norm, en uiteindelijk juridische en operationele routine, schrijft Jones. ‘Oorlogsvoering op de automatische piloot.’
Commandanten volgen op hun beurt vaak blind het advies van de militair juristen, stelden sommige van Jones’ geïnterviewden. Een Amerikaanse militair jurist die werkzaam was op het hoofdkwartier van de internationale coalitie tegen IS in Qatar zei dat hij zich soms meer een kapelaan voelde, omdat commandanten vaak meer op zoek zijn naar absolutie dan juridisch advies.*
Wie is de dader?
Ondanks de alledaagsheid van hun werk vormen al die ijverige ambtenaren samen een dodelijke moordmachine. De afgelopen tien jaar voerde de Amerikaanse luchtmacht gemiddeld iedere twee uur een luchtaanval uit in Afghanistan. Tijdens de oorlog tegen IS lag dat gemiddelde nog hoger, en kwamen tussen de 8.311 en 13.188 burgers om, stelt onderzoekscollectief Airwars.*
Dat systeem is de afgelopen decennia zo hard gegroeid en versnipperd geraakt dat het vrijwel onmogelijk is om het geheel te overzien, zegt Jones.
Als niemand de morele prijs voelt van het doden van mensen, is het waarschijnlijker dat we het weer zullen doen
Inlichtingen worden verzameld door onbemande vliegtuigen, informanten, of lokale partners. Die worden vervolgens geanalyseerd door specialisten ver van het front. De gegevens worden ingevoerd in computers die berekenen hoe een luchtaanval moet worden uitgevoerd met minimale kans op burgerslachtoffers. En ga zo maar door.
Die versnippering van wat de Amerikanen de ‘kill chain’ noemen, beangstigt Jones: ‘Iedereen is verantwoordelijk voor slechts een fractie van deze moordmachine. Daardoor is het moeilijk om te zeggen: jij bent verantwoordelijk voor die specifieke beslissing om te doden.’
Op papier is dat de commandant die een luchtaanval uiteindelijk goedkeurt. Maar die volgt vooral de adviezen en berekeningen van anderen. Wanneer die niet kloppen, een protocol niet juist is opgevolgd of inlichtingen achteraf verkeerd blijken, schuift iedereen de verantwoordelijk van zich af.
‘Iedereen in het leger heeft het altijd over: wiens verantwoordelijkheid was deze fout? Op elk niveau is er iemand die iemand anders de schuld geeft voor het nemen van een beslissing. De verantwoordelijkheid ligt altijd ergens anders.’
En dat is een probleem. ‘Als niemand de morele prijs voelt van het doden van mensen, is het waarschijnlijker dat we het weer zullen doen en eerder nieuwe oorlogen zullen beginnen.’
Die drempel wordt nog eens verlaagd door de overtuiging dat we ethisch juiste, schone oorlogen voeren, vervolgt hij. ‘Als we geloven dat we alleen de slechteriken doden, en de goeden blijven leven, waarom zouden we het dan niet nog een keer doen?’
Een revolutie die nergens toe leidt
Inmiddels zijn militair juristen zo ingeburgerd in de kill chain dat de nieuwe generatie juristen vaak niet eens weet dat ze er tot voor kort helemaal geen plek in hadden, vertelde een Israëlische militair jurist. Hij voegde daaraan toe: ‘Niemand weet nog dat er een revolutie heeft plaatsgevonden, zo goed was het!’*
Maar het is een revolutie die nergens toe leidt, meent Jones. ‘Het idee dat we op een dag een vorm van oorlog bereiken waarin we alleen de juiste mensen doden, en nooit de verkeerde, is een leugen. Er zullen altijd fouten worden gemaakt, en de grenzen van de wet zullen steeds opnieuw moeten worden opgerekt om dat te verbloemen.’
‘Als je steeds door blijft gaan met het oprekken van wat juridisch geoorloofd is, en daarmee steeds verder gaat in de legalisering van geweld, neemt het gevaar voor burgers paradoxaal genoeg juist toe.’
‘Mensen denken dat het andersom is. Dat de wet mensen beschermt tegen geweld. Maar dat is niet zo. De wet wordt gebruikt om de grens van wat een legitiem doelwit is op te rekken, waardoor steeds meer mensen een potentieel doelwit worden.’
Het klinkt misschien gek, zegt Jones, maar hij zou willen dat we het minder over de wet hebben als het over oorlog en luchtaanvallen gaat.
‘Een echt radicale anti-oorlogspolitiek zoals we die hadden tijdens de Vietnamoorlog. Die niet meer draait om de vraag of iets legaal is of niet, maar zich afvraagt of die hele oorlog wel de moeite en kosten waard is. Dat is waar ik hoop dat het heen gaat. Maar mijn gevoel zegt dat dit niet zo is.’