Zo denken én handelen de politieke partijen als het gaat over racisme
Het gesprek over racisme gaat vaak niet verder dan of het wel of geen probleem is, en of het wel of niet bestreden moet worden. Maar net als in de maatschappij zijn er in de politiek een hoop grijstinten te ontdekken. Wie inzoomt op wat partijen er daadwerkelijk aan doen en over zeggen, krijgt een genuanceerder beeld over wat er te kiezen valt op 17 maart.
Vul je de StemWijzer in, dan kom je deze stelling tegen: ‘De Nederlandse regering moet excuses aanbieden voor de slavenhandel in het verleden’. Je kunt kiezen uit ‘eens’, ‘oneens’, of ‘geen van beide’. Ook kun je bekijken wat de verschillende politieke partijen die meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen van de stelling vinden en waarom.
Voorstanders zijn over het algemeen links – zoals de Partij voor de Dieren, die wil dat de overheid erkent en bij wet vastlegt dat ons koloniale verleden een misdaad tegen de menselijkheid was. GroenLinks: ‘Ons slavernijverleden kun je niet los zien van het institutioneel racisme dat in de structuren van onze samenleving zit verweven.’ BIJ1, dat naast excuses ook herstelbetalingen wil: ‘Officiële excuses moeten kracht worden bijgezet door het dragen van alle juridische, immateriële en financiële herstel.’ En partij JONG: ‘Ja natuurlijk, als mensen daar nu nog last van hebben zijn excuses goed.’
Tegenstanders zijn over het algemeen rechts, zoals de VVD en het CDA. Die twee leggen verder niet uit waarom ze tegen excuses zijn, maar benadrukken wel dat ze onderwijs over het slavernijverleden belangrijk vinden. De PVV schrijft: ‘Wij moeten helemaal niks.’ Trots op Nederland: ‘Moeten staat niet in ons woordenboek. [...] We moeten ophouden naar het verleden te kijken.’ En de partij Jezus Leeft vindt het onzinnig om mensen die allang niet meer leven te betrekken bij de politiek: ‘Er zijn immers geen mensen meer om excuses aan te vragen.’
Het is een van de weinige stellingen uit de wijzer waar elke partij voor dan wel tegen is, en daarmee illustratief voor hoe het gesprek over racisme vaak wordt gevoerd: you’re either with us, or against us. Interessanter wordt het als je kijkt naar hoe de partijen hun standpunten onderbouwen en welk mensbeeld daarachter zit. De grijstinten in een dikwijls zwart-wit debat, die goed van pas kunnen komen bij het bepalen van je stem op 17 maart.
De aandacht voor (institutioneel) racisme, zowel maatschappelijk als politiek, is toegenomen in de afgelopen regeringsperiode. Bijvoorbeeld door de komst en groei van politieke partijen als DENK en BIJ1, die grotendeels bestaan uit mensen van kleur en zich profileren als bestrijders van racisme en voorvechters van meer gelijkwaardigheid. Maar ook door protestgroepen als Kick Out Zwarte Piet en Black Lives Matter. En door een aantal ontluisterende onderzoeken naar discriminatie op de arbeidsmarkt, bij de Belastingdienst, op de woningmarkt en bij de politie.
Racisme als maatschappelijk probleem
Dat er überhaupt een stelling over het slavernijverleden in de StemWijzer zit, is veelzeggend. En dat de partijen zulke uiteenlopende onderbouwingen hebben voor hun antwoord ook. In zijn meest recente kwartaalrapportage constateert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat racisme, na het coronavirus en de stand van de economie, door burgers als het grootste maatschappelijke probleem van deze tijd wordt gezien.*
De hevigheid waarmee racisme wordt afgekeurd, wordt groter naarmate je verder opschuift richting de linkerflank van het politieke spectrum
Dat is doorgedrongen in de verkiezingsprogramma’s voor 2021-2025. George Floyd, de zwarte Amerikaan die in mei vorig jaar werd vermoord door een witte politieagent in de Verenigde Staten, waarna wereldwijde protesten tegen anti-zwart geweld plaatsvonden, wordt in de programma’s van D66 en de PvdA bij naam genoemd.
De hevigheid waarmee racisme wordt afgekeurd en het gewicht van de plannen om het aan te pakken, worden groter naarmate je verder opschuift richting de linkerflank van het politieke spectrum. Op die route begin je bij ‘we laten ons geen racisme en discriminatie aanpraten’ (PVV)* en eindig je bij ‘antiracistisch zijn’ (GroenLinks)* en ‘1 miljard euro vrijmaken voor discriminatiebestrijding’ (DENK).*
Maar tussen de PVV en DENK zit natuurlijk nog een hele trits ideologieën. Wie staat waar op het spectrum van (anti)racisme, wie belooft wat, wie heeft welke maatregelen genomen en hoe verhouden die aspecten zich tot elkaar?
Om daar achter te komen, duiken we in de verkiezingsprogramma’s, en in alle moties rondom racisme en discriminatie op basis van afkomst die in de afgelopen regeringsperiode werden ingediend en uitgevoerd. Zo zien we wie het vaakst zijn mond opentrok over maatschappelijke ongelijkheid, voor wie het een non-issue is, wie daar tussenin zit en waarom.
We ontwaren grofweg vier ideologische scholen.
Hieronder zetten we per ideologie een belangrijk onderwerp omtrent ongelijkheid uiteen (onderwijs, arbeidsmarkt, woningmarkt en strafrecht) om een beeld te geven van hoe die ideologieën zich vertalen naar verkiezingsprogramma’s, ingediende moties en stemgedrag.
Om theorie (verkiezingsbeloftes) en praktijk (stemgedrag bij moties) goed met elkaar te kunnen vergelijken, hebben we alleen gekeken naar de partijen die al in de Tweede Kamer zitten. Later blikken we vooruit op de plannen en verkiezingsprogramma’s van enkele nieuwe partijen.
School 1: Racisme is geen maatschappijbreed probleem. Sterker nog: mensen die beweren dat zij lijden onder racisme, vormen zélf een probleem.
Voornaamste partijen: PVV, Forum voor Democratie, SGP
Onderwerp: het onderwijs
Deze partijen vinden dat racisme geen (groot) probleem is in Nederland. Sterker nog: de mensen die zich erover beklagen, zorgen juist voor problemen. Mensen met een niet-westerse migratieachtergrond worden door deze partijen gezien als probleem of bedreiging.
Daar waar vrijwel elk ander verkiezingsprogramma een prominentere plaats voor ons slavernijverleden en het hedendaagse racisme in onze maatschappij bepleit, komen SGP, Forum voor Democratie en de PVV in opstand tegen elk voornemen om in het onderwijs aandacht te besteden aan ongelijkheid.
Zo wil de SGP dat de overheid zich verre houdt van ‘actieplannen voor genderdiversiteit en inclusie [in] het onderwijs, onderzoek en personeelsbeleid’. In het bijzonder acht de partij het schadelijk als het hoger onderwijs ‘gedomineerd wordt door politiek correct denken’.*
Forum voor Democratie slaat het basis- of voortgezet onderwijs over als het ingaat op discriminatie op school, maar strijdt wat betreft universiteiten* ‘tegen cancel culture, diversity officers of safe spaces’. Zo steunde de partij een motie die ervoor moest zorgen dat diversiteitsmanagers op hogescholen en universiteiten zo snel mogelijk doorstromen naar een andere functie.
De PVV moet niets hebben van de ‘weg met ons-mentaliteit’ en de ‘politiek correcte afbraak van onze eigen identiteit’ in het Nederlandse onderwijs. Geert Wilders ziet voor zich dat docenten ‘ruime aandacht geven aan de verworven westerse vrijheden’. Hij droomt in het bijzonder van scholen die dagelijks de Nederlandse vlag hijsen.*
De weerstand tegen lesstof over ongelijkheid wordt door alle drie de partijen onderbouwd met het argument dat méér diversiteit en gelijkwaardigheid betekent dat de Nederlandse samenleving ook iets kwijtraakt. Namelijk ‘christelijke waarden’, volgens de SGP.* ‘Onze tradities en culturele identiteit’, aldus FVD.*
De verkiezingsprogramma’s van deze partijen stigmatiseren bevolkingsgroepen en sluiten minderheden buiten. Zo wil de PVV de grenzen sluiten voor ‘gelukszoekers en immigranten uit islamitische landen’, want ‘de islam hoort niet bij Nederland’. Wilders en co zien een land voor zich ‘zonder hoofddoekjes maar met oer-Hollandse gezelligheid’.*
School 2: Racisme en discriminatie zijn verwerpelijk, maar ongelijkheid is vooral een economisch en geen maatschappelijk of sociologisch probleem.
Voornaamste partijen: VVD, CDA
Onderwerp: de arbeidsmarkt
Tien jaar onder premier Mark Rutte leert dat zijn kabinet steevast de voorkeur geeft aan economische oplossingen, veel meer dan aan maatschappelijke. Ook als het gaat om het aanpakken van racisme en discriminatie op de arbeidsmarkt.
‘Arbeidsmarktdiscriminatie wordt met kracht aangepakt’, beloofde het kabinet-Rutte III bij zijn aantreden in 2017 in het regeerakkoord.* Het document pronkte met een ‘Actieplan arbeidsdiscriminatie’* en beloofde ‘een overheid die als werkgever het goede voorbeeld [zal] geven door een actief diversiteits- en antidiscriminatiebeleid te voeren’.
Ondanks de ferme taal in het regeerakkoord blijven de VVD en het CDA geloven in een passieve opstelling van de overheid bij discriminatie op het werk
Dat is deels nagekomen: moties voor meer divers personeel op het ministerie van Buitenlandse Zaken en bij Defensie op vredesmissies konden op goedkeuring van de regeringspartijen rekenen. Ook een motie voor het behouden van Belastingdienstmedewerkers met een niet-westerse migratieachtergrond werd positief ontvangen door de coalitiepartijen.*
Maar beleid dat voor meer diversiteit bij de fiscus zou zorgen, ging er niet in bij de VVD. En een voorstel van de PvdA om een wettelijk diversiteitsquotum in te voeren in de top van het bedrijfsleven, kwam die partij behalve van de VVD ook op afkeuring van CDA, D66 en ChristenUnie te staan.
Ondanks de ferme taal in het regeerakkoord blijven de VVD en het CDA geloven in een passieve opstelling van de overheid bij discriminatie op het werk. De maatschappij lost dit grotendeels zelf op, is hun gedachtegang.
Terwijl andere partijen concrete maatregelen tegen ongelijkheid bedenken, zoals een boete van 10.000 euro voor bedrijven die discrimineren bij sollicitaties (D66)* of racistische uitzendbureaus aan de publieke schandpaal nagelen (PvdA* en SP),* reiken de ideeën van de twee grootste coalitiepartijen niet veel verder dan ‘harder moeten knokken’* voor een baan als je een niet-westerse migratieachtergrond hebt.
Daarmee negeren ze een constante stroom aan bewijs dat dit een te simplistische benadering is van de ongelijke structuren die in onze maatschappij zitten ingebakken. Institutionele processen worden niet doorbroken door individuen, maar hebben een institutionele oplossing nodig.
School 3: Racisme en discriminatie moet je actief bestrijden, met gelijke kansen als doel.
Voornaamste partijen: GroenLinks, PvdA, Partij voor de Dieren
Onderwerp: de woningmarkt
Racisme op de woningmarkt is een groot probleem in Nederland. Zo merkten onderzoekers van de Radboud Universiteit eind 2019 op dat de helft van de makelaars ervaring heeft met opdrachtgevers die hun woning niet aan arbeidsmigranten of mensen van een bepaalde etnische groep willen verhuren.*
Verhalen over mensen van kleur die worden afgewezen voor een huur- of koopwoning zijn er legio, ook heel recent: onderzoeksbureau RIGO liet begin februari van dit jaar nog zien dat meer dan de helft van de makelaars bereid is te discrimineren bij het toewijzen van woningen in de gemeente Den Haag.*
Maar als we door de moties en verkiezingsprogramma’s spitten, blijken de politieke partijen hier aanzienlijk minder ideeën over te hebben dan over discriminatie op de werkvloer. De partijen díé er een mening over hebben, dragen wel meteen een felle boodschap uit: dit racisme moet je niet alleen afkeuren, je moet het hard aanpakken.
GroenLinks* en de PvdA* hebben het meest uitgebreide plan: beide partijen willen vergunningen voor verhuurders introduceren, die afgepakt kunnen worden wanneer een huisbaas discrimineert.
De Partij voor de Dieren besteedt in haar verkiezingsprogramma speciale aandacht aan nieuwkomers met een migratieachtergrond, met name asielzoekers en andere vluchtelingen.* Om de woningnood onder zowel migranten als autochtone starters en jonge gezinnen te verkleinen, wil de PvdD meer huizen bouwen en onderdak voor nieuwkomers evenredig verdelen over gemeenten. Ook zouden nieuwkomers, met het oog op succesvolle integratie, gehuisvest kunnen worden in een wooncomplex met studenten.
DENK benoemt als enige gevestigde partij de Roma- en Sintigemeenschappen in haar verkiezingsprogramma. De partij maakt zich zorgen over discriminatie van deze groepen, alsmede hun nijpende gebrek aan woonruimte, en stelt daarom ‘structureel overleg tussen de overheid en de Roma- en Sintigemeenschap’ voor. Ook wil DENK garanderen dat gemeenten voldoende standplaatsen voor woonwagens aanbieden.
Het stemgedrag van de partijen volgt als het gaat om de woningmarkt de ideologische lijnen die we intussen hebben ontwaard. In reactie op een onderzoek naar discriminatie op de woningmarkt van De Groene Amsterdammer in maart 2019, drongen DENK, de PvdA en GroenLinks bij het kabinet aan op concrete maatregelen. Alle coalitiepartijen (VVD, CDA, D66, ChristenUnie) stemden daartegen, net als de PVV, 50PLUS, de SGP en Forum voor Democratie.
School 4: Racisme en discriminatie moet je bestrijden, met gelijkwaardigheid als doel. Scheve verhoudingen moet je rechttrekken, al dan niet met harde juridische ingrepen.
Voornaamste partij: DENK
Onderwerp: het strafrecht
Daar waar partijen als de PvdA en GroenLinks zich vooral bezighouden met het creëren van gelijke kansen, wil deze laatste en uitgesproken antiracistische stroming binnen de politiek niet alleen gelijke kansen, maar ook gelijke uitkomsten bewerkstelligen.
Kortom: het bestrijden van racisme is volgens deze school niet voldoende; het is ook zaak de reeds scheefgegroeide maatschappelijke structuren recht te trekken. Bijvoorbeeld door herstelbetalingen te doen aan voormalige Nederlandse koloniën.* Of door de inzet van positieve discriminatie bij het werven van politieagenten.*
DENK heeft als enige partij plannen die het strafrecht tot in het extreme betrekken bij de strijd tegen racisme
Verreweg het actiefst in deze school is DENK. De partij wil antidiscriminatie uitroepen tot kerndoel bij de eindexamens* en een diversiteitsquotum van 10 procent invoeren bij de overheid en in het bedrijfsleven. Ook heeft ze als enige partij plannen die het strafrecht tot in het extreme betrekken bij de strijd tegen racisme.
Zo wil DENK ‘de bewijslast met betrekking tot discriminatie omkeren’.* Nu kun je als werknemer aangifte doen wanneer je op het werk te maken krijgt met discriminatie, maar als het aan DENK ligt moeten bedrijven en organisaties voortaan eerst bewijzen dat ze níét discrimineren. Hiervoor wil de partij een ‘Wet omkering bewijslast discriminatie’ invoeren. Maar dit is in strijd met artikel 6, lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat voorschrijft dat iedereen onschuldig is totdat het tegendeel wordt bewezen in een rechtbank.
Een ander idee van DENK is om de politie zogenaamde ‘racistenlokkers’ in te laten zetten op internet en in de openbare ruimte. Maar de kans dat dit idee doorgang vindt, is wederom klein. Het uitlokken van racistisch gedrag schuurt namelijk met het zogeheten Talloncriterium dat het Nederlandse recht hanteert. Dat is een voorwaarde waarbij moet vaststaan of een potentiële dader zijn overtreding al van plan was voordat deze door de politie werd uitgelokt.
Bij ‘tastbare’ wetsovertredingen zoals hacken* en diefstal* zorgt het uitlokken van een misdaad al regelmatig voor juridisch gekrakeel. Bij racisme, dat vaak latent of zelfs onbewust in de opvattingen van een persoon geworteld is, is ‘voorbedachten rade’ vrijwel onmogelijk vast te stellen.
De strijd tegen racisme is nog vaak symbolisch
Tot zover de vier ideologische scholen ten aanzien van racisme en discriminatie. Nu kunnen we de vraag beantwoorden welke partijen, gekeken naar hun plannen en stemmen, het vaakst doen wat ze op dit gebied beloven. Als we kijken naar tien beleidsterreinen die direct raken aan (het tegengaan van) racisme en discriminatie, zijn de PvdA, GroenLinks, de Partij voor de Dieren, DENK, de PVV, SGP en Forum voor Democratie het meest principieel in hun idealen en stemgedrag.
D66, de SP en ChristenUnie willen nog weleens een stukje naar rechts uitwijken, terwijl de conservatieve partijen VVD en CDA zo nu en dan richting ‘het midden’ navigeren. Dit zien we terug in moties en stemgedrag op de meeste beleidsterreinen die raken aan racisme – zorg, cultuur en sport, bijvoorbeeld.
Een logische verklaring is dat ‘de principiëlen’ op een uitzondering na oppositiepartijen zijn. Die kunnen hun standpunten sterker uitdragen dan de rekkelijke coalitiepartijen, die dagelijks worstelen met waterige compromissen.
Oppositie of coalitie, het groeiende bewustzijn over (institutioneel) racisme in Nederland heeft er de laatste vier jaar voor gezorgd dat de algehele tendens wanneer het gaat om het erkennen en bestrijden van racisme de progressieve kant uit beweegt. Met horten en stoten, dat wel. Daarbij is de strijd vaak nog symbolisch, in plaats van structureel.
Zo zijn er enerzijds de incidenten, waar partijen bliksemsnel verontwaardigd op reageren via Twitter, aan talkshowtafels of op het Binnenhof tussen een kudde plopkappen. Toen in februari 2020, anderhalve maand voor de eerste Nederlandse lockdown tegen het coronavirus, het lied ‘Voorkomen is beter dan Chinezen’ werd gedraaid op Radio 10, kon dat bij alle partijen – behalve Forum voor Democratie – op afkeuring rekenen.*
Anderzijds heb je de structurele kant van het verhaal, ofwel: hoe partijen vanuit hun ideologie tegen discriminatie aankijken. En dan zie je dat moties die vragen of politici een inclusieve multiculturele samenleving toejuichen* of het bestaan van institutioneel racisme erkennen,* nog steeds door een meerderheid van de Tweede Kamer worden weggestemd.
Meer consistente en duurzame vooruitgang werd geboekt op een ander maatschappelijk pijnpunt: de zwartepietendiscussie. Toen Tunahan Kuzu van DENK in 2017 voorstelde alleen nog Sinterklaasfeesten zonder Zwarte Pieten te subsidiëren,* waren zijn twee partijgenoten de enige Kamerleden die het daar mee eens waren. Een jaar later trok DENK alleen GroenLinks en de Partij voor de Dieren mee over de streep.*
Maar toen PVV-leider Geert Wilders op 1 juli 2020 een motie indiende met de boodschap dat Zwarte Piet ‘zwart moet blijven’, moesten inmiddels álle partijen, uitgezonderd zijn eigen fractie en Forum voor Democratie, daar niets meer van hebben.
Zo snel kan het debat dus omslaan, onder invloed van protestgroepen tegen Zwarte Piet en door het maatschappelijke debat dat zij op gang brachten en gaande hielden. En ook hier wordt zichtbaar: de standpunten in het Sinterklaasdebat komen redelijk overeen met de vier verschillende denkscholen ten aanzien van racisme:
- De komende jaren willen GroenLinks,* de Partij voor de Dieren* en DENK* Zwarte Piet vanuit de overheid volledig uit het Sinterklaasfeest schrappen.
- De PvdA* en D66* kijken goedkeurend vanaf de maatschappelijke zijlijn mee naar die ontwikkeling.
- De VVD* geeft toe dat het verzet tegen dit soort racisme ‘terecht’ is, maar betreurt dat ‘veel activisten’ hun strijd tegen Zwarte Piet verbinden aan ‘identiteitspolitiek waarmee ze vaak zelf mensen in hokjes plaatsen op basis van huidskleur [...]’.
- De PVV* spreekt bij actiegroepen als Black Lives Matter en Kick Out Zwarte Piet van ‘radicale clubs’ die een ‘aanval op de Nederlandse cultuur’ plegen.
Deze nieuwe partijen zijn elkaars ideologische tegenpolen
Als je racisme een doorslaggevend thema vindt om te bepalen wie op 17 maart jouw stem verdient, kun je jezelf afvragen: ben je progressief maar pragmatisch, en aanvaard je dat de route naar vooruitgang af en toe in de spreekwoordelijke file staat? Of ben je principieel en ga je voor een partij die een kleinere kans heeft op regeringsdeelname, maar wel onvoorwaardelijk trouw blijft aan haar uitgangspunten?
Tevens een optie: stemmen op een nieuwe partij met uitgesproken ideeën over racisme en discriminatie. Twee nieuwkomers die zomaar een zetel kunnen bemachtigen, zijn ideologische tegenpolen op het (anti)racismespectrum.
Ben je progressief maar pragmatisch? Of ben je principieel en ga je voor een partij die een kleinere kans heeft op regeringsdeelname?
Enerzijds is er JA21, de conservatief-liberale partij van voormalig FVD’ers Joost Eerdmans en Annabel Nanninga. Op de website van de partij prijken molens en tulpen. JA21 staat voor ‘onze vrije, westerse waarden en normen’,* ‘onthoudt zich van identiteitspolitiek’ en is van mening dat positieve discriminatie minderheden ‘stigmatiseert’.
Nanninga kwam meermaals in opspraak vanwege racistische opvattingen: in 2014 omschreef ze Afrikaanse bootvluchtelingen in een column voor GeenStijl bijvoorbeeld als ‘de Gewone Dobberneger (Nigris flotillas vulgaris)’ en noemde ze het ebolavirus een oplossing voor de vluchtelingenstroom naar Europa als het ‘een beetje doorpakt’. JA21 past ideologisch in dezelfde school als de PVV en FVD.
Anderzijds is er BIJ1, de antikapitalistische partij van voormalig DENK-lid Sylvana Simons. Het is de meest etnisch diverse partij uit de Nederlandse geschiedenis, met naar verhouding de meeste vrouwen op de lijst. Haar verkiezingsprogramma pleit voor ‘radicale gelijkwaardigheid’,* begint met een passage over antiracisme en dekolonisatie en maakt zich hard voor het toevoegen van nationaliteit als discriminatiegrond in het Wetboek van Strafrecht.*
De partij hoort ideologisch het meest thuis in de school van DENK en gaat dieper in op een aspect dat nu nog niet vaak wordt meegenomen in de moties van de Tweede Kamer: intersectionaliteit. Dat is de notie dat maatschappelijke ongelijkheid zich afspeelt langs verschillende assen, die elkaar kunnen snijden. Dat je verschillende identiteiten kunt hebben die worden gemarginaliseerd, bijvoorbeeld als je zwart bent én vrouw – en wat die combinatie betekent voor je positie in de maatschappij.
Dat zich juist na de afgelopen regeerperiode, waarin racisme meer dan ooit werd besproken, twee van zulke tegenovergestelde partijen melden, is niet verwonderlijk. Tussen hen bestaat genoeg grijs om op 17 maart een weloverwogen keuze te maken, maar het gesprek over racisme zal in Nederland ook de komende regeerperiode domineren – linksom en rechtsom.