Dit plan tegen de woningnood lost het probleem niet op
Het is nog lang niet duidelijk welke partijen het nieuwe kabinet gaan vormen. Toch neemt een grote groep woningcorporaties, bouwbedrijven, ontwikkelaars en andere partijen die betrokken zijn bij woningbouw alvast een voorschot op de onderhandelingen over het regeerakkoord. Zij presenteerden onlangs de Actieagenda Wonen.
De ondertekenaars van dit plan willen de komende tien jaar een miljoen woningen bouwen of creëren door het verbouwen van bestaande panden. Het is een doel dat eerder is geformuleerd door het kabinet, maar waar we nu nog ver vanaf zitten (op dit moment komen er zo’n 70.000 woningen per jaar bij). In ruil voor hun inzet willen de organisaties onder andere extra overheidsinvesteringen, een ministerie dat de woningbouw coördineert en lagere grondprijzen, zodat het aantrekkelijker wordt om in betaalbare woningen te investeren.
In het plan staan zeker een aantal zinvolle maatregelen, zoals het afschaffen van belastingen voor woningcorporaties en investeringen in het opknappen van wijken. Maar de woningnood wordt niet (alleen) veroorzaakt door een gebrek aan nieuwbouw. Hij valt dus ook niet op te lossen met extra woningen.
Het is te voordelig om een huis te kopen
De stijgende huizenprijzen – en in het kielzog daarvan de torenhoge huren – hebben meer te maken met de lage rente en de belastingvoordelen voor huiseigenaren. Daardoor is het heel voordelig om een huis te kopen, en dat drijft de prijzen op. Om dat te veranderen, moeten we het privébezit van grond en huizen zwaarder belasten, schreef journalist Maaike Schoon afgelopen weekend in Vrij Nederland.
Zo bekeken biedt de Actieagenda Wonen geen oplossing voor de woningnood. Want de opstellers van het plan willen ook ruimere leningen voor starters, minder strenge regels voor banken die woningbouw financieren en subsidie voor betaalbare koopwoningen. Dat laatste levert weliswaar in eerste instantie betaalbare woningen op, maar doordat de vraag hoog blijft, zijn die huizen binnen de kortste keren weer net zo duur als de rest.
Een aantal politieke partijen is – anders dan Schoon schrijft – wel van plan iets te doen aan het hoge percentage koophuizen in Nederland. Er zijn zelfs al uitgebreide plannen voor gemaakt door ambtenaren van verschillende ministeries. Daarover later meer.
Koepelorganisatie van woningcorporaties Aedes organiseert overigens ook een verkiezingsdebat over het onderwerp, op 3 maart om 15.30 uur. Je kunt het live volgen via YouTube.
Om te lezen, kijken en luisteren
- Over de problematische gevolgen van huizenbezit gesproken: The Economist wijdde vorig jaar een heel themanummer aan het onderwerp. Daarin kun je onder andere lezen hoe huizen de belangrijkste investering ter wereld werden, en wat politici daaraan willen doen.
- Amsterdam wil zich na de coronacrisis ontwikkelen volgens de theorie van de donuteconomie van Kate Raworth. Voor dit artikel in Time Magazine keek journalist Ciara Nugent wat dat concreet betekent. Zo krijgt elk gebouw op het nieuwe Strandeiland bij IJburg een 'materialenpaspoort'. Dit maakt het mogelijk de materialen te hergebruiken als het gebouw weer wordt afgebroken. Een compleet beeld levert het stuk nog niet op, maar het is een interessante update.
- Vooral kleinere partijen krijgen regelmatig het verwijt dat ze identiteitspolitiek bedrijven en daarmee het politieke landschap onnodig ingewikkeld maken. Maar álle politiek is identiteitspolitiek, zegt collega Valentijn De Hingh in onze verkiezingspodcast Stemmen. Alleen wordt dat er bij partijen als de VVD niet bij gezegd, omdat zij de status quo vertegenwoordigen. Bovendien is identiteitspolitiek al ouder dan we denken: ten tijde van de verzuiling stemde juist bijna iedereen op de partij die hoorde bij de eigen groep.
- De verkiezingsprogramma's lijken verschillend als het om mobiliteit gaat. Maar eigenlijk willen alle politieke partijen maar één ding: meer mobiliteit, schrijft collega Thalia Verkade. Het zette me aan het denken, want ik hou erg van onderweg zijn. Niet met het vliegtuig gaan lukt me aardig, maar ik zit vaak en lang in de trein (vóór corona dan). Wat als we ook dat niet meer doen? Hoe verandert dan de betekenis van afstand, en van de plek waar we wonen?
Tot de volgende,
Josta