Deze partijen kiezen voor schonere en eerlijkere (kleding)productie
Een langere nieuwsbrief dan je normaal van mij gewend bent. Dit vanwege de verkiezingen die voor de deur staan. Afgelopen week heb ik me onder meer beziggehouden met het doorlezen van partijprogramma’s en het doorspitten van kamerstukken om een idee te krijgen waar partijen voor staan en of ze hier de afgelopen jaren ook naar gehandeld hebben.
Concreet heb ik gekeken naar twee dingen: het beleid van partijen rondom internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO), ofwel: aan welke milieu- en arbeidsnormen Nederlandse bedrijven die in het buitenland (laten) produceren, zich al dan niet verplicht moeten houden. Daarnaast heb ik gekeken naar plannen rondom de circulaire economie. Ofwel: een economie zonder afval. Kort gezegd komt dit neer op de vraag hoe duurzamer om te gaan met grondstoffen. Denk aan minder produceren, meer en beter recyclen, minder afval verbranden, spullen ontwerpen en maken die langer meegaan (door bijvoorbeeld geplande veroudering tegen te gaan en reparatie te stimuleren).
Het zijn onderwerpen die raken aan waar ik de afgelopen jaren over heb geschreven. En waar dus mogelijk (positieve) veranderingen kunnen plaatsvinden. Ik heb ze hieronder per punt op een rijtje gezet.
1) Verantwoordelijkheid van bedrijven rondom duurzame en eerlijke productie
In 2016 beval de Sociaal-Economische Raad (SER) de regering aan om met een aantal sectoren in Nederland met een groot risico op misstanden in hun toeleveringsketens, afspraken te maken rondom eerlijke en duurzame productie. Naast goud, mineralen en banken was de kleding- en textielsector er hier een van. Op 4 juli 2016 kwamen in een kleine, benauwde zaal in Nieuwspoort in Den Haag (ik was erbij) tientallen vertegenwoordigers van kledingbedrijven, ministers en medewerkers van maatschappelijke organisaties bijeen. Er werd gesproken van ‘een historisch moment’.
Nadat zo’n vijftig Nederlandse kledingbedrijven de afspraken binnen het convenant Duurzame Kleding en Textiel ondertekenden, stelde Lilianne Ploumen, destijds minister van Ontwikkelingssamenwerking en Handel: ‘Dankzij dit convenant zullen de arbeidsomstandigheden in textiellanden verbeteren en kunnen Nederlandse consumenten in heel veel winkels terecht voor ‘schone’ kleding.’
Dat die uitspraak wat hoogmoedig was, bleek in 2019, toen een tussentijdse, externe evaluatie uitwees dat de kledingarbeider vooralsnog niet zo veel aan het Nederlandse textielconvenant had.
Sigrid Kaag, de inmiddels verantwoordelijke minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, gaf aan te kijken naar aanvullende, dwingende maatregelen om bedrijven eerlijker en duurzamer te laten produceren indien de huidige aanpak niet de benodigde resultaten zou opleveren.
Inmiddels heeft de SER het kabinet geadviseerd om met wetgeving te komen. Brede due diligence -wetgeving, in combinatie met andere beleidsinstrumenten, zorgt volgens de SER voor een gelijk speelveld, omdat ook achterblijvende bedrijven worden verplicht om verantwoord te ondernemen.
Duitsland, dat sinds 2016 een soortgelijke convenantenaanpak als Nederland hanteerde, kwam afgelopen maand met het initiatief voor een wet om kinderarbeid, dwangarbeid en milieuvervuiling in productieketens uit te bannen.
Wetgeving omtrent dit onderwerp op Europees niveau is in de maak, maar tot die tijd is het volgens voorstanders goed als landen zelf met regelgeving komen.
Hoe denken politieke partijen hierover? In de verkiezingsprogramma’s van de dertien grootste partijen geven de PvdA, GroenLinks en de Partij voor de Dieren nadrukkelijk aan voorstander te zijn van wetgeving op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. D66 en SP hebben het vooral over internationale of Europese richtlijnen en regels, en indien nodig wetgeving.
De PvdA heeft eind december nog samen met ChristenUnie, GroenLinks en SP een initiatiefnota ingediend met voorstellen voor bindende afspraken over due diligence.
2) Duurzamer omgaan met grondstoffen
Dan het tweede onderwerp waar ik naar gekeken heb: zuiniger omgaan met grondstoffen. Waar bovenstaand beleid vooral gericht is op de wijze waarop onze kleren – of eigenlijk alle spullen die we kopen – geproduceerd worden, gaat het hierbij meer over de vraag hoe slimmer en duurzamer om te gaan met grondstoffen.
In het geval van kleding is dit hard nodig. Zo liet ik de afgelopen jaren in verschillende verhalen zien hoe kleding steeds meer is gaan lijken op een wegwerpproduct, en dat de omloopsnelheid van kopen en weggooien gigantisch is gegroeid, met als gevolg: een eindeloze stroom aan afgedankte kleren die vooralsnog niet hoogwaardig gerecycled kunnen worden. Een enorme verspilling van grondstoffen dus.
En dat geldt natuurlijk niet alleen voor kleren, maar ook voor (plastic) verpakkingen, onze telefoons, laptops, fietsen, auto’s, en ga zo maar door.
De verantwoordelijkheid hiervoor zou je bij het individu zelf kunnen leggen; iemand kiest er immers zelf voor om een nieuwe telefoon te kopen terwijl die misschien nog een goed werkend apparaat heeft. En iemand kiest er zelf voor om een paar sneakers te kopen terwijl diegene al drie paar in de kast heeft liggen.
Maar nog belangrijker is om te kijken naar het grotere plaatje. En dan zie je: spullen maken die snel weer ‘uit de mode’ zijn, binnen de kortste keren kapot gaan, moeilijk tot niet te repareren zijn of direct na gebruik waardeloos zijn (denk aan plastic verpakkingsmateriaal), is ook een verdienmodel. Als mensen alleen kleren zouden kopen omdat ze die echt nodig hadden, dan kochten Nederlanders niet alleen al in 2019 350 tot 700 miljoen kledingstukken.
Om iets te doen aan die wegwerpcultuur en het overmatige gebruik van grondstoffen kwam het kabinet-Rutte II in 2016 met een plan om de Nederlandse economie in 2050 circulair te maken; door onder andere minder grondstoffen en energie te verbruiken en minder afval te produceren. Hard nodig, want veel van de natuur- en milieuproblemen zijn in de kern te herleiden tot een verspillende omgang met grondstoffen.
Er staat dus nogal wat op het spel. Desondanks is inmiddels duidelijk dat Nederland de afgelopen jaren nog maar weinig is opgeschoten met het verwezenlijken van deze ambities, zo concludeerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) eind januari.
Het grondstoffengebruik is in Nederland niet afgenomen, en de hoeveelheid afval is alleen maar gegroeid, is te lezen in het rapport. Het PBL stelt ook dat, anders dan het klimaatbeleid, pogingen de economie meer circulair te maken weinig aandacht krijgen en dat er ook nauwelijks geld voor wordt uitgetrokken.
Eerst een revolutie aankondigen door te stellen dat de hele Nederlandse economie op de schop moet om in 2050 volledig circulair en afvalvrij te zijn, om een dag later te doen alsof er niks is gebeurd.
In het rapport wordt de huidige aanpak van het kabinet om verspilling van grondstoffen tegen te gaan dan ook gehekeld. Vrijwilligheid en vrijblijvendheid moeten plaatsmaken voor meer heffingen en normen en milieuschade moet in de prijzen worden verrekend.
Met name dat laatste is cruciaal. In de Brede maatschappelijke heroverweging ‘Naar een economie zonder afval’ worden een aantal concrete aanbevelingen gedaan om richting een circulaire economie te gaan. In dit rapport, dat al bijna een jaar ligt te verstoffen, constateren de auteurs dat ‘een van de belangrijkste knelpunten is dat milieuschade onvoldoende in de huidige prijzen is opgenomen’.
Het Centraal Planbureau liet in 2019 al aan de hand van drie afvalstromen – textiel, papier en plastic – zien dat er bij de recycling van alle drie de stromen nog veel milieuwinst te behalen valt, en dat het grootste obstakel is dat nieuwe grondstoffen goedkoper zijn dan gerecyclede. Zou je de ‘verborgen impact’ – ofwel de milieukosten – wel meerekenen dan ziet het plaatje er heel anders uit. Zo berekenden de onderzoekers dat een katoenen T-shirt van 100 procent nieuw materiaal zo’n 90 cent tot 2,50 euro duurder wordt dan nu het geval is.
En met het aantrekkelijker maken van gerecycled materiaal, stimuleer je ook weer innovatie op dit gebied.
Wat ons dit leert? Dat praten over circulariteit en het opstellen van ambities om naar een afvalvrije economie te bewegen, zonder het belangrijkste instrument daarvoor te benoemen – het beprijzen van de negatieve externe milieueffecten van grondstoffenwinning – is alsof je op een brandweerconferentie staat waar niemand over water mag praten. En dat is precies wat er de afgelopen jaren onder leiding van Rutte is gebeurd. En uitgaande van de verkiezingsprogramma’s van een heleboel partijen begint het nog steeds niet te dagen.
Allemaal willen we naar een circulair Nederland in 2050, maar enkel GroenLinks, de Partij voor de Dieren en de SP zijn voornemens het probleem bij de kern aan te pakken. Zo wil de Partij voor de Dieren middels ‘een prijsdifferentiatie bij grondstoffen’ zorgen dat ‘gerecyclede grondstoffen goedkoper zijn dan grondstoffen die voor het eerst gewonnen zijn’. Wil de SP ‘met regels en heffingen afdwingen dat producten langer meegaan en veel schoner worden gemaakt’. En wil GroenLinks dat ‘fabrikanten een grondstoffenbelasting gaan betalen’.
Samen met DENK waren dit dan ook de enige partijen die in 2017 voor een motie stemden om milieuschade te beprijzen.
Heb jij nog vragen?
Goed, tot zover deze nieuwsbrief over de verkiezingen. Zijn er dingen die jij nog graag wilt weten over de verkiezingen en raken aan deze thema’s? Dan hoor ik dat graag. En als je al een keuze hebt gemaakt, ben ik ook wel benieuwd op basis waarvan, mocht je dit willen delen.
Om mee af te sluiten wilde ik nog even wijzen op een online-event waar ik komende woensdag te gast ben: De Naaikrans, een studiebijeenkomst, een spa-ervaring en een naaikransje ineen, georganiseerd door de Feministische Handwerk Partij. Ik ga wat vertellen over het huidige modesysteem en of en hoe handwerken en repareren een antwoord kan zijn op een economie gebaseerd op verspilling, vervuiling en uitbuiting.
Fijne week gewenst,
Emy