De toekomst van ons voedsel: eten wat de pot schaft
Het Nederlandse voedselsysteem moet op de schop. En grondig ook. Onder aanvoering van Imke de Boer, Hoogleraar Dieren en Duurzame Voedselsystemen in Wageningen, heeft een team van veertien betrokken partijen een zeer ambitieus plan opgesteld. Het zit vol goede ideeën waar het nieuwe kabinet na de verkiezingen mee aan de slag kan.
Dat er iets moet gebeuren, dat staat vast. Door de manier waarop we nu voedsel produceren belasten we het milieu te zwaar. Wereldwijd is het voedselsysteem verantwoordelijk voor ongeveer een kwart* van de broeikasgassen die zorgen voor klimaatverandering. En het drukt een enorme stempel op het verlies van biodiversiteit. De tijd dringt.
Volgens Imke de Boer, Hoogleraar Dieren en Duurame Voedselsystemen aan de Wageningen Universiteit, moeten we vandaag nog beginnen met een radicale koerswijziging. ‘Willen we een gezonde aarde overdragen aan onze toekomstige generaties, dan moet er nu iets gebeuren’, is haar overtuiging.
Ze heeft daarvoor een plan geschreven. En omdat het gaat om een complexe transitie heeft ze daar samen met onderzoeker Evelien de Olde allerlei partijen bij betrokken. Het team van veertien deelnemers bestond uit boeren, vertegenwoordigers van milieu- en landbouworganisaties en wetenschappers, en daaromheen nog een grotere schil van maatschappelijke organisaties die zorgden voor steun en feedback.
De Boer en haar team hebben met hun plan Voedselvisie 2050 meegedaan aan een wereldwijde prijsvraag van de Rockefeller Foundation. Ze wonnen er 200.000 dollar mee. Misschien is het signaal dat dit een waardevol plan is nog wel veel belangrijker dan dat bedrag.
In het plan delen ze Nederland in in zes typen landschap (en de beheerders daarvan). Te weten:
- beheerders van onze akkerlanden
- steden en hun achterland
- beheerders van onze rivierlandschappen
- het kustgebied
- multifunctionele beschermde mariene gebieden
- gemeenschap van producenten
Tot in detail werkten ze uit hoe elk landschap eruit kan komen te zien, en wat de consequenties zijn op het gebied van de economie, technologie, milieu, gezondheid, cultuur en beleid. Ik zei het al, het gaat om een complexe transitie. Maar het is niet onmogelijk, en Nederland wordt er mooier en gezonder op. De grote vraag is: wie gaat het proces regisseren? Ik zou zeggen: politiek, doe er je voordeel mee.
Kunnen we allemaal een rol spelen in de oplossingen?
‘Dat is zeker zo. Je kunt iets meer plantaardig eten. En iets meer uit het seizoen. Kijk waar je lokale producten kunt kopen. Probeer zo min mogelijk voedsel weg te gooien, dus denk na hoe je boodschappen doet. En als je een keer allemaal restjes in je koelkast hebt, kijk eens of je daar een lekkere soep van kunt maken. Bezoek een boerderij, verdiep je daarin. Dan ga je automatisch duurzamer eten. Kijk eens of je een paar dagen in de week zonder vlees of zonder eieren een mooie maaltijd kunt maken.’
‘En natuurlijk willen we ook de boeren uitdagen. En grote spelers als Unilever of FrieslandCampina. Ik heb onze eigen rector uitgenodigd, kunnen we niet op de campus van de universiteit alle lunches standaard veganistisch en vegetarisch maken?! Dat is dan de makkelijke keuze. In Leiden doen ze het al. Dit zijn voorbeelden van het veranderen van de voedselomgeving. We weten dat het moeilijk is om gewoontes af te leren. Dus moet je de voedselomgeving veranderen. We moeten de plantaardige, lokale keus makkelijker en aantrekkelijker maken. Als je vergadert, serveer dat soort broodjes of soep. Doe het zo veel mogelijk op scholen en in andere openbare gebouwen.’
Wat betekent het dat jullie een prijs hebben gekregen van de Rockefeller Foundation?
‘Het is een erkenning voor het systeemdenken, onze poging om het voedselsysteem radicaal te veranderen. Meer dan 1.300 mensen hebben een voorstel ingediend, wij zijn bij de tien prijswinnaars geëindigd, en als enige uit Europa. Dat komt omdat we een holistische visie op verandering hebben. Dat is uniek. Je moet het hele systeem begrijpen en dat hebben we laten zien. Het gaat niet alleen over het produceren van voedsel, maar ook om anders consumeren en over economische incentives en wat je nodig hebt aan beleid. Alle elementen van het voedselsysteem hebben we erin verwerkt.’
Het moet anders. Kan het ook?
‘Wij denken dat het kan. Dat was ook een van de criteria van de Rockefeller Foundation. We hebben de voedselvisie gemaakt samen met mensen die met de voeten in de aarde staan. Boeren die in de praktijk al dingen doen die wij voorstaan. Er gebeurt in Nederland al een heleboel van wat wij in de voedselvisie hebben opgeschreven.’
En je moet al die geweldige initiatieven aan elkaar knopen tot een groot vitaal netwerk?
‘Dat is wat we hiermee willen bereiken. Het is een stip op de horizon. En we willen al die mensen die dingen doen die passen bij deze visie verbinden met elkaar. Zodat ze weer andere mensen inspireren. We willen de transitie van onderop vormgeven.’
Ik zag dat Annette Harberink meedoet, van Keizersrande bij Deventer. Mijn ontmoeting met haar vond ik een van de vrolijkste van de afgelopen jaren.
‘Zij is ook inspirerend. Zij laat haar koeien grazen langs de IJssel, daarmee houdt ze het gras kort zodat het water bij hoogwater gemakkelijk de uiterwaarden in kan lopen. Het mooie is dat zij door de provincie betaald wordt voor die dienst. Dat noem je een ecosysteemdienst. Wij praten over de boeren als de beheerders van ons land. Zij is daar een mooi voorbeeld van. Daarnaast maakt ze ook melk met haar koeien.’
Boeren zijn beheerders?
‘Boeren produceren niet alleen voedsel, maar beheren ons land voor allerhande functies die dat land ons biedt. Watermanagement, het behoud van biodiversiteit, het behoud van het landschap. Dat is waar we naartoe moeten in de toekomst. Maar dat betekent wel dat je de boeren ook moet waarderen voor die functies, voor wat ze voor de maatschappij doen. Het is een van de pijlers van onze visie op het voedselsysteem dat we de verbinding tussen de boer en de consument willen verbeteren. Door te laten zien hoeveel energie en liefde het kost om voedsel te produceren. En wat ze daarnaast nog allemaal voor dat landschap doen. Zodat mensen daarvoor willen betalen en zuiniger omgaan met hun voedsel. Als je ziet hoeveel moeite en energie het allemaal kost, denk je wel twee keer na voordat je een product over de datum laat gaan.’
Het hele systeem moet op de schop. En dat hebben jullie gedetailleerd uitgewerkt. Maar wat zijn de belangrijkste principes volgens welke lijn jullie denken?
‘Je moet leven binnen de draagkracht van de aarde. Dus je moet ook voedsel produceren en consumeren binnen de draagkracht van de planeet. Dat betekent dat je niet langer kunt produceren wat wij willen eten; wij moeten gaan eten wat de aarde ons kan bieden. Dat noemen we het ecologische plafond. Dat is een soort buitenrand waar we binnen moeten blijven. Een tweede belangrijk uitgangspunt is het sociale fundament, dat is een soort binnenring: je moet zo voedsel produceren dat je minimaal aan het sociale fundament voldoet. Het gaat om een eerlijk inkomen voor de boer, een eerlijke prijs voor het voedsel. Maar ook veilige werkomstandigheden. En een goed dierenwelzijn. Als je ervoor kiest om dieren te houden voor het produceren van je voedsel, dan moet je er ook voor zorgen dat het welzijn van die dieren in orde is.’
‘Tussen de buiten- en binnenring heb je wat wij noemen de veilige en eerlijke handelingsruimte voor voedselproductie. Daar moet de economie op gericht zijn. Dat wil zeggen dat we in onze economische gedachte het behoud van ons natuurlijk kapitaal zouden moeten waarderen, maar ook dat het geld kost wanneer je voedsel produceert met respect voor het dier en voor de mensen die er werken.’
In consumententermen: we moeten meer gaan betalen voor ons eten en snappen waarom?
‘Precies. We geven nu ongeveer 10 procent uit aan ons voedsel. Dat is laag als je ziet dat voedsel de basis is van ons bestaan. Het wordt waarschijnlijk iets duurder, alhoewel het ook niet ontzettend veel duurder hoeft te zijn. Ik kan het niet precies inschatten, maar wel een voorbeeld geven. Herenboeren Nederland heeft meegedaan met de ontwikkeling van onze visie. Bij die stichting gaan ze op zoek naar tweehonderd families, die leggen allemaal tweeduizend euro in. Daarmee starten ze een boerderij; ze huren een boer in, ze gaan in gesprek met elkaar en met de boer, en die boer gaat vervolgens specifiek voor die tweehonderd gezinnen produceren wat zij willen. Met 20 hectare kun je ongeveer 60 procent van het voedsel produceren voor die families. Het interessante is dat de Herenboer in Boxtel, waar het begonnen is, laat zien dat je onder de kostprijs van biologisch voedsel kunt produceren! Terwijl het toch op een biologische manier gebeurt. Dus het is doable. Dus het kan wel degelijk voor een eerlijke prijs maar het zal wel iets, niet veel, maar iets meer kosten dan nu het geval is.’
De crux is dat je toe moet naar een voedselsysteem dat niet door de economie wordt aangedreven, maar is ingebed in de natuur. Maar er wordt groot geld verdiend met voedsel. Daar ga je aan tornen, dat is iets fundamenteels.
‘Er was een discussie in het Pakhuis, en toen suggereerde Godelieve Spaas terecht dat je niet moet praten over verdienmodellen maar over bestaansmodellen. Zo zou je over die nieuwe economie moeten nadenken. Je moet een eerlijke prijs geven, maar je hoeft er niet per se veel geld mee te verdienen. We hebben dit uitgangspunt gebaseerd op de donuteconomie van Kate Raworth. We kunnen volgens haar niet oneindig blijven groeien binnen een eindige planeet.’
Op weg hiernaartoe passeerde ik FrieslandCampina, dat is een groot bedrijf, gevestigd op het terrein van Wageningen Universiteit. Unilever zit hier ook. Dat zijn machten die bestaan bij de gratie van geld verdienen aan voedselproductie. Hoe zie je dat dan?
‘Dit is een moeilijke vraag. In de voedselvisie spreken we over het installeren van een voedseldemocratie. Dat betekent dat dit soort grote organisaties niet alleen verantwoording hoeven af te leggen aan hun aandeelhouders, maar ook aan een groep burgers die een burgerraad vormen. Zo leggen zij verantwoording af aan de maatschappij om te komen tot een verandering van hun investeringen. Het verwerken van melk tot yoghurt en kaas zijn belangrijke processen. Ik zie niet in waarom je dat niet zou willen doen. Unilever kan goeie producten maken, maar moet wel als doel hebben om gezond en veilig en vers voedsel voor iedereen te maken. Door voedselburgerraden te installeren zou je zo’n organisatie misschien in een andere richting kunnen laten bewegen.’
‘Naast het ecologische plafond en het sociale fundament is de derde pijler dat we op zoek moeten naar manieren om de burger en de boer weer beter met elkaar te verbinden. Dat moet in het onderwijs, het kan ook door events te organiseren met topkoks. Ik sprak met Rudolf Brand van Circl in Amsterdam. Zou het niet mooi zijn om daar (als alles weer open is) een bijeenkomst te organiseren met burgers en boeren, waarin we over onze voedselvisie praten. Waarbij iedereen goed naar elkaar luistert. Hoe moeilijk is het om goed en veilig voedsel te produceren? Wat voor afwegingen maken consumenten? Om beter te begrijpen waarom de transitie nodig is. En vooral niet te polariseren. We dragen allemaal verantwoordelijkheid voor waar we nu zijn en iedereen is ook onderdeel van de oplossing.’
Jullie beschrijven zes landschappen in Nederland. Een is 'de beheerders van onze akkerlanden', met als voorbeeld Flevoland. Kun je een schets geven hoe dat eruitziet, hoe mooi het dan wordt?
‘We hebben Flevoland gekozen als een voorbeeld van een gebied waar veel vruchtbaar akkerland is. Nu zie je op de akkers grote velden met graan of mais. Vrij eentonig, steeds hetzelfde product. Dat is niet goed voor de biodiversiteit. Wat wij voor ons zien is dat er verschillende gewassen naast elkaar op eenzelfde veld worden geteeld, in rijen of in stroken. Zo krijg je een diversiteit van gewassen op het veld. Mengteelt noem je dat. En daarnaast worden die velden omgeven door akkerranden die insecten aantrekken.’
‘Dit is gebaseerd op onderzoek. Als je gewassen door elkaar teelt, gebruik je de nutriënten in het water en de bodem effectiever. Dus de stikstof en fosfor. Omdat die gewassen verschillende wortelstelsels hebben en op een verschillend moment groeien.’
‘Bovendien, en dat is een belangrijk punt, je verlaagt de druk op ziekte en plagen. Wij vinden dat je geen pesticiden meer moet gebruiken. Die schaden het bodemleven, en daarmee het vermogen om nutriënten op te nemen. Met monoculturen krijg je makkelijker te maken met ziekten en plagen. Akkerranden en houtwallen gaan dat ook tegen. Die trekken insecten aan, roofinsecten die de plaaginsecten op het veld kunnen opeten.’
Waarom doen we het niet zo?
‘Als er veel arbeid beschikbaar is gebeurt het wel, zoals in Aziatische landen. En in Nederlandse moestuinen. Maar dat is precies het punt, het kost veel arbeid. Onze landbouw is gemechaniseerd om arbeid te besparen en onze machines zijn in de loop der jaren zodanig ontwikkeld dat ze dat soort mengteelt niet aankunnen. Die kunnen daar niet zaaien, wieden en oogsten. Daarom hebben wij in onze opzet robots getekend. We moeten op zoek naar nieuwe robottechnologie die bij mengteelt kan zaaien, wieden en oogsten.’
‘Verder hebben we alleen maar gewassen getekend die eetbaar zijn voor de mens. We zeggen: vruchtbaar akkerland moet je niet gebruiken voor veevoer. Dat is ineffectief. Dieren zetten granen ineffectief om, tijdens het omzettingsproces verlies je warmte. Nu gebruiken we wereldwijd 40 procent van ons akkerland voor het produceren van veevoer. Ook in Nederland doen we dat trouwens, en dat is niet effectief. Dus wij willen op die landen alleen maar producten laten telen zoals aardappels, uien, spelt, lupine, haver, dat soort producten. Misschien ook quinoa in de toekomst. Alles wat de mens rechtstreeks zou kunnen eten. In een ruime vruchtwisseling, wat een gevarieerd beeld oplevert.’
De tegenstander hier is de vleesproductie. Dit kan alleen rendabel worden als wij ophouden met vlees eten.
‘Ophouden is niet per se nodig. Maar, zoals ik in het begin al zei, we kunnen niet langer produceren wat we willen eten (veel vlees en andere dierlijke producten), maar we moeten gaan consumeren wat de aarde ons te bieden heeft. Dit betekent meer plantaardig eten dan we nu doen. We zien overigens nog wel een rol voor de veehouderij in een circulair voedselsysteem, want als je plantaardige producten produceert als graan, dan producer je ook stro, dat kunnen wij als mensen niet opeten. Als je brood maakt, produceer je ook maalderijproducten, tarwerestjes, voermeel, dat soort bijproducten. Die kun je heel goed teruggeven aan bijvoorbeeld kippen of varkens. Alleen, de omvang van de veestapel wordt bepaald door de hoeveelheid reststromen die je beschikbaar hebt en door de hoeveelheid grasland die je wilt gebruiken voor het voedselsysteem. Gras kunnen we ook niet automatisch omzetten in voedsel. In het onderzoek geven we aan dat je grofweg een derde van je eiwitten uit dierlijke producten kunt eten, en twee derde plantaardig. En produceer dan ook met respect voor het dier. Zorg dat het dierenwelzijn op orde is. En realiseer je dat het een waardevol onderdeel is van je dieet.’
‘Er wordt mij weleens verweten dat ik vind dat dieren onderdeel moeten zijn van het voedselsysteem. Vanuit ecologisch perspectief kun je zeggen dat dieren reststromen en gras nuttig verwerken en op die manier nutriënten in het voedselsysteem brengen bij het produceren van een belangrijk product. Maar er is ook een ethisch argument. Je kunt vinden dat je geen dieren zou mogen houden of doden voor het produceren van voedsel. Dat vind ik ook een legitiem argument. Dus we kiezen in onze voedselvisie voor 30 tot 70 procent omdat we voorzien dat meer mensen dat argument gaan onderschrijven.
Jullie gaan niet zo ver mee in dat argument dat je zegt: we stoppen er helemaal mee?
‘We geven aan dat er twee oplossingsrichtingen zijn. Mensen maken daar hun eigen individuele afweging in. Er zijn mensen die beweren dat het vanuit ecologisch perspectief niet mogelijk is, maar daar ben ik het mee oneens. Vanuit ecologisch perspectief zou een klein beetje dierlijk product prima kunnen.’
Hoe dan ook, voor de boeren zal alles wel veel kleinschaliger moeten worden?
‘Dat is een interessante vraag. Als je mengteelten toepast, met rototechnologie en akkerranden, kan zo’n bedrijf best net zo groot zijn als het nu is. Ik denk dat dat kan. Ik denk niet dat we automatisch terug moeten naar vroeger, en naar kleinschaligheid. Het gaat om principes zoals het stoppen met pesticiden, omdat je de bodemvruchtbaarheid optimaal wilt houden. De bodem is de basis van biomassa, biomassa is de basis van ons bestaan. Dat hoeft niet per se op een boerenbedrijf van 1 hectare, nee, waarom?’
En je kan heel Nederland blijven voeden?
‘Een van onze jonge onderzoekers is op dit moment aan het uitrekenen hoeveel land je nodig hebt om Nederland te kunnen voeden. Waarbij we een klein beetje import toestaan. Ik zeg niet dat Nederland een volledig gesloten voedselsysteem moet zijn. Dat lijkt me ook onlogisch, want bijvoorbeeld producten als citrusvruchten, koffie, thee, bananen, noem maar op, kun je in andere delen van de wereld veel beter produceren. Die moeten we blijven importeren. Wat we wel zeggen: koop dan het koffieproduct. Nu kopen we de bonen en verwerken we die hier, wij voegen de waarde toe. Laat de landen die koffie produceren ook het koffieproduct maken, en de toegevoegde waarde in hun eigen economie investeren. Kopen wij fairtradekoffie.’
‘Net zo goed zullen wij wel een zuivelland blijven. Want Noordwest-Europa is een redelijk goede omgeving voor grasland. Nu is het nog zo dat driekwart van het landgebruik dat gekoppeld is aan wat wij eten buiten Nederland ligt. En dat is te dol. Er was een duidelijk voorbeeld in coronatijd. Wij produceren veel aardappelen, en toch importeren we in het voorjaar de eerste nieuwe aardappelen uit Israël. Onze aardappelen van de winter daarvoor liggen in onze schuren. Dat zou niet meer moeten. Wat we kunnen produceren zouden we ook moeten consumeren. En waarschijnlijk produceren we iets meer zuivel dan we zelf kunnen consumeren, dus daarvan kun je best wat exporteren. Net zoals we ook koffie importeren.’
Naast multifunctionele mariene gebieden, het kustgebied en de rivieren gaat het over de steden en hun achterland. Hoe werkt het daar?
’In de stad wonen veel mensen die allemaal gevoed moeten worden. En die kunnen niet allemaal bij de boer langs. Dus er komt een heleboel voedsel de stad in; daar zitten nutriënten in, die de stad ook weer uit moeten. De nutriënten in voedselafval en onze uitwerpselen moeten voor een deel terug naar het achterland. Bijvoorbeeld de akkerlanden in Flevoland.’
Ik zie een circulair proces van stront.
‘Ik denk dat je in de stad wel degelijk een beetje voedsel kunt produceren, maar er is te weinig ruimte. We praten wel over een verbinding van de stad met het omliggende achterland, en hier hebben we bijvoorbeeld het veenweidegebied gekozen rond Amsterdam. Daar kunnen mensen ook recreëren. Als ze dan langs boerderijwinkels komen, kunnen ze iets meenemen. Dat hoeft niet per se in alle producten te zijn. De supermarkten blijven een belangrijke rol spelen, maar er zijn ook nieuwe platforms die boeren linken met consumenten via voedselboxen. Dus misschien wordt de rol van de supermarkten wel minder belangrijk.’
‘Natuurlijk moet je streven naar zo min mogelijk voedselafval, als je dat kunt terugdringen is dat het beste voor alle aspecten van duurzaamheid. Maar als er onvermijdbaar voedselafval is, dan zou je dat dus terug kunnen geven aan dieren. Varkens kunnen prima eten wat wij niet willen eten.’
Dieren kunnen op die manier een rol hebben in het landschap van de stad?
‘In de buurt van de stad, ja. In het veenweidegebied beheren koeien of andere grazers het landschap. Als je dat ziet, wanneer je wandelt of fietst, ga je ook voelen wat de boeren doen in zo’n gebied. En wat ze bijdragen aan de biodiversiteit.’
Gek hè, anders dan bij Flevoland heb ik moeite om het me voor te stellen. Bij Herenboeren gaat het om tweehonderd gezinnen. Het gaat om zo veel mensen, ik zie het nog niet voor me bij een stad als Amsterdam.
‘Herenboeren is maar een concept. Je hebt veel verschillende oplossingen. In een straal van ongeveer 10 tot 12 kilometer rondom Amsterdam wordt een miljoen liter melk geproduceerd. Dat weten veel mensen niet. Het is toch doodzonde als de Amsterdammers niet die melk zouden drinken? Ik geloof niet in één oplossing. Ik geloof echt in de diversiteit aan oplossingen. Dus ook in het ontwikkelen van vleesvervangers bijvoorbeeld.’
De supermarkten vormen hier een economische factor van belang, lijkt me. Hebben jullie die ook betrokken bij het plan?
‘We hebben met veertien mensen het plan bedacht, in die groep zaten boeren, sociale wetenschappers, natuurwetenschappers, mensen van milieuorganisaties. We hebben vervolgens steun gevraagd aan vijfentwintig organisaties. En daar zat ook een supermarktketen bij. Het doel is nu om meer mensen te betrekken en te informeren. In de coronacrisis zag je veel initiatieven ontstaan om boeren direct met burgers te verbinden buiten de supermarkt om. Als supermarkten er in de toekomst niet voor gaan zorgen dat ze lokale producten in hun winkel hebben liggen gaan andere initiatieven ontstaan die dat wel creëren. Het is belangrijk dat ze daarin meedenken.’
Dit soort veranderingen komt van onderop. Als burgers ander gedrag vertonen gaan we mee, de supermarkten, de politiek?
‘Ja daar geloof ik in. Ik geloof er niet in dat één iemand van bovenaf even kan zeggen: dit gaan we doen. We zullen het allemaal met elkaar moeten gaan doen. Dat maakt het ook moeilijk, want er is niemand die de regisseur is van zo’n proces. We verzamelen mensen die een voorbeeld zijn en die verbinden we met elkaar tot een soort beweging.’
Jullie werken de consequenties uit op verschillende niveaus, zoals gezondheid. Ook daar levert het winst op.
‘Het is inderdaad niet alleen gezond voor de aarde, maar ook gezond voor ons. Een meer plantaardig en gevarieerd dieet, met minder bewerkt voedsel en minder lege calorieën, is gezonder voor onszelf. We koppelen gezondheid aan een gezonde bodem. Wat de bodem in gaat komt uiteindelijk ook in jou terecht.’
Dat moeten we leren? Er zijn tot in het onderwijs al veel pogingen ondernomen om daarover te leren nadenken.
‘Daarom staat de voedselomgeving zo prominent in onze visie. De literatuur laat zien dat het moeilijk is om je gedrag te veranderen. Het moet makkelijker worden gemaakt om de gezonde duurzame keuze te maken.’
En dan is er nog de politiek, interessant in de aanloop naar de verkiezingen.
‘Minister Schouten ondersteunt zo’n soort verandering. Zij heeft ons gevraagd wat het betekent voor de politiek. Ze wil dat meegeven aan haar opvolger.’
Terwijl we net constateerden dat het van onderop komt. De politiek is niet de regisseur die je nodig hebt.
‘Toch zijn er dingen die de politiek kan doen. Iedereen is onderdeel van de oplossing, dus de politiek ook. Bijvoorbeeld, stel nou eens vast wat de integrale milieugebruiksruimte is. Hoeveel land en water mogen we gebruiken voor het produceren van voedsel. Hoeveel emissies kunnen we toestaan. Dat moet eigenlijk op Europees niveau. Denk ook na over het sociale fundament. Neem dierenrechten op in de grondwet. Dat is gedurfd, maar we zijn ervan overtuigd dat als je ervoor kiest om dieren te houden, dan moet het met een goed dierenwelzijn. Daar kun je eisen aan stellen. Daarnaast kun je het consumeren van groente en fruit makkelijker maken. Een lager btw-tarief voor groente en fruit. Bied groente en fruit gratis aan op scholen. Stimuleer dat openbare gebouwen de vegetarische, veganistische keuze als default beschikbaar stellen. Reclame voor cola en chips zou je moeten verbieden. Zeker voor kinderen.’
Een van de leden van De Correspondent mist een Europees perspectief in jullie plan.
‘De Rockefeller Foundation vroeg om een plan te schrijven voor een gebied kleiner dan 100 vierkante kilometer. Het is inderdaad een goeie vraag want je zou dit eigenlijk moeten opschalen naar Europa. Ik heb ook al twee keer gesproken met mensen van de Europese Unie die geïnteresseerd zijn in deze ideeën. Je moet het uitwerken voor andere gebieden in Europa.’
Mag ik tot slot nog een persoonlijke vraag stellen? Heb jij een stemadvies voor ons?
‘Ik heb niet gekeken exact welke linkse partijen het meest voldoen aan de verschillende politieke adviezen die wij hebben gegeven.’
Want bij rechts hoef je niet eens te kijken?
‘Dat is niet wat ik zeg, maar ik denk wel dat veel linkse partijen, maar ook de ChristenUnie, GroenLinks, D66, Partij voor de Dieren, een aantal van deze elementen in hun programma hebben staan. Er wordt weleens gezegd, door andere partijen, we doen het al heel goed in Nederland. Daarover kun je discussiëren. We hebben een behoorlijk hoge veebezetting. We hebben de hoogste ammoniak-emissie per hectare van Europa. Dat leidt effectief tot verlies van biodiversiteit in natuurgebieden. Door de hele stikstofcrisis is wel duidelijk dat er iets aan de hand is.’
Je vindt nergens een integrale visie.
‘Je vindt overal beetjes. Het holistische element zie je in de politiek nog niet terug. Politiek is in zichzelf al complex. Mensen hebben vaak kennis van een bepaald domein, terwijl je een overkoepelende visie nodig hebt. We hebben geschreven dat je naar een minister van voedsel en gezondheid toe moet. Minister Schouten antwoordde dat we naar een minister van voedsel, gezondheid én ruimtelijke ordening toe moeten! Het feit dat het integraliteit behoeft wordt wel onderkend in politiek Den Haag, in ieder geval door haar, en dat vind ik alweer een stap vooruit. Ministeries zouden beter met elkaar kunnen samenwerken om naar oplossingen te zoeken.’
Hoe zit jij trouwens zelf hier bij de Wageningen Universiteit? Neem je een geïsoleerde positie in, of wordt je visie gedeeld?
‘Er zijn heel wat groepen binnen Wageningen die een systeemblik hebben op het voedsel, ieder vanuit zijn eigen vertrekpunt. Ik kom zelf uit Dier, zo heb je ook van Plant groepen die zich ermee bezighouden en ook bij de sociale wetenschappen. Ik mag wel zeggen dat die groepen elkaar goed opzoeken en ondersteunen en ook kritisch bevragen waardoor de blik beter wordt.’
De universiteit heeft in het verleden nog weleens een rol gespeeld in de schaalvergroting.
‘Schaal is niet per se een leidende factor. Je kunt verschillende oplossingsrichtingen zoeken en ik denk dat veel mensen binnen de universiteit werken aan een van deze elementen van de visie. De een denkt dat iets technologisch zou moeten zijn, de ander meer natuurgedreven. Zelf denk ik dat als je werkt vanuit de draagkracht van de aarde, de verbinding tussen boer en burger, een eerlijke prijs en dat soort elementen, dat er een grote diversiteit aan oplossingen in deze visie past.’